De vrouw achter de gedichten
Over de kwaliteit van het werk van Nahon is Van der Aa duidelijk: het werk is achterhaald. Nahons gedichten worden niet meer in de hedendaagse canon opgenomen. Debet hieraan zijn volgens hem de technische zwakte van het werk en het opvallende gebrek aan diepgang. Van der Aa: ‘Op een paar waarschijnlijk ongewild duistere passages na, is het altijd overduidelijk wat de dichteres wil zeggen. Meestal appelleert zij zonder schroom aan universele gevoelens als liefdesverdriet, gemis en verlangen, wat de meest hedendaagse poëzielezers als kitsch ervaren.’ Van der Aa's interesse gold dus niet Nahons werk. Hij zocht, zoals hij in een interview met Gazet van Antwerpen zegt, naar ‘de vrouw achter de gedichten’.
De zoektocht naar ‘de vrouw achter de gedichten’ moet zijn geweest als het zoeken naar verloren stukjes van een grote legpuzzel. Van der Aa heeft het merendeel van die stukjes - brieven, handschriften en foto's - in het Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven (amvc) - Letterenhuis gevonden. Gezien de rigide vernietiging van bijna alle brieven aan Nahon, mag het een wonder heten dat er nog zo'n tweehonderd brieven van Nahon bewaard zijn gebleven. Van der Aa heeft tijdens zijn onderzoek een aantal belangwekkende vondsten gedaan. Zo heeft hij Nahons verloren gewaande brieven aan Paul Pée, een van haar geliefden, teruggevonden. Daarnaast heeft hij een dagboek van Nahon uit 1915 ontdekt dat vol stond met intieme notities voor Anne Voeten (1889-1959). Voeten was een hoofdverpleegster die Nahon had leren kennen tijdens haar opleiding tot verpleegster in het Stuyvenbergziekenhuis. ‘De dagboeknotities bevestigen dat de relatie tussen Alice Nahon en Anne Voeten verder ging dan innige vriendschap’, schrijft Van der Aa. Op basis van tektsfragmenten uit het dagboek oppert hij dat er ‘genoeg circumstantial evidence voorhanden [is] om aan te nemen dat de relatie tussen Nahon en Voeten, die beiden ongetrouwd zouden blijven, meer dan een gewone vriendschap was.’
Van der Aa bouwt zijn bewijsvoering rustig op en overtuigt de lezer: naast mannen heeft Nahon ook vrouwen liefgehad. Zo heeft Nahon aan het eind van haar leven ook een relatie gehad met de veel jongere Sylvia Newton, met wie ze ook haar laatste appartement heeft gedeeld.
Het onconventionele karakter van Nahons levensloop wordt door de biograaf met nieuwe bronnen en perspectieven gevoed. Op liefdesgebied laat hij ‘circa twee dozijn vriendjes en minnaars [...], onder wie twee vrouwen, twee pastoors en een impotente Nederlander’ de revue passeren - aldus de samenvatting in De Standaard. Van der Aa is echter nergens op sensatie uit. Hij werkt vanuit het principe dat de biograaf niets verzinnen mag. Alleen wanneer er genoeg circumstantial evidence is, zoals bij Nahons vrouwenliefde, gaat hij over tot voorzichtige suggesties. De meest opvallende casus van circumstantial evidence is waar Van der Aa ingaat op de biografische hiaat rondom ‘het langdurige en klaarblijkelijk traumatische ziekenhuisverblijf’ van Nahon in 1931. De biograaf constateert dat er ‘een waas van geheimzinnigheid’ rondom dit verblijf hangt. Waar Nahon doorgaans open en zonder schaamte over haar behandelingen schreef, heerste rondom dit verblijf een opvallend zwijgen. Er is sprake van een operatie, maar wat voor een operatie? De biograaf citeert een veelzeggende tekst van Alice Nahon, gevonden op een ongedateerd kladje: ‘Ik