biografie een ethische - en volgens hem vaak ook moralistische - functie vervult. Dat is een reden om het genre van de biografie kritisch te beschouwen, want een biografie, meent hij, kán niet waardevrij en zonder moraal zijn. Daarom moet je een biografie altijd uiterst kritisch lezen.
De vraag naar ethische aspecten van de biografie blijkt dus voor een groot deel samen te hangen met de opvatting over de biografie als een wetenschappelijk genre. Etty houdt van wetenschappelijke biografieën. Die hebben volgens haar niets te maken met ethiek en moraal, voor zover het niet gaat om de ethiek van de gebiografeerde. Biografen als Holmes, Lee en Von Zimmermann beschouwen de biografie als een per uitstek onwetenschappelijk genre, dat ons, juist omdat het niet wetenschappelijk is, inzicht geeft in ethische keuzes - of daartoe dwingt, zoals Von Zimmermann zegt.
Nu is het de vraag wat al deze mensen onder wetenschap en wetenschappelijk verstaan. Holmes beschouwt een biografie als een verhaal. Voor een biografie geldt daarom volgens hem alleen de techniek van het verhalen vertellen. Wie zich op een wetenschappelijke manier met biografieën bezighoudt, zegt hij, schrijft geen biografieën, maar doet aan vergelijkend onderzoek. Dat is zijn interpretatie van wetenschap. Als Lee het over wetenschap heeft, verwijst ze naar de literatuurwetenschap en vooral naar het formalisme en het structuralisme, die een strenge scheiding maken tussen leven en werk. En als Von Zimmermann de biografie een wetenschappelijk genre noemt, vergelijkt hij het met de moderne geschiedschrijving die zich heeft aangepast aan de negentiende-eeuwse wetenschappelijke norm. Daarnaast is hij - net als Holmes - van mening dat een wetenschappelijke benadering van de biografie alleen te maken kan hebben met vergelijkend onderzoek.
En wat bedoelt Etty met wetenschappelijkheid? In haar essay over de politieke biografie gaat ze daar niet echt op in. Ze noemt wel eigenschappen van wat zij een wetenschappelijke biografie noemt: verifieerbaarheid van feiten, betrouwbaarheid en verantwoordelijkheid. Er zal geen biograaf zijn die zich daartegen weert. Etty heeft het echter ook over het belang van roddels en geruchten. Maar hoe verifieerbaar en betrouwbaar zijn die? Hoe verantwoordelijk is een biograaf die zich daarmee inlaat? Wat hebben roddels en geruchten met wetenschap te maken?
Het antwoord is: niets - als je het uitoefenen van wetenschap definieert als het waardevrij registreren, waarnemen, en experimenteren, ordenen en interpreteren; het vormen en toetsen van hypotheses, en het evalueren, plannen en voorspellen op basis van het registreren van causale wetmatigheden. Maar zo definieert zelfs de natuurwetenschap zichzelf niet meer. Natuurwetenschappers beseffen, net als de meeste historici, dat de context (bijvoorbeeld een laboratorium), maar ook de achtergrond van de wetenschapper - persoonlijke belangstelling, persoonlijke motieven, de taal, commerciële belangen, beeldvorming, gender én ethische aspecten - altijd deel uitmaken van wetenschappelijk onderzoek.
Ook natuurwetenschappers erkennen dat begrippen als ‘feit’ of ‘objectiviteit’ op zijn minst problematisch zijn. Dat wil niet zeggen dat de concrete werkelijkheid niet bestaat, maar dat al onze ervaringen een