Biografie Bulletin. Jaargang 20
(2010)– [tijdschrift] Biografie Bulletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 44]
| |||||||
Het klapwieken van de gefnuikte arend
| |||||||
Een nieuwe biografieVan Bilderdijk bestaan twee biografieën | |||||||
[pagina 45]
| |||||||
van betekenis. De eerste was die van zijn leerling Isaäc da Costa uit 1859: De mensch en de dichter Willem Bilderdijk, eene bijdrage tot de kennis van zijn leven, karakter en schriften. De toon verraadt dat dit boek het werk is van Bilderdijks grootste bewonderaar, maar het bevat veel feiten en anekdoten. In 1891 publiceerde de neerlandicus R.A. Kollewijn: Bilderdijk, zijn leven en zijn werken, een kritische biografie in twee delen, die als informatiebron nog steeds onmisbaar is. Allard Pierson verweet Kollewijn echter dat hij geen psychologisch portret had neergezet. De biograaf was het slechts om de waarheid en objectiviteit te doen geweest. Pierson was van mening dat Kollewijn te weinig een verhaal vertelde.Ga naar eind2 Sinds het verschijnen van deze biografie is veel nieuwe informatie beschikbaar gekomen: de tot dusver uitgegeven correspondentie,Ga naar eind3 Hogere sferen (1998) van Joris van Eijnatten, een omvangrijke studie over Bilderdijks ideeënwereld, en de volledige bibliografie, samengesteld door Lesley Monfils.Ga naar eind4 Ook het sinds 1984 uitgegeven mededelingenblad Het Bilderdijk-Museum is een belangrijke bron, net als de rijke collectie brieven, handschriften en persoonlijke voorwerpen van het Bilderdijk Museum te Amsterdam. Onze biografie in wording, De gefnuikte arend. Het leven van Willem Bilderdijk, krijgt een andere vorm dan zijn negentiende-eeuwse voorganger. Kollewijn schreef een wetenschappelijk-historisch werk, gericht op de presentatie van feiten, waarin een uitgesproken visie ontbreekt. Wij streven meer naar een artistiek-wetenschappelijke biografie.Ga naar eind5 In Nederland wordt dat genre nog relatief weinig beoefend. De meeste levensbeschrijvingen richten zich vooral op objectiviteit en volledigheid. De omvang van de meeste biografieën en het vaak op het omslag prijkende predicaat ‘Dé biografie’ bevestigen dat. In het Angelsaksische taalgebied bestaan wel veel niet naar volledigheid strevende, maar een verhaal vertellende en een duidelijke visie presenterende artistiek-wetenschappelijke biografieën. Een goed voorbeeld daarvan is het in 2001 verschenen werk Rimbaud van de Britse biograaf Graham Robb, dat lovend werd ontvangen. Hoewel er al verscheidene andere biografieën bestonden van deze Franse dichter, schreef Robb een boek dat niet bedoeld was om alle levensfeiten te presenteren, maar om een verhaal te vertellen, geconstrueerd vanuit een vooraf gekozen standpunt. In onze Bilderdijkbiografie willen we eveneens een verhaal vertellen. Het is de geschiedenis van een groot man, die er als gevolg van zijn karakter en reactionaire standpunten niet in slaagde tot volle wasdom te komen, in tegenstelling tot Goethe. Waar deze laatste reeds vroeg het geloof achter zich liet, ontwikkelde Bilderdijk zich naarmate zijn leven vorderde als een steeds fellere orthodoxe protestant en als een cultuurcriticus die de geest der eeuw genadeloos geselde. Voor ons is de rode draad het voortdurende conflict tussen Bilderdijk en de rest van de wereld. Daarnaast willen we aandacht besteden aan de maatschappelijke achtergronden. Er bestaat vermoedelijk geen andere schrijver wiens leven zo verankerd was in het politieke, religieuze en culturele leven van zijn tijd. Nederland was een land in beweging. Vanaf de tweede helft van de achttiende eeuw tot het midden van de negentiende eeuw volgden diverse omwentelingen elkaar op. In de jaren tachtig | |||||||
[pagina 46]
| |||||||
van de achttiende eeuw werd de strijd gevoerd tussen patriotten en prinsgezinden, waarin Bilderdijk als advocaat en orangist een actieve rol speelde. Daarna werd de macht ten gunste van Oranje tijdelijk hersteld. In 1795 vielen de Fransen ons land binnen, in 1806 werd Nederland een koninkrijk onder Lodewijk Napoleon, om in 1810 te worden ingelijfd bij Frankrijk. In 1813 keerde Oranje terug in Nederland in de persoon van Willem i, die koning werd. België werd onderdeel van zijn koninkrijk. Toen Bilderdijk in 1831 stierf, was de Tiendaagse Veldtocht tegen de Belgen nog maar net ten einde. Bilderdijk leefde dus in een politiek beladen tijd en drukte mede zijn stempel op de gebeurtenissen. Door op de dichter te concentreren kan tegelijkertijd een beeld worden geschetst van culturele en maatschappelijke context. Bilderdijk leefde in een periode waarin het literaire leven zich grotendeels in de boezem van de letterkundige genootschappen afspeelde. Het christelijk geloof was alomtegenwoordig. Vervoer vond nog plaats per trekschuit en diligence. Armoede, bedeling en kindersterfte waren aan de orde van de dag. Omdat er over Bilderdijk zeer veel brieven en getuigenissen beschikbaar zijn, kan ook een persoonlijk portret van hem worden geschetst, bijna van dag tot dag. Wat at de grote dichter? Hoe ging een verhuizing in zijn werk? Hoe ging hij om met zijn vrouw en kinderen? En hoe zagen tijdgenoten hem? Velen waren gefascineerd door het bijzondere uiterlijk van de dichter, dat hij zelf cultiveerde. Hij zag eruit als een wandelend anachronisme. Jan Wap was in 1822 op weg naar school, toen hij Bilderdijk door Leiden zag lopen, steunend op een stok: een ‘strompelend-voortstappenden grijsaard, met driekanten of punthoed, een gekleeden, of staatsierok, een korte broek, lang vest, alles deftig zwart, en met strikschoenen aan de voeten’, leunend op de schouder van zijn zoontje Lodewijk Willem.Ga naar eind6 In een epiloog zal ten slotte worden stilgestaan bij het ‘naleven’ van de dichter. Hoewel in 1831 bijna niemand hem de laatste eer kwam bewijzen, wist Bilderdijk de gemoederen - zelfs over het graf heen - nog lange tijd bezig te houden. Er werden herdenkingen georganiseerd en gedenkstenen onthuld. Door de Tachtigers werd hij aanvankelijk verguisd, maar Willem Kloos publiceerde in 1906 als blijk van erkenning een bloemlezing uit diens gedichten. Bilderdijk bleef onderwerp van discussie. In protestantse kringen werd hij geëerd als de voorman van het Réveil: een religieuzeWillem Bilderdijk (1756-1831)
| |||||||
[pagina 47]
| |||||||
groepering die de confrontatie aanging met de Verlichtingsgeest van de negentiende eeuw. Sommigen weigerden de ogen te openen voor de gebreken die aan hem kleefden. Toen Boudewijn Büch in 1981 een lezing hield over Bilderdijks drugsgebruik (hij was opiumverslaafd), weigerde de helft van het publiek te applaudisseren.Ga naar eind7 Ook van wetenschappelijke zijde bleef er onophoudelijk belangstelling bestaan, wat resulteerde in een stroom van boeken en artikelen. | |||||||
Bilderdijks leven in vogelvluchtOm de spanning tussen Bilderdijk en de rest van de wereld, die wij als leidraad voor onze biografie nemen, te illustreren, volgt hier een beknopte levensloop. ‘Het leven is mij, van zoo lang mij heugt, pijnlijk, lastig, en ledig gevallen [...] Ik heb altijd lichamelijk, zedelijk en verstandelijk veel geleden, en hierop koomt alles neêr.’Ga naar eind8 Bilderdijk blikte terug op een problematische jeugd. Reeds als kleuter oefende zijn vader grote druk op hem uit om zich te ontwikkelen. Dat hij al in zijn vroegste jeugd het Latijn beheerste, zal overdreven zijn, zeker is dat hij als een wonderkind mag worden beschouwd. Zijn overmatige geestelijke inspanning leidde echter al vroeg tot lichamelijke klachten, die hem de rest van zijn leven zouden vergezellen. In 1807 schreef hij ‘dat reeds op mijn derdhalf jaren, geen avond my overviel, dan verzeld van duizelingen en gonzingen in het hoofd, uitwerksels van vermoeinis en uitgeputheid; dat geen nacht, toen reeds, my gerusten slaap veroorloofde of eene verkwikkelijke ontwaking bereidde’.Ga naar eind9 Daar komt nog bij dat toen Bilderdijk zes jaar was, een buurjongetje op zijn linkervoet ging staan. Een verkeerde medische behandeling leidde ertoe dat hij de rest van zijn jeugd vooral binnenshuis moest doorbrengen. Hierdoor mag zijn eruditie dan geweldig zijn toegenomen, zijn sociale intelligentie bleef onderontwikkeld. Het schrijven was hem intussen een tweede natuur geworden. Een prijsvers over de invloed van de dichtkunst op het staatsbestuur leverde hem in 1776 de gouden erepenning op van het Leidse dichtgenootschap Kunst wordt door arbeid verkreegen. Andere literaire successen volgden. Bilderdijk genoot van de erkenning van zijn talent, maar zag zich als twintigjarige veroordeeld tot een baantje als boekhouder op zijn vaders kantoor. Pas in 1780 mocht hij rechten gaan studeren in Leiden. Zijn contacten aldaar kwamen hem goed van pas. Hier ondervond hij waardering, zowel van professoren als studenten. Waar de meesten van zijn studiegenoten de partij der patriotten waren toegedaan, had Bilderdijk de kant van Oranje gekozen. Het heeft de vriendschap met J.H. van der Palm en Rhijnvis Feith niet in de weg gestaan. Klachten over zijn broos gestel begonnen in zijn brieven op te duiken. In 1781 schreef de jonge hypochonder aan Feith: ‘A propos, alles toont mij, dat ik een ernstige ziekte onder de leden heb, wellicht zal zij mijn laatste zijn. God dank, als ik mijn eindpaal zie!’Ga naar eind10 Na de voltooiing van zijn studie in 1782 werd hij advocaat in Den Haag. Daar ontwikkelde hij zich tot een begenadigd pleitbezorger met een drukke praktijk. In deze woelige tijden verdedigde hij de prinsgezinden, zoals de legendarische Rotterdamse volksvrouw Kaat Mossel. Van zijn licht ontvlambaar gemoed getuigde reeds de erotische dichtbundel Mijn Verlustiging | |||||||
[pagina 48]
| |||||||
(1781), waarin hij onder meer schreef over het ‘Zinken in koesterende armen, bij 't plukken der maagdlijke roozen’.Ga naar eind11 Of hij uit eigen ervaring sprak, weten we niet. Een vrijmoedige jeugdige schone, Catharina Rebecca Woesthoven, zocht toenadering tot hem. Bilderdijk liet zich meeslepen door zijn hartstocht; hij legde nachtelijke bezoeken bij haar af die resulteerden in een voortijdig gesloten huwelijk in 1785. Het was een verbintenis die zij beiden bitter zouden betreuren, omdat de aantrekkelijke, maar ambitieuze en soms koppige vrouw niet paste bij haar prikkelbare, zwaarmoedige en ziekelijke man. Bilderdijk stond stadhouder Willem v trouw terzijde. Toen in 1787 de koning van Pruisen de macht voor zijn in het nauw gedreven zwager kwam herstellen, werd Bilderdijk als adviseur aan de binnenvallende legermacht toegevoegd. De patriotten vluchtten massaal het land uit. Nu begon Bilderdijk de overgebleven patriotten te verdedigen. Intussen deden zich steeds meer huiselijke problemen voor. De slechte relatie met zijn echtgenote en het vroegtijdig sterven van drie van hun vijf kinderen berokkende hem veel leed. Zijn gezondheid wankelde. Hoewel de advocatenpraktijk floreerde, stapelden de schulden zich op, omdat Bilderdijk volstrekt niet met geld kon omgaan. Toen de Fransen in 1795 over de bevroren rivieren het land binnenvielen, eisten zij van alle advocaten een eed op de rechten van de mens en de burger. Bilderdijk weigerde met een vlammend rekest, waardoor hij het land moest verlaten. Hij nam afscheid van zijn vrouw, zijn kinderen en zijn schuldeisers en vertrok naar Duitsland. Na een kort bezoek aan Engeland keerde hij weer naar Duitsland terug, om in december 1795 andermaal naar Engeland te vertrekken. Met de grootst mogelijke moeite wist hij als docent in uiteenlopende vakken in zijn onderhoud te voorzien. Een van zijn leerlingen was de negentienjarige Katharina Wilhelmina Schweickhardt, dochter van een Haagse schilder. Hij onderrichtte haar in het Italiaans. Bilderdijk stond al spoedig in vuur en vlam en zijn liefde werd beantwoord. De toegang tot huize Schweickhardt werd hem ontzegd, maar het mocht niet baten. In 1797 vertrokken de twee geliefden naar Duitsland, terwijl Bilderdijk nog getrouwd was. Wilhelmina zou de zon in zijn verduisterd leven worden. Van samenwonen kon vooralsnog geen sprake zijn. Bilderdijk verbleef in Brunswijk, Wilhelmina in Hildesheim, acht uur gaans van haar minnaar verwijderd. Door de week schraapte hij geld bijeen door het geven van een ongehoord aantal privaatlessen. Op zondag kon hij haar te paard gaan bezoeken. Hun eerste kind werd in 1798 geboren. Er zouden in Duitsland nog vier kinderen volgen, waarvan er maar één in leven bleef. Inmiddels was Wilhelmina, die vaak aan vertwijfeling ten prooi viel, verhuisd naar Peine, dat vier uur van Brunswijk lag. Een hongerige en koortsige Bilderdijk strompelde bij nacht en ontij door de modder en sneeuw heen en terug. In het ‘Helsche Brunswijk’ voelde hij zich doodongelukkig. Hij vervloekte Duitsland, hij vervloekte zijn bestaan, maar aanbad de onbaatzuchtige jonge vrouw die zich door alle leed en treurnis des te sterker met hem verbonden voelde. Heimwee, geldgebrek, opiumgebruik, ziekte en dood, ziedaar het leven van de ondanks alles productieve dichter en zijn illegale echtgenote. | |||||||
[pagina 49]
| |||||||
In Holland liet zijn vrouw in 1802 de echtscheiding uitspreken, zodat ‘Herr von Teisterbant’, zoals hij zichzelf liet noemen, en de zijnen tenminste onder één dak konden gaan wonen. Aan zijn ballingschap - die hij beschouwde als een metafoor voor zijn eigen leven - kwam in 1806 een einde, toen Bilderdijk naar Holland kon terugkeren om er lezingen te houden. Na een ellendige reis door modder en sneeuw, gevolgd door een zware storm op zee, betrad de bijna vijftigjarige uitgeput de vaderlandse bodem, bij welke gelegenheid hij dichtte: ‘'k Heb dan met mijn strammen voet, / Eindlijk uit d'ontstuimen vloed, / Hollands vasten wal betreden!’Ga naar eind12 Vrouw en kinderen volgden; één daarvan zou spoedig sterven. Ze vestigden zich in Leiden, dat kort daarop werd getroffen door de vernietigende buskruitramp van 12 januari 1807, waarbij circa 160 doden vielen. Hun huis was beschadigd, zodat ze naar elders moesten uitwijken. Na een ontmoeting met koning Lodewijk Napoleon ontving Bilderdijk een jaargeld en een betrekking, zodat de ergste nood geledigd werd. Bilderdijk wilde echter hoogleraar worden en kon de goedheid van de koning niet verdragen. Van Den Haag verhuisde de rusteloze dichter naar Katwijk, keerde terug naar Leiden en vestigde zich ten slotte in Amsterdam. Hij werd door Lodewijk Napoleon benoemd tot lid van het Koninklijk Instituut. Aanvankelijk weigerde hij om in een college te ‘hassebassen’: ‘Dan vogt ik liever als de eerste Christenen in het dierenperk’.Ga naar eind13 Nadien zou hij zich tot het meest actieve lid ontpoppen. De abdicatie van Lodewijk Napoleon en de inlijving van Nederland bij Frankrijk leidde tot een dramatische situatie. Het jaargeld hield op. Bilderdijk werd failliet verklaard. Hij leefde van droog brood en gerstewater; zijn vrouw en kind van aardappelen in azijn. In zijn verzen voorspelde hij steeds maar zijn naderend einde. Zo heette het in het gedicht ‘Afscheid’, waarin hij voor Holland een nieuwe toekomst zag gloren: ‘Stervend zong ik, / Stervend wrong ik, / Deze heilvoorspelling uit!’Ga naar eind14 Wanneer er geen brood was, nam Bilderdijk zijn toevlucht tot opium, maar sterven deed hij niet. De terugkeer van de Oranjes in 1813 leek een wending ten goede aan te kondigen. Ook Willem i kon hem echter geen professoraat bezorgen, ondanks pogingen in die richting. In de wetenschappelijke wereld had Bilderdijk vele vijanden en weinig vrienden. In een brief aan een van zijn getrouwen noemde hij zich diens ‘veel lijdenden, onbeschrijflijk lijdenden, en in allen deele lijdenden vriend’. Amsterdam was hem een hels ‘gruwelnest’ geworden.15 Hij hield het er niet langer uit. In 1817 vestigde hij zich als privaatdocent in Leiden. Hier verwierf hij een kleine, maar toegewijde schare leerlingen die hij onderrichtte in de geschiedenis en het staatsrecht. Zijn reactionaire denkbeelden riepen steeds meer weerstanden op. Dat culmineerde toen zijn leerling Isaäc da Costa in 1823 diens Bezwaren tegen de geest der eeuw publiceerde, een aanklacht tegen de in zijn visie verderfelijke negentiende eeuw. Heftige polemieken waren het gevolg. Een dieptepunt vormde de dood van zijn geliefde zoon Julius Willem in 1818, die als matroos in de Javazee had gevaren. ‘Mijn borst werd rots van 't lijden zonder end,’ schreef Bilderdijk naar aanleiding hiervan.16 Nu had hij alleen nog de in 1812 geboren Lodewijk over, | |||||||
[pagina 50]
| |||||||
en een dochter uit het eerste huwelijk. Toch was deze Leidse tijd, die duurde tot 1827, zeer productief. Hij publiceerde de ene na de andere dichtbundel, vol sombere, polemische en reactionaire verzen, en daarnaast verscheidene studies en verhandelingen. Het afscheid van het dierbare Leiden, waar hij had willen sterven, maar waar hij geen geschikte woning meer kon vinden, viel hem zwaar. De laatste jaren van zijn leven bracht hij door in Haarlem, een stad die hij verfoeide. Zijn werkkracht verminderde, zijn geheugen verzwakte en doceren kon hij niet meer aan. Hij voelde zich uitgeput en verlangde steeds sterker naar de dood. In 1830 stierf zijn vrouw. Bilderdijk was ontroostbaar en staarde dagenlang wezenloos voor zich uit. In een brief schreef hij: ‘En nu lig ik daar, beroofd van haar, die alleen in mijn jammer troost voor mij had, en zie nevens mij 't eenige kind verkwijnen, dat mij in dezen staat van verlatenheid ten troost moest zijn.’17 Op 18 december 1831 werd hij, tijdens een hevig onweer, uit zijn lijden verlost. Aan het leven van deze geniale, maar raadselachtige man, die door zijn afwijkende opvattingen en zijn voortdurende strijd met de rest van de wereld eenBilderdijk voelde zich uitgeput en verlangde steeds sterker naar de dood.
stempel op zijn tijd wist te drukken, was een einde gekomen. Bilderdijks grafschrift
| |||||||
Literatuur
| |||||||
[pagina 51]
| |||||||
| |||||||
Illustratieverantwoording:
|
|