Biografie Bulletin. Jaargang 20
(2010)– [tijdschrift] Biografie Bulletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 4]
| |
Visie en ondernemingszin
| |
[pagina 5]
| |
laten lezen en becommentariëren (Archives du Patrimoine Autobiographique [apa-Bel]). Bovendien kent ook de universiteit van het Zwitserse Neuchâtel een dagboekarchief en is er op Madeira een in oprichting. Verder zijn er Europese initiatieven als congressen (www.europestories.org) en projecten (www.europeanmemories.eu). De Italiaanse, Franse, Spaanse, Duitse, Zwitserse en Finse dagboekarchieven hebben gemeen dat ze dagboeken van niet beroemde mensen verzamelen en bestuderen, maar de verschillen in ontstaansgeschiedenis, oriëntatie, organisatie en uitstraling zijn groot. In verband met de oprichting van het Nederlandse dagboekenarchief is het interessant die overeenkomsten en verschillen in kaart te brengen. Het spreekt voor zich dat het oudste en uiterst succesvolle Archivio dei diari in Pieve Santo Stefano als eerste aan bod komt. De uiterst verzorgde en informatierijke website www.archiviodiari.it en de nieuwsbrieven die (onregelmatig maar zeker een paar keer per maand) verschijnen en al even voortreffelijk zijn, laten zien hoe het archief tot stand kwam, zich ontwikkelde en hoe het anderen inspireerde. | |
Een kweekvijverHet archief van Pieve Santo Stefano is gevestigd in een van de weinige gebouwen van het stadje die ongeschonden de oorlog hebben doorstaan. Een weinig belangwekkend detail misschien, maar het maakt iets duidelijk over de alliantie tussen oorlogen, dagboeken en dagboekarchieven. In het artikel waarin het dagboekarchief van Emmendingen voor het voetlicht werd gebracht (Trouw 25-02-2010), besteedde Monica Soeting terecht aandacht aan het dagboek van Anne Frank - het dagboek van een onbekend meisje dat wereldberoemd werd. Elders in dit nummer van Biografie Bulletin komen drie andere niet beroemde mensen die in de oorlog een dagboek bijhielden aan het woord. Ook in de literatuur is er steevast bijzondere aandacht voor dagboeken die tijdens oorlogen geschreven zijn. Bij de oprichting van het Archivio dei diari speelden vooral de drang een nieuwe wereld te bouwen ná de Tweede Wereldoorlog een rol, een wereld waarin ‘gewone mensen’ meer aanzien zouden genieten. De oprichter van het dagboekenarchief van Pieve Santo Stefano, Saverio Tutino (1923), moest vanwege de oorlog zijn studie afbreken en vocht mee met de partizanen. Na de oorlog werkte hij voor communistische bladen en was als journalist veelvuldig betrokken in politiek gespannen situaties in China, Algerije, Joegoslavië en Cuba. Over een dagboek dat hij als 23-jarige journalist in China bijhield, zei hij in een interview: ‘Ik heb toen een allerbelabberdst dagboek geschreven, ziende blind. Ik liet dingen weg. Ik weet dat ik interessantere dingen meemaakte dan ik opschreef, vooral politieke agitatie, problemen met de Russen. Ik kon bijvoorbeeld goed overweg met de | |
[pagina 6]
| |
Chinezen, maar niet met de Russen, je kon merken dat er spanningen waren...’Ga naar eind1 Tutino was zijn hele leven in de ban van een politiek idealisme, maar ook, zo zegt hij in hetzelfde interview, van depressieve buien, die hij probeerde te bestrijden door te schrijven. Toen hij na al zijn omzwervingen in 1980 definitief naar Italië terugkeerde, deden de lethargie van de Italiaanse jeugd en een nieuwe aanval van depressie het plan ontluiken om een ‘banca della memoria’ op te richten: ‘Op een dag met vrienden, tijdens de lunch, hebben we gezegd: “Er moet iets gebeuren in dit land, het lijkt hier wel een mortuarium, de mensen zitten aan de bar te slapen, de jongeren weten niet wat ze moeten, laten we hun iets geven!” En toen heb ik gezegd: “We richten een herinneringsbank op.”’ De aanduiding ‘herinneringsbank’ geeft aan dat het Tutino niet om een museum ging. Hij wilde de herinneringen niet alleen verzamelen en bewaren, maar ze ook laten renderen. Onderdak bieden aan persoonlijke schrijfsels (behalve dagboeken ook brieven en autobiografische memoires) moest iets opleveren, moest ze doen herleven. Toen het instituut eenmaal was opgericht duidde Tutino het dagboekenarchief bij voorkeur aan als een ‘kweekvijver’. | |
De collectie: een schatkamerOm het initiatief een impuls te geven schreven Tutino en zijn vrienden een prijsvraag uit en maakten die bekend door middel van een kleine advertentie in een van de landelijke kranten. De winnaar zou wordenSaverio Tutino (I.) en Philippe Lejeune
| |
[pagina 7]
| |
beloond met een officiële huldiging tijdens een locale feestdag in september, de Festa della Madonna dei Lumi, publicatie van het dagboek en een geldprijs. Over de eisen die aan de inzendingen werden gesteld bij die allereerste prijsvraag is op de website niet veel te vinden. Maar ook toen moet al duidelijk zijn aangegeven dat het niet de bedoeling was dat mensen speciaal voor de prijsvraag dagboeken of memoires gingen bijhouden. Het ging Tutino en de zijnen om persoonlijke documenten die ‘nog ergens lagen’, niet voor publicatie bedoeld waren, maar wel geschreven waren om ‘niet te vergeten’. Herinneringen en aandenkens uit het verleden die anders verloren zouden gaan. In een paar weken kwamen meer dan honderd dagboeken, memoires, brievencollecties, klassenschriften, familieboeken en dergelijke binnen. Dat aanbod bleef de opeenvolgende jaren even groot. De winnende dagboeken of brieven werden inderdaad gepubliceerd en de andere werden gearchiveerd. Niet zelden was de schrijver van het winnende geschrift allang dood en namen de nabestaanden de prijs in ontvangst. In 1989 werd op instigatie van Philippe Lejeune besloten de mogelijkheid te bieden dagboeken of teksten in te sturen zonder mee te doen aan de prijsvraag. Argumenten daarvoor worden niet gegeven, maar je kunt je voorstellen dat iemand een dagboek dat ‘niet voor publicatie bedoeld was’ niet zou insturen als hij of zij de kans liep dat het - als prijswinnend geschrift - toch gepubliceerd zou worden. Door inzending zonder deelname aan de prijsvraag mogelijk te maken, konden ook publiciteitsschuwe mensen hun intieme documenten redden van de vergetelheid. De prijsvraag wordt nog steeds uitgeschreven, zij het dat de huldiging vanaf een bepaald moment niet meer plaatsvond op de dag van de Madonna dei Lumi. Wie nu iets in wil sturen, vindt op de website waar de inzending aan moet voldoen: de tekst mag niet al zijn gepubliceerd en moet een zekere lengte hebben omdat ze de ‘densiteit’ van een levensverhaal moeten hebben - losse aantekeningen volstaan niet; als de teksten in een andere taal dan het Italiaans zijn geschreven, moet er een vertaling bij worden geleverd; alleen originele teksten worden in behandeling genomen en in afschriften daarvan mogen eventuele verschrijvingen of grammaticale fouten niet worden verbeterd. Waar de commissie de inzendingen op beoordeelt wordt niet helemaal duidelijk, maar dus niet op correct Italiaans. Misschien is dit een vrijbrief voor erbarmelijk ongrammaticale zinnen, maar het is in elk geval een zegen voor de dialectische variatie die het Italiaans rijk is. De collectie, die inmiddels uit meer dan 6.000 stukken bestaat, is een schatkamer voor taalkundigen, taalsociologen, dialectologen, psychologen en historici. Om onderzoek op die verschillende niveaus mogelijk te maken en te stimuleren kunnen onderzoekers acht uur per dag in het archief terecht. In 1998 werd, door dezelfde Tutino, bovendien een universiteit opgericht, de Libera Università dell'Autobiografia in Anghiari (www.lua.it). Nu het archief en de prijsvraag zo'n kwart eeuw bestaan, kun je je afvragen welke effecten dat heeft op het schrijven van dagboeken. Gaan meer mensen dagboeken bijhouden, nu ze weten dat ze het kunnen afstaan aan het archief, en dat hun schrij- | |
[pagina 8]
| |
Een deel van de collectie van het dagboekenarchief in Pieve Santo Stefano
verij hoe dan ook aandacht zal krijgen? Schrijven ze in de hoop daarmee de prijs van Pieve Santo Stefano te winnen? Draagt het dagboekenarchief bij aan het behoud van dialecten omdat mensen zich gestimuleerd voelen hun meest intieme gedachten en verlangens in hun eigen tongval op papier te zetten? Zal de waardering voor de poëzie die Natalia Ginzburg, lid van de leescommissie, in het ruwe proza van een boer uit de regio Veneto bespeurde veranderingen teweegbrengen in de literaire smaak? En wat doet dat dan weer met het dagboekenarchief: zal de functie ervan gaandeweg veranderen? Tutino had goed ingeschat dat zo'n schatkamer van dagboeken nieuwe vormen van aandacht voor dagboeken en dagboekschrijverij kan genereren. | |
Het archief als instituutHet Archivio dei diari in Pieve Santo Stefano is inmiddels een instituut met een geschiedenis en een reputatie. Om zover te komen was niet alleen betrokkenheid bij ‘gewone mensen’, gevoeligheid voor hun persoonlijke ontplooiing en geschiedenis, een spontane inval tijdens een lunch en wat praktisch regelwerk rond een prijsvraag nodig. Doelmatig bestuur en zichtbaarheid, zowel ‘live’ op congressen en in de ether als op het web en in druk, hebben het archief gemaakt tot wat het is: een instituut. Al vrij snel na het uitschrijven van de eerste prijsvraag kreeg Tutino van de gemeente Pieve Santo Stefano toestemming om het archief onder te brengen bij de gemeentebibliotheek. De Banca Toscana was bereid de gelden voor de prijsvraag beschikbaar te stellen. In 1988 werd voor het eerst gesproken over een stichtingsvorm. In 1991 kwam die er inderdaad, met als bestuursleden onder anderen de burgemeester van Pieve Santo Stefano en enkele van zijn wethouders. De activiteiten van de stichting werden gefinancieerd door de gemeente zelf, door de provincie, het ministerie voor kunst en cultuur, de kamer van koophandel, en enkele privépersonen. In 1998 werd de stichting officieel een non-profitorganisatie en kreeg een plaats op de lijst van belangrijke culturele instituten in Toscane. In 1999 volgde de erkenning als ‘archief van groot historisch belang’ door een nationaal orgaan dat toezicht houdt op archieven. Een opsteker was de plaatsing van het archief op de lijst van nationaal cultureel erfgoed in 2009. De website en de nieuwsbrieven geven een indruk van de manieren waarop het instituut zichzelf door de jaren heen zichtbaar heeft weten te maken: door de digitale mogelijkheden die het archief benut (uiterst beschaafd overigens, elke vorm van schreeuwerigheid is afwezig), zou je bijna vergeten dat de prijsuitreiking op de dag van de Madonna dei Lumi in de jaren tachtig getuigt van een goed doordacht | |
[pagina 9]
| |
publiciteitsbeleid. Dankzij het feest was er al de nodige aandacht, en van de huldiging werd een manifestatie gemaakt met interviews en live-muziek. Het archief wist (en weet) - mede door de prijsvraag en de prijsuitreiking - de aandacht van de kranten, de radio en zelfs van filmmakers te trekken. In 2001 vatte Nanni Moretti het plan op enkele regisseurs te laten werken met materiaal uit het archief. Dat resulteerde in zeven documentaires. Het jaar daarop werd het experiment herhaald. In 1998 werd een tijdschrift in het leven geroepen waarin over dagboeken en dagboekstudies werd gepubliceerd, Prima-persona - ik-persoon. Materiaal uit het archief werd ook gepubliceerd in speciaal daarvoor in het leven geroepen rubrieken in andere tijdschriften, wat de zichtbaarheid van het archief natuurlijk ook ten goede kwam. Maar een waar uithangbord is toch wel de website met de hele geschiedenis van het archief zelf, informatie over de prijsvraag, de catalogus van het archief, titels van artikelen en afstudeerscripties over dagboeken en autobiografieën, en talloze verwijzingen en links naar activiteiten en instellingen elders in Europa en een rubriek met fragmenten uit dagboeken die worden becommentarieerd door commissieleden. Wie het Italiaans machtig is, kan er dagen en zelfs weken mee zoet zijn: voor anderstaligen is de hoofdpagina vertaald in het Engels, Frans, Duits en Spaans. De geschiedenis van het Archivio in Pieve Santo Stefano getuigt van visie en ondernemingszin. Waren dat niet ook ‘typisch Nederlandse’ eigenschappen?
Voor informatie over het Nederlands Dagboekenarchief: info@dagboekarchief.kpnmail.nl. |
|