Getuigenissen
Auschwitz, het bekendste vernietigingskamp, is in ontelbare boeken beschreven; er zijn radio- en televisiefilms over gemaakt, en zelfs speelfilms. Maar het aangrijpendst blijven de getuigenissen van de overlevenden zelf. Dat blijkt ook uit het boek van Ad van Liempt. De treinreis - drie dagen en twee nachten in een gesloten goederenwagon -; de aankomst in Birkenau, het buitenkamp dat zo mogelijk een nog zwartere reputatie heeft dan Auschwitz zelf, en de chaos daar; de rijen waarin de nieuwkomers werden geplaatst en die achteraf gezien bepalend waren voor leven of dood. En de ontberingen - kou, honger, ziekte, lijfstraffen - van degenen die in de ‘goede’ rijen waren beland. De hoofdstukken over Auschwitz vormen de kern van Frieda - verslag van een gelijmd leven. Dat uitgerekend zij uit het kamp is teruggekeerd, is iets waarover je je na lezing van dit boek blijft verbazen. In Auschwitz kreeg ze werkelijk roodvonk, waardoor ze in de ziekenbarak belandde. Hoewel de ellende overal in het kamp onbeschrijflijk was, waren weinig plekken zo verschrikkelijk als de barakken waar de vele zieken werden verzameld. Door het ontbreken van elke vorm van hygiëne liepen de patiënten er doorgaans ook de ziekten van de anderen op. Te eten kregen ze bijna niet en ook verder was het leven er ondraaglijk - om nog maar te zwijgen van figuren als de kamparts Mengele, die daar rondwaarden. Onder de zieken in de barak bevonden zich eveneens Anne en Margot Frank. Het was vooral aan haar moeder te danken dat Frieda de ziekenbarak overleefde. Rebecca Brommet en Edith Frank, de moeder van Anne, probeerden met alle middelen (‘als roofdieren’) aan voedsel te komen; door een gat dat ze onder de barak groeven, wisten ze het naar binnen te smokkelen.
Het lot van Anne en Margot Frank is bekend: zij werden fit genoeg bevonden om de ziekenbarak én het kamp te verlaten en zouden uiteindelijk in Bergen-Belsen om het leven komen. Frieda's geluk was, achteraf gezien, dat ze te ziek was om op mars te gaan. Met haar moeder bleef ze in Auschwitz. In januari 1945 verlieten de laatste Duitsers het kamp. Negen dagen later hoorden de overgebleven gevangenen een bonkend geluid tegen de wand van de barak. Het bleken de ski's van de Russische bevrijders te zijn, aldus een terugblik van Frieda Menco-Brommet in 1995: ‘Ze kwamen binnen: de Russen, grote mannen in het wit met kaarsen in hun handen. Wat troffen ze aan? Vervuiling, lijken, nog net levende mannen en vrouwen. Eén Rus bleef voor mij staan en staarde mij aan. Nu pas, de laatste tijd, denk ik te begrijpen wat hij gezien heeft en gedacht moet hebben.’
De Duitse nederlaag betekende niet voor iedereen de redding. Talloze gevangenen in Auschwitz, Bergen-Belsen en de andere kampen zijn na de bevrijding gestorven, omdat ze te verzwakt waren of omdat de voorhoede van de bevrijders de middelen noch de kennis had om ze in leven te houden. Hoewel het bij Frieda maar weinig heeft gescheeld, herstelde zij, langzaam, totdat ze maanden later, na de bevrijding van Nederland, Auschwitz kon