Wanneer werd het Centre for Life History and Life-Writing Research opgericht, en waar houdt het centrum zich mee bezig?
‘Max Saunders en ik hebben het centrum in 2007 opgericht. Het brengt wetenschappers samen die zich bezighouden met het bestuderen van teksten op het gebied van life writing: memoires, brieven, autobiografieën, maar ook biografieën, dagboeken, casestudies en alle andere teksten over mensenlevens. Verder richten we ons op het bestuderen van geschilderde portretten en poëzie. De wetenschappers die aan het centrum zijn verbonden, of er mee samenwerken, komen uit uiteenlopende disciplines, zoals de Amerikanistiek, muziek, literatuurwetenschap, medicijnen en geschiedenis. We zetten projecten op met instellingen als het Menzies Centre for Australian Sudies, en met onderzoeksgroepen als Queer@Kings, het Centre for Late Antique & Medieval Studies en het Cultural & Creative Industries programma. We organiseren dagconferenties met musea als bijvoorbeeld de National Portrait Gallery in Londen, met de Royal Society en met medische onderzoeksinstituten als Wellcome. Wat al die instellingen en mensen verbindt is een belangstelling in de theorie, geschiedenis en de praktijk van life writing.’
In Nederland kennen we vooral populaire Britse biografen als Richard Holmes, Claire Tomalin, Jenny Uglow, Hermione Lee en Michael Holroyd, die over het algemeen traditionele, literaire biografieën schrijven. Hoe kijkt u tegen deze vorm aan?
‘Op Parnassus is plaats genoeg voor iedereen. Er worden schitterende boeken gepubliceerd op het gebied van de populaire biografie. Er verschijnen ook minder geslaagde biografieën van wetenschappers die zich alleen op de droge feiten richten en het verhalende aspect uit het oog verliezen. Het gaat hier niet om een simpele tegenstelling tussen academisch en populair. De meeste professionele biografen schrijven fantastische boeken.
Ikzelf houd het meest van biografieën die zowel over iemands leven gaan als over de problemen die de biograaf zelf moest overwinnen bij het schrijven van het boek. Graham McCanns biografie van Marilyn Monroe is daarvan een mooi voorbeeld, net als Janet Malcolms The Silent Woman. Sylvia Plath & Ted Hughes.
En wat autobiografieën betreft - ah well. Ik heb letterlijk jaren gewijd aan het lezen van de verhalen die andere mensen over hun leven hebben geschreven en daardoor heel wat minder tijd besteed aan mijn eigen schrijven dan ik had gewild. Kort geleden heb ik de autobiografie van Benjamin Franklin gelezen. Daarin zegt hij: “Wat het dichtst bij het herleven van je eigen leven komt, is de herinnering aan je leven, en om die herinnering zo duurzaam mogelijk te maken, moet je die opschrijven.” Maar wat betekent dat? Wat mij intrigeert is de geschiedenis van het herinneren - de wijze waarop oude mensen zich hun jeugd weer heel levendig gaan herinneren of hoe jeugdherinneringen in een ander licht komen te staan naarmate je ouder wordt; hoe je ervaringen zich eerst aanpassen aan het culturele geheugen en dan aan de geschiedschrijving. En het allerinteressantste: hoe een ervaring op het moment dat die beleefd en beschreven werd authentiek leek, maar na verloop van tijd volkomen vreemd wordt.’