Biografie Bulletin. Jaargang 19
(2009)– [tijdschrift] Biografie Bulletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 85]
| |
Schrijvershuizen
| |
[pagina 86]
| |
zandweg met uitzicht op het bos. Een grote overgang voor iemand die in Den Haag en Amsterdam had gewoond en genoot van alles wat de hoofdstad aan vermaak en luxe te bieden had. Tijdens de Tweede Wereldoorlog had het echtpaar Koen onderduikers in huis: Joodse mensen uit de muziekwereld. Koen-Conrad dacht vaak terug aan de ‘vele goede mensen’ die ze in de oorlog weggevoerd had zien worden. Ook haar beste vriendin Jetty raakte ze kwijt door ‘die smerige Hitler’; dit Joodse meisje kwam om in een concentratiekamp. Netty zou haar eerste boek postuum aan haar opdragen: ‘Aan mijn vriendin Jetty, ter herinnering aan onze onbezorgde schooljaren.’ In combinatie met een citaat van Byron als motto, ‘The days of our youth are the days of our glory’, is dit een schrijnende lading voor dit romantische, vrolijke boek. Koen-Conrad was klein en frêle. Een bedrieglijk uiterlijk in vele opzichten. Ze was daadkrachtig en ‘om leven in de brouwerij te brengen’, richtte ze samen met een enthousiaste plaatselijke boekhandelaar De Zeister Literaire Kring op. Tot de leden hoorden, onder anderen, haar goede vriend Anne de Vries (bekend als auteur van de Bartje-serie) en Clare Lennart. Koen-Conrad nam actief deel aan de lezingen die leden verzorgden: haar bijdragen gingen over wat ze zelf ‘De Fransen’ (onder anderen de Beauvoir en de Maupassant) en ‘De Russen’ (onder anderen Toergenjev en Tolstoi) noemde. Ze was belezen, en haar liefde voor boeken en kunst was in haar hele huis tastbaar aanwezig; de muren hingen vol olieverfschilderijen en overal, zelfs op de eettafel, stonden rijen boeken, meest internationale klassiekers, maar ook boeken die zomaar haar nieuwsgierigheid hadden gewekt. Ze hield van het avontuur, van grandeur en van het zoeken naar de poëzie in het bestaan. De motto's van haar boeken zijn citaten uit werk van Goethe, Schiller, Vondel en andere klassieke auteurs. Uitgesproken meningen had ze ook - ze was zich bewust van een reservoir aan levenswijsheid dat ze in haar meisjesboeken meenam: het zijn romantische meisjesboeken met levensadvies. Bij Pour Toi - het bos bleef, maar een geasfalteerde weg verving de stuivende zandweg - was het dankzij de enthousiaste boekhandelaar vaak een komen en gaan van lezeressen. Als ze een boek van haar kochten vertelde hij waar ze het konden laten signeren; dan stonden er weer giechelende tieners voor de deur. Als lid van de Vereniging van Letterkundigen draaide Koen-Conrad enthousiast mee in de schrijverswereld; ze was overtuigd van het belang van meisjesboeken. Ze tolereerde geen enkele suggestie van minderwaardigheid van het genre, ze was er trots op. Ze werd lid op voordracht van Henriëtte van Eyk en historicus Johan van Hulzen. Aan de Vereniging had ze veel herinneringen. Zo bracht ze samen met haar man eens de bejaarde Top Naeff met de auto naar het station. Op de volgende bijeenkomst negeerde Naeff haar, beledigd omdat ze haar niet naar huis hadden gebracht. Er was die keer dat ze een nog heel jonge Harry Mulisch als tafelheer had, en de keer dat hij, waar haar man bij stond, stiekem met haar trachtte te flirten in de spiegel toen ze haar haren nog even opkamde: ‘ogenspel’ noemde ze het later, op licht beschuldigende toon. Als tafelheer was Mulisch attent en onderhoudend. Ze ontmoette veel andere bekende auteurs, zoals Godfried Bomans. Deze was karakteristiek sardonisch en dartel in zijn benade- | |
[pagina 87]
| |
ring. Bij een samenkomst plus diner haar naam ontwarend op het kaartje bij de plaats naast hem, riep hij haar enthousiast toe: ‘Meisje Koen-Conrad, kom maar hier!’ | |
Assertieve heldinAls tiener was ze avontuurlijk. Ze speelde stiekem mee in een reclamefilm, wat prompt werd ontdekt en thuis gemeld door haar zus, die in de plaatselijke bioscoop met haar vriendinnen verbijsterd naar het witte doek had zitten staren. Verdere pogingen in die richting werden verboden. Schrijven mocht wel. Haar eerste manuscript, ‘Bakvischleven’, werd afgewezen door een vriendelijke uitgever die bij hen thuis kwam om uit te leggen dat ze potentie had, maar zich nog moest ontwikkelen. Haar tweede poging werd beoordeeld door de hoofdredacteur van de Haagsche Courant, die adviseerde: vooral veel lezen. Zo ontstond een levenslange liefde voor klassieke literatuur: Zola, de Beauvoir, Flaubert (ook dat ze Madame Bovary las verklapte haar zus aan haar moeder). Haar ontwikkeling leek op die van vele schrijfsters van romantische boeken wereldwijd: ze begon met het schrijven van korte verhalen voor tijdschriften en kranten. Vanaf 1933 schreef ze onder andere voor de Haagsche Courant. Haar meisjesnaam was Sondaar; als ode aan haar stiefvader creëerde ze later van zijn achternaam haar pseudoniem: Conrad. Haar romandebuut, het populaire meisjesboek Cupido speelt kiekeboe, verscheen in 1947 bij De Bourdon in Delft, haar laatste roman in 1978 bij West-Friesland. Haar moeder stond erop dat Netty een vak leerde - ze volgde cursussen, waardoor ze zich coupeuse mocht noemen, en daarna een cursus hoedenmaken. Toch bleef de‘Pour Toi’, Zeist
mode een hobby. Haar man leerde ze kennen op kantoor, bij uitgeverij Succes. Ze schreef er teksten voor de toen populaire schriftelijke cursussen. Freddy was haar baas, voor wie ze brieven opnam - geheel in de stijl van het romantische meisjesboek. Maar deze heldin was wel heel assertief. De aanvankelijke antipathie liep zo hoog op dat Netty op een dag naar de directie stapte en kortweg meedeelde: ‘Hij eruit, of ik eruit!’ Ook hier was de tengere verschijning misleidend; ze voelde dingen diep en subtiel, maar ze was ook fel en assertief. Freddy, waarschijnlijk gewend dat meisjes hem - knap, vlot, succesvol en ambitieus - achternaliepen, raakte gefascineerd, en zo trouwden ze in 1939. Haar moeder liet Freddy beloven dat haar dochter huishoudelijke hulp zou krijgen: ‘Ze is niet zo sterk.’ Toen het frêle | |
[pagina 88]
| |
meisje een bejaarde negentigjarige dame was geworden, dacht ze nog weleens met enige ironie terug aan die woorden. | |
GeschoktKoen-Conrad werd wel ‘de tweede Cissy van Marxveldt’ genoemd, wat haar man de opmerking ‘Nee hoor, je bent de eerste Netty Koen-Conrad’ ontlokte. Haar werk gaat meestal over vrolijke meisjes met een sterk karakter die aan hun eigen fatsoensnormen vasthouden, ook als hun omgeving dat niet doet. Veel aandacht besteedt ze aan het sociale aspect van de romance; een school, een groep mensen die op een georganiseerde vakantiereis zijn - de groepsdynamiek speelt telkens een rol die verder gaat dan een noodzakelijke achtergrond. De nadruk ligt daar ook in morele zin: Koen-Conrad wilde meisjes sociaal wereldwijs maken door te waarschuwen voor bedriegers en leugenaars, en hen zo te helpen een man te vinden die van hen hield en werkelijk goede bedoelingen - oprechte toewijding - had. Dit culmineerde in het boek Moet ik een begijntje wezen? (1968) waarvoor ze bijna antropologisch te werk ging door in de privacy van haar werkkamer tienermeiden te ondervragen over de stand van zaken op relatiegebied. Ze was geschokt door hun verhalen. De telefoontjes achteraf van vriendinnen wier dochters ze hiervoor had gecharterd (‘En wat heeft ze verteld?!’) wimpelde ze gedecideerd af: ze had geheimhouding beloofd. De verhalen komen allemaal anoniem terug in het boek. De titel is gebaseerd op een anekdote van een van de meisjes. Dat had een jongen bij het eerste afspraakje op afstand gehouden. Toen ze hem later tegenkwam - met een ander meisje - zei hij: ‘Daar heb je dat begijntje.’ Koen-Conrads antwoord op de vraag die in de titel van dit boek gesteld wordt, was een volmondig ‘ja’. Dit stond haaks op de ideeën over vrouwelijke zelfbeschikking in die tijd. Toen Koen-Conrad haar vijfentwintigste boek had gepubliceerd, werd ze tijdens een concert tot haar verrassing toegesproken en ontving ze een bos bloemen. Er werd meegedeeld dat er een bekende schrijfster in de zaal zat, waarop ook mevrouw Koen-Conrad nieuwsgierig de zaal aftuurde. Pas toen haar vijfentwintig boeken werden genoemd, drong het tot haar door dat zij bedoeld werd. Een nog jonge en vrij onbekende Herman van Veen, die als violist op het podium stond, kwam naar haar toe en speelde voor haar. | |
BorrebachOok muziek was belangrijk in Pour Toi, waar een grote vleugel stond. Koen-Conrads man was naast zijn baan als bedrijfsjurist componist en schreef onder andere voor het beroemde jazzorkest The Ramblers.Ga naar eind1 Freddy stimuleerde haar schrijfcarrière. Hij ging altijd mee naar contractbesprekingen - als bedrijfsjurist kon hij haar adviseren. Hierdoor zijn de copyrights nooit overgedragen.Ga naar eind2 Ook moreel steunde hij haar, en zelfs muzikaal gaf hij haar werk aandacht: hij componeerde een muziekstuk bij een van haar boeken, dat bij muziekuitgeverij Metro in Amsterdam verscheen: Als je 1000 weken bent. Ze waren een glamoureus echtpaar. Uitgever Floor Jonkers, die hen als kleine jongen op de uitgeverij van zijn familie ontmoette, herinnert zich de prachtige sportauto waarin de flamboyante Freddy Koen en zijn ele- | |
[pagina 89]
| |
gante vrouw hun opwachting maakten. Ze reisden graag, naar Parijs en naar Italië, waar Netty paus Johannes xxiii ontmoette. Ze kwamen in Den Haag bij Hans Borrebach over de vloer. Toen in 1995 bij de opening van de tentoonstelling van Borrebachs werk in het Letterkundig Museum werd gesuggereerd dat hij een beetje een vieze man was geweest, stond de zevenenzeventigjarige dame op en verdedigde haar vroegere vriend: ‘die man was nudist.’ Door Freddy's werkzaamheden in de muziek stonden er voor het echtpaar Koen naast het jaarlijkse Boekenbal ook Gouden Harpgala's op het programma. Netty was dol op dit soort gelegenheden. Avondkleding maakte ze zelf: van Franse modeplaten koos ze wat ze mooi vond en maakte het na. Haute couture voor de prijs van een lap stof van de markt. Als je trouwde stopte je als vrouw met werken - dat was in veel kringen voor de oorlog gangbaar. Koen-Conrad had echter haar ‘Room of One's Own’. Zolang ze voldoende uit kon gaan (Amsterdam was favoriet) was de rustige omgeving van Pour Toi ideaal voor een schrijfcarrière. Ze verscheen regelmatig in kranten en een enkele keer waren er tv- en radio-optredens. Ze kreeg een zoon, René, die als passie autoracen had en als coureur op Zandvoort reed; later werd hij autohandelaar. Ook met de zorg voor een jonge zoon schreef Koen-Conrad gestaag door. Zelf stelde ze dat de teller op veertig titels stond: achtendertig gepubliceerde boeken plus twee die bij West-Friesland op de plank zouden blijven liggen. Ik kom echter uit op vijfendertig verschenen titels, in een lijst waarin mevrouw Koen-Conrad geen omissies kon ontdekken, maar mogelijk missen er titels. De laatste twee romans die ze bij uitgeverij West-Friesland aanleverde zouden nooit verschijnen: Floor Jonkers, toen net directeur, vond ze te gedateerd. Kort na elkaar overleden haar man, moeder en enige zoon. Koen-Conrad was dankbaar dat de vroege dood van hun zoon haar man bespaard was gebleven. Maar na deze klappen behoorde het schrijven na ruim veertig jaar schrijverschap tot het verleden. Toch keek Netty Koen-Conrad met genoegen terug op haar carrière. Vanuit Pour Toi, haar geliefde huis in het groen, schreef ze over grote liefdes en belangrijke keuzes. Ze zou er nog decennialang gelukkig zijn.
Pour Toi Charlotte de Bourbonlaan 40 Zeist
Het huis wordt gemoderniseerd en zal aan particulieren worden verhuurd. |
|