Biografie Bulletin. Jaargang 20
(2010)– [tijdschrift] Biografie Bulletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 37]
| ||||||||||||||||||
De ingestudeerde natuurlijkheid van Gijsbert Karel
| ||||||||||||||||||
[pagina 38]
| ||||||||||||||||||
Waar Van Hogendorp zijdelings wordt geportretteerd, van Johan Kievits De duinheks tot de recente studies over de revolutie- en restauratietijd, blijft hij een stereotiep personage, eerder een romanfiguur dan een persoon van vlees en bloed. Theodor von Leithold was niet de enige die het huisje op de flanken van de Corcovado bezocht. De woning van Dirk van Hogendorp, die in 1817 als oud-getrouwe van Napoleon vrijwillig in Brazilë in ballingschap was gegaan, werd een toeristische trekpleister voor de vele Europeanen die in de relatief rustige jaren na de Napoleontische oorlogen een wereldreis maakten. Velen bezochten rond 1820 deze bijzondere kluizenaar, die er een groot genoegen in schepte zijn gasten te verhalen over zijn verleden. Zoals gezegd schreef hij destijds aan zijn autobiografie. De reisverslagen van Von Leithold, Von Spix, Von Langsdorff, Jurien de la Gravière, Arago en Graham kunnen als een interessante verdieping van zijn levensverhaal worden beschouwd, te meer daar Van Hogendorp overleed voor hij zijn ervaringen in Brazilië kon beschrijven. Dirk van Hogendorp (1761-1822)
Drie jaar na de publicatie van Dirks gedenkschriften verscheen een eerste biografie van hem, geschreven door J.A. Sillem, die de brontekst nauwgezet volgde. Dat deed ook Pierre Mélon, wiens Franstalige biografie in 1938 verscheen. Eduard du Perron ten slotte was bezig met een biografische roman over Dirk van Hogendorp, toen hij in mei 1940 plotseling overleed. Hierna kwam de oudste Van Hogendorp alleen nog aan de orde in studies over critici van het koloniaal bewind, Napoleontische generaals - hij speelt een opmerkelijke bijrol in de film Monsieur N. door A. de Caunes (2003) - en als tegenhanger van zijn broer Gijsbert Karel. In de vele teksten die aan de levens van de gebroeders Van Hoogendorp zijn gewijd, valt op hoe die vanaf het begin als bijna literair werden ervaren. De spanning tussen feit en fictie in levensbeschrijvingen krijgt de laatste jaren steeds meer aandacht van onderzoekers en biografen zelf. In dit artikel staat het fictionele karakter van de ‘feiten’, die aan de biografieën van deze twee personen ten grondslag liggen, centraal. | ||||||||||||||||||
Antieke fierheidIn haar biografie van Gijsbert Karel, een van de opstellers van de eerste Nederlandse grondwetten uit 1814 en 1815, schrijft Henriëtte de Beaufort: ‘De woorden aan het slot van zijn staatkundige loopbaan zijn van een haast antieke fierheid, ze zijn die van een strijder, een ziener en een gelovige.’ Het is verleidelijk om de gebiografeerde te portretteren als de held van het verhaal. Zo lijkt Dirk van Hogendorp in de film Monsieur N. op een negentiende-eeuwse Belisarius. We zien de oude generaal | ||||||||||||||||||
[pagina 39]
| ||||||||||||||||||
zitten in een versleten uniformjas voor een schamele hut. Dan komt een huurling in beeld, die een lange verhitte klim achter de rug heeft. ‘General Hogendorp?’ vraagt de man, waarop deze knikt en zijn gast binnennoodt. Achter in de hut zien we een levensgroot portret van Van Hogendorp in blinkend generaalsuniform, een groot contrast met de man zelf. Hoe clichématig dit ook klinkt, het beeld is niet fictief. De wereldreiziger Jacques Arago, die naar eigen zeggen bij toeval op Van Hogendorp stuitte toen hij aanklopte om water te vragen, stond versteld toen de deur openging: ‘Een magnifiek olieverfportret in een fraaie lijst ving mijn blik. Het was een portret van een Franse generaal [...] trots en kalm.’ Hij werd op zijn schouder geklopt door een oude man. Toen Arago hem vroeg van wie het portret was, antwoordde de man: Het is het portret van een generaal die lafhartig is zwartgemaakt. Hij was aide de camp van de keizer en gouverneur op beide halfronden. [...] Dit portret, een vriendschapsgeschenk van Napoleon, is dat van een man die heeft willen leven om de nagedachtenis aan de keizer te beschermen. Het is generaal Hogendorp, ik ben het! Het schilderij bestaat nog altijd en hangt tegenwoordig in het Koninklijk Instituut voor de Tropen. Een kopie is te zien in de Invalides te Parijs. De feiten kloppen, maar het is vooral de toon die belangrijk is. In die toon zit de mythe verscholen. Ook Maria Graham noteerde in haar reisjournaal: ‘The Count is the wreck of a once handsome man: he has not lost his martial air: he is tall, but not too thin; his grey eyes sparkle with intelligence, and his pure and forcible language is still conveyed in a clear well-toned voice, though a little the worse for age.’ De tweede biografie die van Dirk van Hogendorp verscheen werd geschreven door de Franse advocaat en auteur van enkele historieromans Pierre Mélon. Zijn boek verscheen in 1938 en werd door Du Perron, die toen al speelde met de gedachte zelf een roman over Dirk te schrijven, afgeserveerd als een ‘voddig boekje’. Du Perrons belangrijkste bezwaar was de manier waarop Mélon met zijn bronnen was omgegaan. Niet alleen had hij veel over het hoofd gezien of verkeerd geïnterpreteerd, hij had vooral grote delen van Van Hogendorps memoires integraal overgenomen. De in de ogen van Du Perron ‘wezenlijke’ karaktertrekken van Dirk van Hogendorp had Mélon genegeerd. Mélon was in de ogen van Du Perron ‘een kleuter die een rashengst als hobbelpaard heeft willen berijden’.Ga naar eind1 Dat Mélon zich niet had kunnen losmaken van zijn belangrijkste bron is wel duidelijk. Naarmate het boek vordert, verandert het van een historische roman in een weergaveGijsbert Karel van Hogendorp (1762-1834)
| ||||||||||||||||||
[pagina 40]
| ||||||||||||||||||
van bronfragmenten. Zoals Mélon zelf stelt, ging het hem erom dat de oorspronkelijke formuleringen niets te romantiseren overlaten. Ook Zich doen gelden, Du Perrons onvoltooide biografische roman, staat vol citaten uit de correspondentie van Dirk en Gijsbert Karel. Het zijn dan wel geen paginalange overnames, maar met de geparafraseerde delen erbij ontloopt Zich doen gelden in kwantitatieve zin de biografie van Mélon maar weinig. | ||||||||||||||||||
DistantieVan de twee broers was Gijsbert Karel degene die vanaf het begin de meeste aandacht besteedde aan hoe hij op anderen overkwam. De nabijheid van zijn oudere broer en hun grote karakterverschillen zorgden ervoor dat Gijsbert Karel gefascineerd raakte door hun beider karakters. In zijn brieven aan hun moeder ging hij daar uitvoerig op in met een haast literaire aandacht voor het detail. Gijsbert Karels beschouwelijkheid maakt hem van meet af aan tot biograaf van zichzelf en zijn broer: Zondag is de verjaardag van mijn broer; hij is nu twaalf jaar, wat zijn die snel voorbij gegaan! De tijd is een onbegrijpelijk ding; ik heb er vaak over nagedacht, en ben het telkens moeilijker gaan vinden. Toch is het een motief dat me aanzet om goed te doen, ik hoef u niet uit te leggen hoe, want dat weet u zeker al.Ga naar eind2 Niet elke elfjarige is in staat om zijn moeder een brief te schrijven die zo begint. In de jaren na de Bataafse omwenteling van 1795, toen Gijsbert Karel een ambteloos bestaan leidde, hield hij een dagboek bij, het ‘Journal d'Adrichem’. Zijn aantekeningen missen het egodocumentaire karakter dat dagboeken gewoonlijk eigen is. Dat heeft grotendeels te maken met zijn karakter. Van jongs af aan maakte hij op anderen door houding, woord en blik een afstandelijke en hautaine indruk. Die distantie legt hij ook in zijn dagboekaantekeningen aan de dag, waardoor het eerder een verslag van een derde lijkt dan een intieme plaats voor persoonlijke reflectie. Gijsbert Karel schrijft hier de biografie van een toekomstig staatsman, en zo is het ‘Journal d'Adrichem’ dan ook gelezen en gebruikt door biografen en historici. Gijsbert Karel begon zijn dagboek op 27 augustus 1806. Hij had er alle reden toe gedesillusioneerd te zijn. In 1795 was zijn politieke loopbaan gefnuikt, kort tevoren was hij uit het handelshuis gestapt dat hij met zijn jongere broer Willem had gerund. Pogingen om het landgoed Adrichem, dat hem financieel als een loden last om de nek hing, te verkopen, waren mislukt. De eerste woorden die hij schreef luiden: Ik voel een innerlijke rust wanneer ik denk dat ik bijna ben bevrijd van de banden die me hebben verbonden aan de handel en de stad Amsterdam. De biografen van Dirk en Gijsbert Karel van Hogendorp leunen zwaar op hun bronnen. Tekenend hiervoor is de inleiding die Sillem schreef bij zijn biografie van Dirk van Hogendorp. Oorspronkelijk was hij, zo schrijft Sillem, alleen van plan geweest de kort tevoren uitgegeven Mémoires | ||||||||||||||||||
[pagina 41]
| ||||||||||||||||||
te bespreken voor De Gids. Allengs liep dit werk uit de hand en verzamelde Sillem voldoende bronnen voor een uitgebreide biografie. Sillems biografie is de minst literaire van de levensbeschrijvingen van de gebroeders Van Hogendorp. Bij de andere auteurs zijn de literaire elementen in de beschrijving van de personages en de structuur van hoogte- en dieptepunten in de levensverhalen nog directer ontleend aan de manier waarop Dirk en Gijsbert Karel zichzelf presenteren. Du Perron had een persoonlijke interesse in Dirk van Hogendorp. Zich doen gelden was bedoeld als onderdeel van de cyclus De onzekeren, waarvan het eerste deel al was verschenen. Dit Schandaal in Holland behandelde de geschiedenis van Dirks grootvader Onno Zwier van Haren, de van incest verdachte dichter-staatsman. De biografie van Dirk zou het tweede deel zijn geworden. Daarna zou Du Perron zichzelf opvoeren in de verhalencyclus. Du Perron zocht de avontuurlijkheid in Dirk van Hogendorp. Net als alle andere biografen trekt hij daarbij een parallel met vader Willem van Hogendorp. Kenmerkend daarvoor is dat de titel van de onvoltooide levensroman over Dirk is ontleend aan woorden die Willem in de roman tegen Carolina van Haren zegt: Zich doen gelden. Wat is het leven anders? Ik meen: hoe anders kan men bestaan? Men moet zich doen gelden zonder verpozing; tegen iedereen; tegen minderen, gelijken, superieuren. Telkens anders, maar altijd evenzeer. Zo niet, dan moet men zich resigneren met te bestaan als een nulliteit, als een slapende. Ook Sillem trekt de parallel tussen vader en zoon, zij het niet in gunstige zin, want hij doet dat na een uitvoerige beschrijving van Willem van Hogendorps rol in de affaire-Onno Zwier van Haren. De beschuldiging van incest was namelijk door Willem naar buiten gebracht. De later teruggetrokken verklaring van zijn schoonvader gebruikte hij schaamteloos om zijn eigen politieke positie veilig te stellen. Volgens Sillem herkennen we in Dirk ‘het zedelijk erfdeel van zijn vader’. Dat is een hard oordeel aan het begin van een verder niet bijzonder kritische biografie. De sneer kan dan ook het best worden opgevat als een tegenwicht tegen de slotwoorden: ‘Voor Dirk van Hogendorp vrees ik geen ongunstig oordeel, wanneer de geschiedenis eenmaal zal hebben uitspraak te doen.’ Gijsbert Karel en Dirk worden verder vaak gezien als afspiegelingen van grootvader van moederszijde Onno Zwier van Haren en diens broer Willem van Haren. Met name Du Perron maakt deze vergelijking, in navolging van Busken Huet. Bij hem lijkt Gijsbert Karel op Onno, en Dirk op Willem van Haren. Hoewel Du Perron zich haast te benadrukken dat Gijsbert Karel geen perverse neigingen had, is de smet, en de sympathie van de auteur, duidelijk. In zijn essay over de gebroeders Van Haren besteedt Busken Huet aandacht aan de relatie tussen grootvader en kleinzoon. Dirk wordt niet eens genoemd. Treffend daarbij is Huets nadruk op de voorname afstamming van Gijsbert Karel via moeders zijde: Om onder de Hogendorpen van vroeger tijd een waardig voorvader te vinden, moet men, al was het geslacht patricisch, zeer hoog opklimmen [...] Daarentegen is de overeenkomst tusschen Gijsbert Karel van | ||||||||||||||||||
[pagina 42]
| ||||||||||||||||||
Hogendorp, en den grootvader van moederszijde, treffend. In gestalte, in gebaren, in hooghartigheid, in onhandelbaarheid, in aangeboren staatsmansgeest, in degelijkheid en veelzijdigheid van kennis, in alle gaven en gebreken van ziel en ligchaam, was de kleinzoon [...] het uitgedrukt beeld van Onno Zwier.Ga naar eind3 | ||||||||||||||||||
SpiegelbeeldIn haar biografie creërt De Beaufort een belangrijk deel van de spanning door het contrast tussen de twee broers te benadrukken. In hun jonge jaren duidt ze hen veelvuldig aan als ‘Dirk en Karel’, zonder te specificeren wie van hen iets deed of overkwam. Naarmate de jaren vorderen tekent ze de karaktertrekken van de twee steeds scherper tegen elkaar af. Wanneer Gijsbert Karel tijdens de Franse bezetting aan de Kneuterdijk oude grondwetten doorploetert in de koppige veronderstelling dat de goede tijden weerom zullen komen, heet zijn broer, die keizer Napoleon door Amsterdam rondleidt, ‘de luitenant-generaal Dirk van Hogendorp’, alsof de achternaam slechts een toevallige overeenkomst is. Het portret van Dirk schildert ze in het diepste zwart wanneer ze vertelt hoe de Fransen in 1814 iedereen uit Hamburg deporteerden die de stad niet kon verdedigen, al verzwijgt ze dat het Dirk was die hiervan beschuldigd zou worden. De goede lezer heeft aan een half woord genoeg als een paar pagina's verder wordt vermeld dat Dirk gouverneur van Hamburg was in datzelfde jaar. Een cruciale passage in Du Perrons onvoltooide biografische roman is, hoe kan het ook anders, een citaat, opnieuw uit een brief van Gijsbert Karel aan zijn moeder, waarin die een schets geeft van Dirks karakter. Het gaat hier om het moment dat Gijsbert Karel terug mag keren naar de Republiek en Dirk voor de laatste keer heeft gesproken. De omgang tussen de volwassen geworden broers is stroever geworden. Du Perron schetst een vervreemdende sfeer waarin het spiegelbeeldige innerlijk en uiterlijk van de broers voor spanning zorgen, precies zoals Gijsbert Karel het zelf zou hebben gevoeld: Hij heeft een natuurlijke houding en verschilt op dat punt van mij, want ik studeer om dat te hebben; Dirk heeft het zonder eraan te denken. Maar om deze laatste karaktertrek af te maken: Dirk heeft niet het inzicht om te zien dat het bij mij ingestudeerd is. De vervlechting van de levens van de jonge Dirk en Gijsbert Karel vormen ook de rode draad van Dirks memoires. Achteloos wisselt hij ‘je’ en ‘nous’ af in de beschrijving van hun tijd aan de kadettenschool in Berlijn. Wanneer hun wegen zich scheiden introduceert hij het motief dat hun beider biografieën zou domineren: de gezindheid van het lot. Verder blijft Dirk terughoudend met mededelingen over zijn broer. Hij had dan ook niet diens observerende natuur. De levens van Dirk en Gijsbert Karel van Hogendorp lijken soms op die van helden uit avonturenromans. De broers leefden niet alleen in een woelige tijd, maar speelden daarin ieder ook een rol van betekenis. Maar daarom hoeven ze in biografieën niet per se als romantische karakters te worden neergezet. Dat is echter in veel levensbeschrijgingen wel het geval, vooral omdat die zwaar | ||||||||||||||||||
[pagina 43]
| ||||||||||||||||||
leunen op de autobiografische teksten die de broers zelf hebben geschreven. De vaststelling dat hun biografen hun bronnen diep hebben ingedronken is geen verwijt, maar een relevante constatering voor wie wil begrijpen hoe de personages in de levensbeschrijvingen van Dirk en Gijsbert Karel vorm hebben gekregen. | ||||||||||||||||||
Literatuur en bronnen
|
|