Biografie Bulletin. Jaargang 19
(2009)– [tijdschrift] Biografie Bulletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 44]
| |||||||||
Een eenzaam avontuur
| |||||||||
[pagina 45]
| |||||||||
hulp aan onderduikers kwam in Nederland pas op gang toen ook niet-Joodse Nederlanders oproepen kregen en onderdoken. Tot die tijd was de hulp aan Joden versnipperd en afhankelijk van de goedwillendheid van enkelingen. Wel waren er al vrij snel studentengroepen actief die vooral jongere kinderen van een gratis onderduikadres voorzagen, maar die hebben maar ongeveer 1100 van de bijna 21.000 Joodse kinderen in Nederland kunnen helpen.Ga naar eind2 De meeste Joodse ouders hadden geen contact met die studentengroepen en moesten putten uit hun eigen financiële middelen, als ze daarover al beschikten.Ga naar eind3 Voor zover ze niet-Joden kenden die bereid waren hen te helpen, waren die vaak niet in staat onderdak te bieden aan het hele gezin, in elk geval niet voor langere tijd, zodat de ouders vroeg of laat het besluit moesten nemen om hun kind of kinderen te laten gaan. Was het eenmaal gelukt een kind onder te brengen op een schuiladres, dan werd de band tussen ouders en kind meestal verbroken, zeker nadat een aantal keren van adres was veranderd, zoals vrijwel altijd gebeurde. Het kwam voor dat de ouders probeerden contact te houden, ondanks de risico's die dat met zich meebracht. Zo was er een vader die zijn dochter brieven schreef met vrolijke verhaaltjes en tekeningen, die hij ondertekende met ‘oom Jaap’, en verliet de moeder van schrijver Frans Pointl haar schuilplaats om haar zoon op te zoeken in een andere stad toen hij jarig was.Ga naar eind4 Vaker echter wisten de ouders en kinderen niet van elkaar waar ze waren en ook niet of ze nog leefden. Er waren onderduikouders die de kinderen goed opvingen, die begrepen wat ze misten, die geduld hadden als ze een driftbui hadden of verdrietig waren. Bij andere onderduikouders ontbrak die tact; daar hadden de kinderen zich koest te houden en moesten ze zich aanpassen. Eindeloos vaak kregen ze te horen dat ze dankbaar moesten zijn. Een voormalige onderduikster: ‘Andere mensen waagden hun leven voor je, wat had je dan nog te vertellen? Niets, helemaal niets. Je paste je aan.’Ga naar eind5 Op de achtergrond dreigde altijd ontdekking. Er waren afspraken wat ze moesten doen als er onraad was; er waren schuilplaatsen gemaakt - in kasten, kelders, op vlieringen, tussen plafonds - waar ze in moesten kruipen tot het gevaar was geweken. Als de kinderen al buiten mochten komen, hadden ze een andere naam, en moesten ze oppassen dat ze hun mond niet voorbijpraatten. Ze moesten een ander verleden verzinnen. Ze leefden met het gevaar, en hun onderduikouders peperden hun terecht in dat dat geen spelletje was. | |||||||||
SchaamteEr waren ook andere gevoelens dan spanning en angst. Verwarring was er één van: jongere kinderen dachten soms dat ze niet bij hun ouders konden blijven omdat ze te lastig waren. Ze kampten ook met schuldgevoelens. Een vrouw die op haar negende of tiende terechtkwam op een boerderij met liefdevolle onderduikouders en met een hele trits onderduikbroertjes en -zusjes met wie zij eindeloos kon ravotten en ‘lekker plat’ kon praten, herinnert zich dat ze haar ouders 's nachts hevig kon missen, en dat ze zich schuldig voelde dat ze hen niet vaker miste. Sommige onderduikouders probeerden de kinderen te bekeren tot het christendom (volgens de voogdijcommissie Oorlogs- | |||||||||
[pagina 46]
| |||||||||
pleegkinderen, opk, deed elf procent van de door hen onderzochte onderduikouders daartoe een poging). Soms gingen de kinderen uit zichzelf geloven in de Jezus voor wie hun gastgezin bad. Een kind dat zonder ouders ondergedoken zat, genoot in de regel weinig bescherming. Dat ging meestal goed, maar het kwam voor dat een kind lange dagen moest maken als werkkracht, ernstig werd verwaarloosd, of nog erger. Een vrouw, die vijftien was toen ze onderdook, werd door haar onderduikvader aangerand. Toen ze dat vertelde aan haar contactpersoon wilde die haar niet geloven, en dreigde hij met de Gestapo als ze haar mond niet zou houden. Ook wees hij haar erop dat haar vader, die zoveel had betaald om haar te laten onderduiken, erg in haar teleurgesteld zou zijn als ze alles verknoeide met haar grote mond. Ze werd overigens wel in een ander gezin ondergebracht. Over dergelijke ervaringen is weinig concreets bekend. Vooral seksueel misbruik is nog steeds een beladen onderwerp. In 1992 spraken vrouwen er in beslotenheid over tijdens een conferentie over ondergedoken kinderen. Jolande Withuis, die het thema in 1995 aankaartte tijdens een congres over herinneringen en de Tweede Wereldoorlog, georganiseerd door het riod, wees erop dat er nog steeds geen systematisch onderzoek naar is gedaan. Er is binnen de Shoah altijd sprake van een zekere hiërarchie in slachtofferschap. Deportatie naar een concentratiekamp gold als het ergste, de onderduik als het minst erge. Wie kan dat bestrijden? In de onderduik was je niet in handen van de Duitsers en leed je onvergelijkbaar veel minder fysieke ontberingen. De verhalen uit de kampen waren per definitie gruwelijk (Siertsema wijst er overigens op dat die gruwelen niet altijd doordrongen tot een kind); voor zover de gepubliceerde onderduikverhalen beklemmend zijn, zijn ze dat vooral vanwege de angst gepakt te worden. Verhalen over de dreiging die uitging van de onderduikgevers zijn zeldzaam, al bestaan ze wel.Ga naar eind6 Lange tijd is de buitenwereld er nauwelijks ontvankelijk voor geweest, omdat het niet paste in het beeld dat werd gekoesterd over de bezetting.Ga naar eind7 | |||||||||
De behoefte om te vertellenToen kwam de bevrijding. Jetteke Frijda: ‘De zwaarte van wat er in de afgelopen jaren gebeurd was, de manier waarop je angsten, vervreemding, onzekerheden, vernederingen, verdriet getrotseerd had - het lag als een loden deken om je heen.’Ga naar eind8 Langzaam drong het door dat de meeste familieleden, de meeste Joodse vrienden en bekenden dood waren. Sommige kinderen moesten opnieuw tegen hun zin afscheid nemen. Het kwam voor dat ze weer werden ondergebracht bij onbekenden - de jongsten hadden soms amper herinneringen aan hun ouders - of naar een opvangtehuis voor Joodse weeskinderen werden gebracht. Een jongen die aan het eind van de oorlog negentien jaar was, had geen familie meer en bleef in het dorp waar hij ondergedoken had gezeten. Hij werd gekoppeld aan de dochter van zijn onderduikouders. Iedereen vond dat ontroerend: deze jongen die alles kwijt was had nu een nieuwe familie gekregen. Alleen hij wist dat hij zich niet thuis voelde in deze nieuwe familie. Hij had maar één reden gehad om met dat meisje te trouwen: hij had het gevoel dat hij haar genegenheid niet kon afwijzen, en wilde die | |||||||||
[pagina 47]
| |||||||||
lieve familie zijn ondankbaarheid besparen. Bij hem zou de eenzaamheid tot lang na de oorlog voortduren.Ga naar eind9 Voor de meeste onderduikkinderen was de bevrijding echter werkelijk een bevrijding, zij het een bevrijding met een wrange bijsmaak. De wat oudere kinderen die wees waren geworden, gingen vaak terug naar de omgeving waaraan ze de beste herinneringen hadden, al waren veel mensen die bij die herinneringen hoorden verdwenen. Enkelen emigreerden, vaak naar Israël of Amerika. Sommigen hielden contact met hun onderduikouders, anderen niet. De ogen waren gericht op de toekomst. Veel later pas kwamen de verhalen. De ervaringen van onderduikkinderen vormen een hachelijk onderwerp omdat we het voor de optekening daarvan vooral moeten hebben van herinneringen.Ga naar eind10 Herinneringen - ook herinneringen die niet literair zijn vormgegeven - zijn altijd vervormd door de tijd. Bovendien zijn ze onvolledig: het komt bijna nooit voor dat mensen alles blootgeven. Met de paar ervaringen die in dit artikel worden genoemd is het verhaal nog lang niet verteld - er zit een leemte in elke levensgeschiedenis.
Deze reconstructie is onder meer gebaseerd op gesprekken met Loek Dikker, Jetteke Frijda, Nico Frijda, Eli Frances, Steven Frank, Bram van Gelderen, Tons en Heinz Katzenstein-Hartogs, Froukje Levie-De Lange, Frieda Menco-Brommet, Estella Mendels, Brigit Pos-Kray, Jacqueline Sanders-van Maarsen en Ruud Sanders, Otto Schaap, Dolf Schaap en Willie Meyer. | |||||||||
Literatuur
|
|