Biografie Bulletin. Jaargang 19
(2009)– [tijdschrift] Biografie Bulletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 21]
| |
Thema levensverhalen
| |
Historisch perspectiefVanaf het vroegste begin van de geschreven historie hebben bekende en onbekende schrijvers familierelaties op schrift gesteld. Het belang en de vastlegging van voorname afstamming en familiebanden is al sinds de Oudheid een literair thema. De interesse in de afkomst, of genos, was volgens Emma Dench diepgeworteld in het klassieke denken van het Middellandse Zeegebied en het Nabije Oosten.Ga naar eind2 Zij wijst op het telkens herhalen van stamreeksen in de klassieke literatuur, een gemeenschappelijk kenmerk voor de wijze waarop in het Oude TestamentGa naar eind3 en in de Griekse historiografie over familie- en lokale geschiedenis wordt geschreven. Dergelijke ‘stambomen’ worden gebruikt om een volk een plaats in de wereld te geven, of met het oogmerk van inclusion or exclusion.Ga naar eind4 Met andere woor- | |
[pagina 22]
| |
den, de klassieke familiegeschiedenissen werden niet voor ontspanning en vermaak vastgelegd; ze hadden een serieus doel. Een bekend voorbeeld is de afstamming van Romulus en Remus, via Aeneas, van de Trojanen en uiteindelijk van de goden zelf.Ga naar eind5 Deze elitaire vorm van ‘genealogische opschepperij’Ga naar eind6 geeft een goed beeld van competitieve en statusgevoelige aspecten van de Romeinse maatschappij waarin genealogische claims, historische tradities van afzonderlijke ‘clans' en familieclusters (gentes) van groot belang waren.’Ga naar eind7 Ook in het Nieuwe Testament wordt het belang van afstamming gepropageerd. Het gaat daarbij om geslachtslijnen die telkens uitmonden bij de geboorte van Jezus.Ga naar eind8 Deze zogenoemde geslachtsregisters zijn beperkt tot feitelijke opsommingen van opeenvolgende vader-zoonrelaties, zonder houvast van jaartallen of andere historische context. De geslachtsregisters zijn niet als historische ‘narrative’ bedoeld, maar als middel om afstamming van een relevante voorouder aannemelijk te maken. Priesters en Levieten konden er hun afstamming mee aantonen en zo hun functies bekleden; de zonen van Aäron waren immers van alle Israëlieten uitgekozen om als priester te dienen.Ga naar eind9 Bovendien zou uit de stam van Juda en het huis van David volgens de profetie de Messias worden geboren. Deze vorm van ‘familiegeschiedenis’ is dus uitdrukkelijk bedoeld als een vorm van legitimatie. Bernard Scott benadrukt het belang van een vader-zoon opvolging: ‘In a patriarchal society lineage is traced through the male [...] and the function of the genealogy is to illustrate the honor to be ascribed to the final descendant.’Ga naar eind10 Door Jezus te noemen als de zoon van David wordt aannemelijk gemaakt dat hij koninklijke autoriteit heeft en de capaciteit om Rome te verslaan, zoals David Goliath versloeg en later de vijanden van Israël.Ga naar eind11 In dit specifieke geval was het noodzakelijk om de messiaanse aanspraken op deze wijze kracht bij te zetten: ‘Matthew's admitting into his narrative the popular expectation of Davidic messianism is that the first-century Jewish reader would not have taken seriously any narrative purporting to speak of a messiah not in every respect Davidic.’Ga naar eind12 Met andere woorden, zelfs een hemelse Verlosser zal een succesvolle claim moeten kunnen leggen op verwantschap met een illustere voorouder. Na de klassieke Oudheid wordt dit genealogische genre in steeds uitvoeriger vorm voortgezet. Onder het motto ‘there is no such thing as too much legitimacy - even for a legitimate dynasty’Ga naar eind13 treffen we in de middeleeuwen vele voorbeelden aan van genealogische fabricages, zoals de Gesta Comitum Barcinonensium (Gesta) uit de twaalfde eeuw. Dit werk werd samengesteld door een anonieme monnik, bedoeld om de heldendaden van de graven van Barcelona te bejubelen.Ga naar eind14 In de Gesta wordt de legitieme basis gelegd van het ambt en de autoriteit van de graven van Barcelona tegen concurrerende aanspraken van hun peers, hun onderdanen en bovenal hun feitelijke soevereinen, de Capetingers.Ga naar eind15 De feitelijke genealogie overbrugt de afstand tussen de in nevelen gehulde oorsprong van de dynastie in de negende eeuw met Guifred de Harige tot het glorieuze heden van graaf Ramon Berenguer iv (1131-62).Ga naar eind16 De beschrijving van de heldendaden van Guifreds opvolgers loopt naadloos over in die van Ramon Berenguer iv, wat hem in de | |
[pagina 23]
| |
context van de Gesta de waardige opvolger maakt van een legitieme dynastie. Historische waarheid en accuratesse zoals die door moderne historici worden gehanteerd, waren echter niet het doel van de samensteller: de voornaamste rol van de Gesta als ontstaansmythe was niet om de legitimiteit van de regerende familie te bewijzen, maar om hem te demonstreren.Ga naar eind17 Een subtiel verschil, dat de geringe waardering voor het feitenmateriaal tot uitdrukking brengt. In de volgende eeuwen blijft legitimiteit voorzien van een erfelijk karakter van groot belang. Het is alleen de mate van historisch-feitelijke accuratesse die verbetert met de ontwikkeling van de wetenschappelijke houding en het instrumentarium van historici; de behoefte om eenmaal verworven of ingenomen sociale posities te bevestigen verandert niet. Een duidelijk voorbeeld is de vroegmoderne vinding die bekendstaat als de Almanach de Gotha, of Gothaischer Genealogischer Hof-Kalender zum Nutzen und Vergnügen eingerichtet, zoals het werk aanvankelijk door uitgever Justus Pethes in opdracht van het Saksische hof werd uitgebracht. Dit boekwerk, dat tussen 1763 en 1944 verscheen, bevatte de jaarlijkse mutaties op de geboorte- en sterfdata van alle adellijke families in West-Europa. De Gotha fungeerde als een ‘who is who’ van adellijk Europa en bood door opname in dit boekwerk erkenning van de familiepositie binnen het Europese adeldom. | |
Van sibbekunde tot ‘nazi-genealogie’Familiegeschiedenis bleek lang beperkt tot een elitaire bovenlaag, die enkel geïnteresseerd leek in quasi-feitelijkheden, bedoeld om de afstamming naar een illustere voorouder aan te tonen en daarop een legitieme claim te kunnen leggen. Vanuit de maatschappelijke verhoudingen van een standenmaatschappij, waarbij exclusiviteit kan worden gefundeerd op afstamming, lijkt dat logisch en verklaarbaar gedrag. In de jaren dertig en veertig van de twintigste eeuw kwam, mede als uitvloeisel van de nationaal-socialistische rassenwaan, sibbekunde als hulpwetenschap in zwang. In Nederland werd in 1940 het Nederlandsch Verbond voor Sibbekunde (nvs) opgericht en verschenen Sibbe en Ewiges Volk. De beoefenaars van sibbekunde streefden exclusiviteit na op basis van biologisch-genetische aspecten. Volgens de historicus Ivo Schöffer kun je het succes en de populariteit van de beoefening van genealogie en volkskunde, juist in de periode rond de oorlog, verklaren door de raakvlakken met reeds bestaand streek- en familiegevoel.Ga naar eind18 Hij plaatst duidelijk vraagtekens bij het historisch-wetenschappelijk gehalte van deze bezigheden, met het dédain dat eigen lijkt te zijn aan de houding van professionele geschiedkundigen ten aanzien van amateurhistorici: ‘Ook deze genealogie en studie van folklore kwam niet uit boven het peil van familie-ijdelheid en handjeklap op het marktplein, het bleef snuffelen naar familienamen en triomfantelijk heen en weer schudden van een geboorte- en sterfjarenbuit’, zegt Schöffer.Ga naar eind19 Over de genealogische activiteiten van het nvs velt hij een opvallend mild oordeel. Het ‘fraai uitgegeven maandblad Sibbe’ - verschenen van 1941 tot en met 1944 - scheerde volgens Schöffer hoogstens langs de nazi-ideologie, wanneer het ijverige pogingen deed om aan te tonen dat mensen als Kloos, Breitner, Thorbecke of Deter- | |
[pagina 24]
| |
ding Duitse voorvaders hadden.Ga naar eind20 Het succes van deze dilettantisch-populaire sibbe- en heemkundige verenigingen had volgens hem daarmee te maken dat men zich in oorlogstijd richtte op eigen omgeving en familie, waarbij het gebrek aan vermaak ‘zulk soort nuttige huisvlijt als het invullen van kwartierstaten’ aantrekkelijk maakte. ‘Dat in dit alles ook de nazi-ideologische rassenleer verscholen lag en het “volkse” bovenmate werd verheerlijkt, ontging menig sibbelaar’, aldus Schöffer.Ga naar eind21 | |
Het ‘Roots-effect’: van elitarisme naar life writingEr kunnen dus vraagtekens worden gezet bij de invloed die sibbekunde heeft gehad op de verbreiding van het nationaal-socialistische gedachtegoed van afkomst en raszuiverheid. Het beeld dat Schöffer en anderen wél scheppen, is dat van een populistische belangstelling voor en de beoefening van familiegeschiedenis. Die ontwikkeling zou in de twintigste eeuw een nog hogere vlucht nemen en uiteindelijk leiden tot de hedendaagse populariteit onder amateur-genealogen. Hoe kun je die opvallende verschuiving van elitaire vorm van legitimatie naar aandacht voor de afstamming onder bredere lagen van de samenleving verklaren? Het lijkt erop dat een en ander een gevolg is van een langdurig proces, waarbij macro- en microhistorische omstandigheden een rol hebben gespeeld. Op de eerste plaats is er de algehele sociaal-culturele ommezwaai na de Franse Revolutie, die tot een onomkeerbare afbraak van de standenmaatschappij van het Ancien Regime heeft geleid. Een uit dezelfde tijd stammende gebeurtenis is de invoering van de burgerlijke stand in grote delen van West-Europa.Ga naar eind22 Bovendien werd bij apart decreet afgedwongen dat elke burger die nog geen vaste familienaam had, er een moest kiezen en opgeven.Ga naar eind23 De door de Fransen ingevoerde maatregelen ten behoeve van de dienstplicht en belastingheffing hebben daarmee als bijproduct een stimulerend effect gehad op de mogelijkheden ook voor de lagere klassen aan eenvoudig bronnenmateriaal te komen. Wat de toename in de populariteit en de beschikbaarheid van bronmateriaal betreft, is nog een andere factor belangrijk geweest. In de jaren zeventig van de twintigste eeuw zorgde één enkel boek voor een ingrijpende culturele ommezwaai met gevolgen voor de populariteit, beoefening en beleving van genealogie en familiegeschiedenis. In oktober 1976 verscheen Roots: The Saga of an American Family, geschreven door Alex Haley. Haley was bekend als coauteur van The Autobiography of Malcolm X (1965), maar met Roots werd zijn naam definitief gevestigd als degene die met zijn zoektocht naar zijn Afrikaanse voorouders het Amerikaanse beeld van slaven en slavernij hernieuwd op de kaart had gezet.Ga naar eind24 In het eerste jaar van verschijnen gingen er meer dan een miljoen exemplaren over de toonbank; eind jaren negentig waren er 8,5 miljoen boeken verkocht, in 26 talen. Het werd bewerkt tot een tv-serie die door miljoenen over de gehele wereld werd bekeken en het startschot betekende voor een genealogische hype,Ga naar eind25 niet alleen voor Afro-Amerikanen. Meer nog, in het bestek van acht afleveringen veranderde Haleys familiegeschiedenis in ‘a quintessentially American story’.Ga naar eind26 Roots, waarin Haley zijn afstamming via | |
[pagina 25]
| |
zeven generaties terugvoerde tot een achttiende-eeuwse krijger uit Gambia, zette miljoenen ertoe aan hun persoonlijke achtergrond via familielijnen op te sporen. Zelfs als Haley en de makers van de miniserie het verhaal hadden geromantiseerd en de waarheid mooier hadden voorgespiegeld, zoals sommige critici beweerden, was in elk geval een begin gemaakt met ‘the process of chipping away the ubiquitous mountain of misinformation’.Ga naar eind27 Haleys doelstelling was niet een zuivere accurate historie - hij beschreef zijn werk als ‘faction’, een mix van feit en fictie. Wel begreep hij dat een droog, wetenschappelijk werk minder mensen zou bereiken en een veel beperkter sociaal effect zou hebben dan een meeslepend en bijna mythisch relaas ‘that placed African Americans' struggles and victories within the constellation of all of America's ethnic groups’.Ga naar eind28 Zijn uiteindelijke doel was, zoals hij het uitdrukte: ‘[to] touch the pulse of how alike we human beings are when you get down to the bottom, beneath these man-imposed differences.’Ga naar eind29 Na 1976 werd family history als individuele zingeving en persoonlijke zoektocht gezien, niet langer voorbehouden aan een elite, maar voor iedereen bereikbaar én relevant. Deze democratisering van familiegeschiedenis gaf de ruimte aan de geschiedenis van de naamloze massa, die in de gebruikelijke geschiedschrijving ongenoemd was gebleven; life writing was in the making. Het voorheen exclusieve domein van afstammelingen van de Pilgrim Fathers werd nu ook toegankelijk voor Amerikanen wiens voorouders niet met de Mayflower in Amerika waren gearriveerd, maar op slavenschepen. Verwantschap fungeerde nu niet meer als instrument voor uitsluiting, maar als bindmiddel. De belangstelling voor family history leidde tot het ontstaan van een ware community history. De vertelling van het verhaal van Haleys familie wakkerde eveneens de interesse aan voor oral history; Haley baseerde zijn vertelling op fragmenten van de mondelinge overlevering die hem als kind was meegegeven door zijn grootmoeder in Tennessee.Ga naar eind30 | |
De beperkte houdbaarheid van afstammingFamiliegeschiedenis heeft zich ontwikkeld als literair genre met aandacht voor accuratesse en detail, maar ook voor het vertellen van een lopend verhaal. De bijbelse stamreeksen en de aanspraken uit de Gesta en de nationaal-socialistische uitsluitingsgronden hebben met elkaar gemeen dat ze hun legitimatie of uitsluiting ophangen aan biologische verwantschap, dat wil zeggen dat bloedlijnen en rechtstreekse - patriarchale - afstamming bepalend zijn voor de mate van succes. Bij dergelijke afstammingsbewijzen, want tot meer dienen ze in wezen niet, zijn de nodige kritische kanttekeningen te plaatsen. Zo schatten sociologen voorzichtig in dat het aantal gevallen van ‘misassigned paternity’ in ongeveer tien procent van het aantal geboorten voorkomt.Ga naar eind31 Vader is dus niet altijd wie als zodanig te boek staat. Een voorbeeld. Sir Winston Churchill stond zich erop voor af te stammen van de achttiende-eeuwse generaal John Churchill, hertog van Malborough. Zijn familie stond echter bekend om een bonte seksuele geschiedenis. Volgens Churchills biograaf, Marian Fowler, stierf zijn vader aan syfilis en had zijn moeder gedurende haar hu- | |
[pagina 26]
| |
welijk affaires met zo'n tweehonderd minnaars.Ga naar eind32 Het hechten aan erfelijke banden uit het verleden moet je dus met een behoorlijke korrel zout nemen. Zelfs als we de opgetekende afstamming voor waarheid zouden aannemen, hoeveel waarde mogen we dan toekennen aan het feit dat we een opmerkelijke historische persoon tot onze directe voorouders kunnen rekenen? Met andere woorden, welk sprankje genialiteit of andere positieve kwaliteiten stralen op onszelf af? Ik grijp terug op het genoemde voorbeeld van Winston Churchill: rekenkundig zou hij van het dna van zijn beroemde voorouder niet meer dan 1/528ste deel hebben geërfd.Ga naar eind33 Bovendien ontvangt een mens bij conceptie 23 chromosomen van elke ouder, zodat onmogelijk valt te zeggen welke genetisch bepaalde eigenschappen door de generaties heen worden doorgegeven. Het is dus goed mogelijk dat een individu in geen enkel genetisch verband staat met zijn betovergrootvader. Dit geeft niet alleen de volstrekte beperktheid en relativiteit aan van de waarde die kan worden gehecht aan de afstamming van een bijzondere voorouder. Het plaatst ook vraagtekens bij de claims van het historische erfelijk koningschap en de absurditeit van de Neurenberger rassenwetten. Een andere domper op de genealogische feestvreugde is de zogenoemde ‘ancestral fan’Ga naar eind34: een mathematische verdubbeling van voorouders per generatie. Volgen we dit schema, dan resulteert dat rond het jaar 800 in tussen 4 en 17 miljoen directe voorouders. De wereldbevolking omvatte in die periode echter een paar honderd miljoen mensen. Het kan dan ook niet anders dan dat elk mens over een beperkte set voorouders beschikt, waarbij telkens dezelfde namen opduiken. Hoewel koninklijke en andere adellijke families relatief meer gevallen van inteelt kennen vanwege de beperkte kring van geschikte huwelijkskandidaten, is dit verschijnsel niet voorbehouden aan de bovenlaag van de samenleving: ook bij de lagere bevolkingsgroepen kwam inteelt als gevolg van beperkte mobiliteit in vroeger eeuwen regelmatig voor. Deze gedachtegang opent de deur naar de idee van gemeenschappelijke afstamming. En met recht: mitrochondriaal onderzoek in de jaren negentig wees uit dat wij allen afstammen van dezelfde genetische oer-Eva, die 100.000 tot 200.000 jaar geleden leefde in Afrika.Ga naar eind35 Als we familiegeschiedenis beschouwen als een eigen genre binnen het biografische veld - en ervan uitgaan dat daarbij verwantschap het essentiële onderscheidende aspect is - dan stelt de constatering van de identieke genealogie van alle huidige wereldburgers ons voor een fundamenteel probleem. De kern van familiegeschiedenis zal dan moeten worden gezocht juist in de essentiële onderscheidende kenmerken. Als we allemaal deel uitmaken van dezelfde genetische menselijke stam, dan draait het bij familiegeschiedenis niet om de 99 procent die ons verbinden, maar juist om de kleine bijzonderheden die ons van elkaar onderscheiden. Nemen we één stap afstand van het individu, dan is de familieband de eerste trede op de trap naar differentiatie. Maar het is tegelijkertijd de meest nabije bindmiddel van het individu. We kunnen concluderen dat genealogie in de zin van louter genetische gegevens van opeenvolgende generaties onvoldoende maatgevend is voor familiegeschiedenis; | |
[pagina 27]
| |
die is immers in principe voor alle mensen gelijk. Het onderscheidend criterium moet worden gezocht in de historische band van de familiegeschiedenis, het gezamenlijk doorleefde verhaal, en niet de blote feiten. Feitelijkheden dienen in dat kader alleen maar als raamwerk om de vertelling aan op te spannen. Familiegeschiedenis hoef je daarom niet te beschouwen als louter genealogie, in de zin van de feitelijke weergave van doop-, geboorte-, huwelijks- en overlijdensdata. Het doel van genealogie is immers meestal niet anders dan het verzamelen van data - ankerpunten die de levens van opvolgende generaties kunnen plaatsen in tijd en ruimte. Of, zoals Elizabeth Yakel het stelt: ‘Genealogy, the study of ancestry and descent, refers more to the actual search for ancestors, while family history, the narrative of the events in your ancestors' lives, denotes the telling of your family's history.’Ga naar eind36 Genealogie is de documentatie van afstamming vanuit specifieke voorouders. Familiegeschiedenis is meer dan dat: het is de studie van een of meerdere afstammingslijnen in hun historische context, zoals Haley deed in Roots. En nog kernachtiger: ‘Genealogy is, in a sense, the skeleton, and family history is the body.’Ga naar eind37 | |
Positie in het biografisch landschapWelke positie heeft familiegeschiedenis in het landschap van de biografische genres en subgenres? Familiegeschiedenis dient enerzijds een abstract doel (insluiting of uitsluiting), en kan met dat doel voor ogen zijn geschreven in opdracht van een partij, groep personen of individuele opdrachtgever. Anderzijds is familiegeschiedenis een vorm van biografische activiteit die, in het geval dat de auteur zijn of haar eigen familie als onderwerp heeft, dicht bij die auteur en diens persoonlijke doelstellingen kan liggen (denk bij dat laatste aan zingeving of zoektocht naar de eigen identiteit, geworteld in afstamming en gezamenlijke beleving). Welke weg men ook bewandelt, het onderscheidende aspect van de familiegeschiedenis is verwantschap én de gezamenlijk doorleefde ervaring die met de verwantschap - beter gezegd afstamming - verbonden is. Niet alleen de enkele feitelijke omstandigheid van de genetische relatie, maar de gedeelde achtergrond in sociale, culturele of maatschappelijke erfenis is hierbij cruciaal. Met de biografie heeft het de levensbeschrijving van een bepaalde groep en de beperkte afstand van de auteur tot het onderwerp gemeen, vooral als de biograaf een familielid of zelfs rechtstreekse afstammeling is van de gebiografeerden. Daarmee onderscheidt familiegeschiedenis zich van stadsgeschiedenis en zeker van de meer nationale ‘grand narrative’. Grafische weergave van de onderlinge relaties tussen historisch-biografische genres
| |
[pagina 28]
| |
In de grafische weergave (zie ill.) van het biografische landschap neemt de autobiografie de duidelijkste plek in. Wanneer een autobiografie het persoonlijke relaas bevat van de auteur zelf, dan bevindt de autobiografie zich in de grafiek vrijwel op het nulpunt. De biografie tout court beschrijft in de regel één of hooguit enkele personen, waarbij de afstand tussen biograaf en gebiografeerde in elk geval bestaat uit de minimale afstand tussen twee individuen. Hetzelfde is van toepassing op de stads- of streekgeschiedenis, waarbij de invalshoek van het individu wordt verlaten en het beschreven onderwerp hoe langer hoe abstracter wordt. Bovendien biedt het loslaten van de menselijke maat in de zin van levensduur de mogelijkheid om de beschrijving niet langer te beperken in de tijd; meerdere generaties kunnen in een dergelijke biografie hun plek krijgen. Bij grotere groepen, diffuus in plaats en tijd, is de omvang nog groter. De plaats van de familiegeschiedenis ligt volgens dit model dichter bij de autobiografie dan bij de overige biografische genres, en is in die zin te beschouwen als een variant daarop; niet zozeer als een biografie van het zelf, maar van het eigene. Familiegeschiedenis kent, als biografisch genre, een lange historie en traditie, maar is in de loop der eeuwen sterk van karakter veranderd. In de Oudheid, middeleeuwen en zelfs de vroegmoderne tijd is familiegeschiedenis voornamelijk instrumenteel van aard geweest, waarbij de belangrijkste doelstelling legitimatie was van de sociale positie. Van belang was een verbinding aannemelijk te maken met een vroege (vaak mythische) voorouder, waarbij deugden of macht af moesten stralen op de afstammeling. Deze vorm van familiegeschiedenis is afwisselend feitelijk of verhalend van vorm, in de regel elitair (in de zin van onderscheidend) en wordt veelal in opdracht opgesteld ten behoeve van de claimant. Het heeft als doel het verschaffen van legitimiteit aan de bovenlaag van uitzonderlijke families uit de heersende elite; juist vanwege het aperte gebrek aan bronnenmateriaal die het bestaan en het leven van het overgrote deel van de bevolking kleur hadden kunnen geven. Wie geen officiële achternaam heeft kan immers met recht naamloos worden genoemd. Nadat daar verandering in is gekomen en er om uiteenlopende redenen interesse ontstond voor het vastleggen van de levens van alle volwassen individuen, stond ook de weg open naar een democratisering van niet alleen de biografie, maar ook de familiegeschiedenis. Familiegeschiedenis is levende, zelfs organische geschiedenis. Beoefening ervan stelt ons in staat ons eigen verhaal te plaatsen ver vóórbij onze eigen tijd en plaats in de geschiedenis en over meerdere generaties. Het bevordert ook een beter begrip van de geschiedenis, door het familieverhaal in de context van plaatselijke en contemporaine politieke, sociale en economische geschiedenis te plaatsen. Ontwikkeling kan worden gevolgd, met de opkomst of juist de teruggang van de bestudeerde familie. Maar in elk geval leidt het beschrijven van familiebanden tot de meest dynamische vorm van biografie, als een echte never ending story. Waar de ‘traditionele’ biografie over het algemeen is gericht op een uniek, outstanding individu en life writing uit zijn aard op de naamlozen die om de een of andere reden hun plek in de beschreven geschiedenis niet hebben verkregen, is de familiegeschiedenis in staat een sociale of maatschappelijke ontwikkeling te presenteren, voorzien van een herkenbaar gezicht. | |
[pagina 30]
| |
Fragment uit familiegeschiedenis: ‘Olijf met peren: de families Jessurun d'Oliveira en Rodrigues Pereira. Een geschiedenis van Portugese Joden in Nederland in de negentiende en twintigste eeuw.’ (werktitel) Tekst: Jaap Cohen |
|