Post
Herman Langeveld pretendeert in Biografie Bulletin (19/3, red.) dat de positieve besprekingen van mijn biografie over Karel Lotsy, De Dordtse magiër, onterecht zijn. Zijn ego blijkt gekrenkt door een recensent van NRC Handelsblad die kritiek durfde te leveren op de promotiecommissie van André Swijtinks proefschrift In de pas over sport in de Tweede Wereldoorlog. Langeveld was lid van die commissie en probeert nu het gelijk van zijn pupil te bewijzen. Daarvoor neemt hij helaas zijn toevlucht tot een misleidende weergave van mijn betoog.
Zo beweert Langeveld dat ik in mijn beoordeling van Lotsy niet meeweeg dat de Nederlandse Arbeiders Sportbond (nasb) weigerde mee te werken aan de uitsluiting van Joden uit een nieuw eenheidsbondsbestuur. Langeveld verzwijgt dat de nasb van de tientallen sportbonden de enige bond was die hier niet aan meewerkte. Hij maakt de opstelling van een minibond tot morele maatstaf voor Lotsy en alle andere sportbonden en ontpopt zich als anachronistisch goed-foutdenker.
Uit mijn waslijst met voorbeelden dat Swijtink cruciale bronnen heeft gemist of genegeerd of onderbelicht heeft gelaten, plukt Langeveld er slechts twee en maakt daar bovendien een onherkenbare karikatuur van. Hij bagatelliseert het feit dat Lotsy ontslag nam als sportgevolmachtigde op 16 september 1941, de dag nadat de Duitsers Joden uitsloten van sport en andere openbare activiteiten. Dat betekent volgens Langeveld niets omdat Lotsy in die brief niet expliciet protesteerde tegen de ‘Verboden voor Joden’-maatregel. Als Lotsy dat wel zou hebben gedaan was hij ongetwijfeld in een gijzelaarskamp beland. Langeveld verhult dat Swijtink de brief over Lotsy's ontslag, te vinden tussen door Swijtink bestudeerde archiefstukken, niet opvoert in zijn proefschrift.
Ook houdt Langeveld mét Swijtink vol dat Lotsy's zuivering een wassen neus was omdat de zuiveringscommissie (czs) alleen naar Lotsy's verdedigingsbrief zou hebben gekeken. De czs schreef echter ook personen te hebben verhoord en boog zich bovendien over een nagezonden klacht, die de czs echter onvoldoende gedocumenteerd achtte. Bovendien laat ik zien dat enkele czs-leden Lotsy's activiteiten met eigen ogen hadden kunnen volgen en dat Swijtink hun antecedenten onvoldoende heeft onderzocht.
Langeveld concludeert dat mijn kritiek een ‘feitelijke basis’ mist. Tot dat oordeel kan hij alleen komen door geen recht te doen aan de feiten die ik wel degelijk aandraag. Een hoogst onacademische werkwijze voor een wetenschapper.
Een nieuwe publicatie over een misser van Swijtink en de promotiecommissie (‘Sport op het Olympiaplein tijdens de razzia van 20 juni 1943’) is te vinden op mijn blog: http://standplaatsbeethovenstraat.blogspot.com/.
Frank van Kolfschooten