| |
| |
| |
Schrijvershuizen
Dichters dragen hun huis op hun rug
Het huis van Pierre-George-Maurice de Guérin in Andillac
Hedwig Speliers
Voorbestemd voor het priesterschap, koos Pierre-George-Maurice de Guérin (1810-1839) op zijn zeventiende voor het dichterschap. Om zijn droom te verwerkelijken, vestigde hij zich in Parijs, ver weg van het zonnige Andillac, waar hij in het familiekasteel le Cayla was geboren. Net als Keats is hij een poet's poet. Rilke maakte hem beroemd met de Duitse vertaling van Le Centaure. De Franse essayist Marc Fumaroli bezorgde hem een ereplaats in de witte poëziereeks van Gallimard (1984, 1999) en le Cayla is na tweehonderd jaar nog steeds te bezichtigen.
Op de kruising van de Rouergue, de Quercy en de Languedoc ligt Andillac, een onooglijk dorp dat bestaat uit een kleine kerk, een zonnig pleintje en twee eindjes straat. Op het kleine kerkhof naast de Eglise Saint-Médard staat een vrij opvallend graf, een combinatie van een stèle en een dekplaat. We lezen: ‘Hier rust mijn vriend die slechts acht maanden mijn echtgenoot was. Adieu, Pierre-George-Maurice de Guérin, geboren op 4 augustus 1810 en gestorven in le Cayla op 19 juli 1839. Bid voor hem.’ Deze aangrijpende tekst is het werk van het creoolse kindvrouwtje Caroline de Gervain met wie de prozadichter Maurice de Guérin acht maanden voor zijn dood was gehuwd, een huwelijk uit wanhoop en berekening.
Wie vanaf dit kleine kerkhof te voet verder gaat naar het kleine kasteel le Cayla - een gentilhommière op een half uur afstand van Andillac - wordt rijkelijk beloond met bevallige bochten, glooiende wijngaarden, holle en overhuifde wegen en heuvelachtige weiden waarvan het felle groen hevig contrasteert met de cocanjeblauwe hemel. Le Cayla staat op het hoogste punt van de omgeving, uitstekend boven een met oude eiken omkranste vallei, en oogt met zijn
| |
| |
okeren gevel op het zuiden heel wat groter dan het is. Een brede bakstenen gevelrechthoek staat over zijn gehele lengte op een hoge sokkel van natuursteen, het terras waarop Maurice de Guérin een paar dagen voor zijn vroege dood nog gras heeft gewied rond de granaatboom en enkele takken nachtschone heeft geplant. Als een grafisch festijn voor het oog werpen de zo typisch zuidelijke, holle en bolle gootpannen schaduwfranjes boven de gesloten vensterluiken, en men ziet nog net de ronding van het torentje boven het dak.
Le Cayla was in de eerste helft van de negentiende eeuw het geboortehuis en de sterfplaats van Maurice de Guérin, die samen met Aloysius Bertrand de belangrijkste ontwerper was van het moderne Franse prozagedicht. Hij was een voorloper van Rimbaud en is één van de geheimzinnigste dichters in de Franse literatuur. Hij werd geboren in de zomer van 1810. Door zijn familie was hij voorbestemd voor het priesterschap, maar hij koos op zijn zeventiende voor het dichterschap. Daarom bleef hij in het grijze Parijs, ver van de zonnige Languedoc waar hij als kind was opgegroeid. De verarmde landjonker probeerde de eindjes aan elkaar te knopen als repetitor klassieke talen. Bij zijn leven publiceerde hij slechts één gedicht. Een handvol vrienden die in zijn genie geloofden, kopieerde zijn teksten. Als kopie zijn ze bewaard gebleven, want zijn autografen vernietigde hij uit wanhoop en zelfonderschatting. Hij woog elk woord op een schaaltje, zodat hij schrikwekkend weinig schreef. Toch behaalde hij met Le Cahier Vert, een klassieker onder de ‘journeaux intimes’, en met drie teksten van pakweg tien bladzijden een ‘succes d'estime’ op wereldniveau. Rilke vertaalde in 1911 zijn meesterwerk Le Centaure. Jules Barbey d'Aurevilly richtte met Amaïdée, Memoranda en Lettres à Trebutien een literair monument op voor De Guérin, met wie hij intiem bevriend was. De Guérins schrijvende zus Eugénie heeft hem vereeuwigd in haar Journal en haar meer dan achthonderd brieven. Behalve met zijn zus onderhield Maurice de Guérin platonische en ingewikkelde relaties met vijf andere vrouwen bij wie hij inspiratie zocht: twee jonge meisjes, twee gehuwde vrouwen en het lieftallige Parijse hoertje Cecilia Metella.
Le Cayla was in de eerste plaats de habitat van zijn geliefde zus Eugénie, in de negentiende eeuw een beroemd dagboekschrijfster en epistolière. Hoewel Maurice van zijn elfde jaar tot aan zijn dood hoofdzakelijk in Parijs verbleef, heeft le Cayla zijn beroemdheid vooral aan hem te danken. Hij keerde slechts vijfmaal voor korte tijd naar huis terug: in 1829 na vijf jaar afwezigheid als interne leerling van het Stanislascollege, in 1830 wegens de Julirevolutie, in 1832 wegens de cholera in Parijs, in 1837 om te herstellen van een eerste zware aanval van tuberculose en in juli 1839 om er te sterven.
De noordelijke gevel met de toegang tot de gentilhommère le Cayla (Foto: Hedwig Speliers)
| |
| |
Het sterfbed van Maurice de Guérin en de chambrette van zijn zus Eugénie (Foto: Hedwig Speliers)
Terwijl Maurice in zijn struggle for life rondrende in het nu eens stoffige en dan weer beslijkte Parijs, schreef Eugénie in haar chambrette in alle rust en stilte een dagboek speciaal voor haar broer. Zij voelde de chaos in zijn leven aan, zij kende zijn geestelijke verwarring, zijn geloofstwijfel en het wegebben van zijn zelfvertrouwen. Verliefd als zij was op haar broer, voelde zij ook aan hoe hij aan haar invloed ontsnapte. Met een dagboek wilde zij het intieme vuur, dat ooit tussen hen bestond, opnieuw aanwakkeren. Eugénie verzamelde haar indrukken van dag tot dag, spaarde ze op in kleine cahiers en gaf die mee met vrienden of kennissen naar Parijs. Haar Journal is onmiskenbaar de navelstreng tussen le Cayla en de ongure huurkamertjes in de Franse hoofdstad.
| |
Tussen de potten en pannen
Op het asfalt van de zigzaggende toegangsweg na is le Cayla in tweehonderd jaar nagenoeg niet veranderd. Nog altijd moet je je met een stevige slag van de klopper op de zware deur toegang verschaffen, nog altijd sta je in de hal op de oorspronkelijke ruwe plavuizen en kun je kiezen: je neemt de uitgesleten wenteltrap naar de bovenverdieping of je stapt de grote boerenkeuken binnen die pal voor je ligt. Lees het Journal van Eugénie en alles gebeurt opnieuw: de leden van het verarmde landadelgezin eten aan de lange eiken tafel samen met het huispersoneel, de seizoenarbeiders en de schapenhoeders. Een plafond van eiken steun- en dwarsbalken, een vloer van ruwe tegels, een boognis met de solide in arduin uitgehakte gootsteen, een staande klok en een grote, zwartgeblakerde haard: hier voelt men het hart van het huis kloppen. Om het eten warm te houden werd de gloeiende houtskool opgeslagen in gietijzeren potten, handig gemetseld in een grote stenen tafel. Hier liep tot 1834 de cuisinière Marianne Gaubil en daarna Marie Rey rond, hier at de pastoor van Andillac ‘een looksoep, een omelet, linzen en gebakken aardappelen’. Een kleine nis, verborgen achter een gordijn, bewijst hoe keukengebonden de kokkin was. Zij sliep op drie stappen van haar potten en pannen.
De wenteltrap van de kasteeltoren leidt naar de eerste verdieping. Je komt meteen in de salon. Eugénie noemde het la salle of la grande salle, de enige plaats in le Cayla die nog steeds een air van grandeur uitstraalt. Rond een massieve, zware tafel in het midden vonden hier de reünies plaats met familie en vrienden, met de hogere geestelijkheid en de lokale landadel. Opvallend is de monumentale schouw, versierd met vier levensgrote kariatiden. Tegen hun borsten drukken ze bloembossen en korenhalmen. Uit pudeur heeft Eugénie, kind van de restauratie, de vier naakte dames een stijf korset aangebonden. Na de dood van het schrijverspaar werd boven de schouwmantel een bas-reliëf
| |
| |
aangebracht: aan de voet van een grote eik zitten Maurice en Eugénie als een verliefd paar dicht bij elkaar. Eugénie leest voor uit een boek terwijl haar geliefde hondje Trilby met gespitste oortjes staat te luisteren.
La grande salle geeft toegang tot de appartementen van de familie. Rechts kom je in de grote kamer van de goedmoedige en zelfingekeerde vader Joseph de Guérin en links op het noorden heb je de kamer van de oudste zoon Erembert. Op het zuiden bevindt zich ‘de grote kamer van Maurice’, zo genoemd omdat hij hier is gestorven op 19 juli 1839. In werkelijkheid was deze ruime, zonnige kamer het appartement van Eugénie en haar jongere zus Marie. Van hieruit kijk je op de kleine vallei van de Saint-Hussou en op een kabbelend beekje dat lijkt te zijn gestolen uit een arcadisch landschap zoals beschreven in een of andere herderszang van Ovidius. En daarboven ontplooit zich, van Cahuzac-sur-Vère tot de gotische heuvelstad Cordes-sur-Ciel, een panoramisch landschap met golvende vignobles.
Een lage deur in dit appartement geeft toegang tot een kleine kamer, de chambrette
Bronzen grafplaquette met de afbeeldingen van Maurice en Eugénie de Guérin door Gabriel Pech (Foto: Hedwig Speliers)
van Eugénie. Met zijn smalle hemelbed, zijn schrijftafeltje en zijn bidstoel was deze chambrette het centrum van Eugénies intellectuele, morele en religieuze leven. Van hieruit, kijkend over de acacia's, heeft zij vergeefs de band met haar broer in Parijs proberen aan te snoeren. Hier werkte ze dagelijks aan haar Journal en schreef ze haar lange brieven, want zij bezat een guirlande van vriendinnen in de streek van de Tarn.
| |
Een bucolisch landschap
Le Cayla moest leven van veertig hectaren omliggend akkerland, hooiland en wijngaard. In zijn livre de raison brengt de adellijke herenboer Joseph de Guérin een goed beeld van wat er buiten de muren van le Cayla gebeurde: ‘Keren, maaien, de gierst wieden, de luzerne omspitten, de anijs wieden, de aardappelen aanaarden, het hooi keren en binnenhalen, de gierst aanaarden, de luzerne bewerken, het graan en de haver oogsten, de anijs uittrekken, de bonen bijeenrapen, de wijnstok ontbladeren, de noten oprapen en van hun schil ontdoen, de druiven plukken, het graan en de haver zaaien, het koren kalken, sloten graven en het graan bedekken, snoeien, hout hakken, stenen rapen, de anijs en de gierst zaaien, de wijnstokken enten.’
Van de veertig hectaren bos- en landbouwland van weleer resten er nog zeventien, voldoende om de bucolische sfeer van deze habitat te ondergaan. Gemarkeerde wandelpaden brengen biografisch belangrijke sites in kaart en tientallen bordjes met teksten uit de brieven en dagboeken van Maurice en Eugénie maken er bovendien een literaire wandeling van. De steile helling waarop de gentilhommière rust, vormt
| |
| |
de schakel tussen een tweevoudige vallei: die van de Sept-Fonts in het westen met zijn weiden en een omvangrijk eikenbos, en die van de Saint-Hussou met zijn altijd ruisende beekje en zijn heldere Source du Théoulet in het oosten. Die bron voedt de vlakbij gelegen lavoir, een natuurlijke wasplaats waar het witte linnen jaarlijks enkele keren werd gewassen. Achter het kasteel ligt het Grand champ du Nord, een uitgestrekte akker waarop een zee van koren meegolft met de glooiing van het terrein. Dit was hun ‘school’ waar de intelligente en devote zus Eugénie, na de vroegtijdige dood van hun moeder, haar kleine broer Gods schepping bijbracht. Hier kreeg Maurice tot zijn elfde jaar zijn eerste lessen in taal en levenskunst. Bomen, bloemen en struiken, graangewassen en kruiden, vogels en dieren, landbouwwerktuigen vervingen de schoolbank, het bord en het krijt. Niemand heeft het zo raak verwoord als Jules Barbey d'Aurevilly, de intieme vriend van Maurice. ‘Mocht ik ooit’, zo getuigde hij, ‘mijn intellectuele biografie van Maurice de Guérin schrijven, dan zou ik beginnen met een exacte beschrijving van het kasteel, van zijn bewoners en van zijn omgeving. De dichters, zoals de schildpadden, dragen hun huis op hun rug. Dit huis is het paleis van hun eerste dromen, dat ze, waar ze ook gaan, voorgoed in hun gedachten als een al dan niet schitterend schild met zich meedragen.’
| |
Literatuur
Maurice de Guérin, De kentaur & De bacchante. Vertaald door Maarten Elzinga (Sliedrecht, Wagner & Van Santen 1999) |
Hedwig Speliers, Dichter naast God. Biografie van de romanticus Maurice de Guérin (1810-1839) (Antwerpen, Meulenhoff-Manteau 2009) |
Hedwig Speliers, Len de l'el. Een poëtische tocht in de Midi. Gedichten. Un séjour poétique dans le Midi. Poèmes (Antwerpen, Manteau 2009) |
Château-Musée du Cayla
81140 Andillac
Tel. 05 63 33 90 30
www.litterature-lieux.com
Openingstijden:
Januari en februari: zaterdag en zondag van 14.00 uur tot 17.00 uur.
Van maart tot april en november tot december: woensdag tot zondag 14.00 uur tot 17.00 uur.
Van mei tot juni en van september tot oktober: elke dag (behalve dinsdag) van 10.00 uur tot 12.00 uur, en van 14.00 uur tot 18.00 uur.
Juli en augustus: elke dag van 10.00 uur tot 12.30 uur, en van 14.00 uur tot 19.00 uur. Tarief: €2,- voor volwassenen, €1,- voor groepen en studenten. Gratis voor kinderen beneden de 12 jaar en georganiseerde schoolgroepen.
In le Cayla vindt in juli 2010 een driedaags colloquium plaats om de tweehonderdste verjaardag van Maurice de Guérin te herdenken.
|
|