Biografie Bulletin. Jaargang 19
(2009)– [tijdschrift] Biografie Bulletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 4]
| |
Thema levensverhalen
| |
[pagina 5]
| |
zanna Jansens Het pauperparadijs en Judith Koelemeijers Anna Boom een enorm succes in de boekhandel, ook het zelf schrijven en laten schrijven van eigen levensverhalen floreert. Steeds meer buurtcentra bieden cursussen levensverhalen schrijven aan en op internet zijn vele fora voor het schrijven en uitwisselen van autobiografisch werk, zoals de website Schrijf! van Trouw www.trouw.nl/schrijf). Het thema van deze editie van het Biografie Bulletin is ‘levensverhalen’ - opmerkelijk, want op het eerste gezicht slechts een letterlijke vertaling van het neologisme ‘biografie’. Er zijn echter nuanceverschillen. ‘Bio’ komt van het Griekse woord voor ‘leven’, maar ‘grafie’ betekent eerder ‘schrijving’, of beschrijving, dan verhaal. Dat suggereert dat een levensverhaal meer een verhaal is en minder een - al dan niet objectieve - beschrijving. Het gaat bij een levensverhaal meer om het vertellen en minder om de historische controleerbaarheid van het vertelde. Een ander verschil zou kunnen zijn dat veel ‘klassieke’ biografieën voor de markt en dus voor een veel groter publiek zijn geschreven dan levensverhalen, die, anders dan biografieën, doorgaans in eerste instantie voor de familie zijn bedoeld. Aangezien het grote publiek de hoofdpersoon van een biografie in het algemeen niet persoonlijk kent, zijn voor een biografie andersoortige anekdotes interessant. Bovendien zijn er vaak heel andere verhalen beschikbaar voor een levensverhaal voor klein publiek dan voor een biografie voor groot publiek, al was het maar omdat hoofdpersonen beter op hun woorden letten als ze met een biograaf te maken hebben die door een derde betaald wordt, dan tegenover iemand die in hun eigen belang werkt aan een boek voor zelf te kiezen lezers. Behalve bij cultureelmaatschappelijke projecten zoals ‘Het Geheugen van Oost’Ga naar eind1, worden de verhalen niet centraal opgeslagen, waarschijnlijk eerder omdat de vertellers (en de eventuele al dan niet professionele interviewers/schrijvers) daar geen behoefte aan hebben dan omdat moderne historici de waarde van de verhalen niet onderkennen. | |
GeschiedenismakersGeschiedenis gaat over mensen. Levensverhalen hebben dan ook altijd een belangrijke rol gespeeld in de geschiedschrijving, zij het dat historici van mening verschillen over de betekenis van individuen. De nadruk heeft lang gelegen op de levens van de groten en machtigen der aarde, op ‘the people who mattered’, om het in de woorden van de Britse historicus John Brooke te zeggen. De levens en daden van belangrijke vorsten, politici, diplomaten en militairen vormden van oudsher de rode draad van de politieke geschiedenis en bleken het telkens weer waard beschreven te worden in vaak dikke biografieën van het soort ‘The Life and Works of’. De rest van de bevolking deed er amper toe. Velen waren ooit de Rubicon overgegaan, maar alleen de overtocht van Caesar was werkelijk van belang. ‘Hoeveel theorieën over “vrije wil” van het individu theologen en filosofen ook bedenken, er is net zo weinig vrije wil in de daden en gedachten van de massa als in omwentelingen van planeten, de vogeltrek of het in zee springen van hordes lemmingen,’ schreef ooit sir Lewis Namier, de leraar van Brooke. Geschiedenis werd gemaakt en bepaald door een kleine groep mannen die wel over die vrije wil beschikten.Ga naar eind2 | |
[pagina 6]
| |
Hoewel in sommige populariserende historische publicaties die indruk nog altijd wordt gewekt, heeft die opvatting in de tweede helft van de twintigste eeuw veel van haar vanzelfsprekendheid verloren. Dat is in belangrijke mate de verdienste van de maatschappelijk bewogen geschiedenisopvatting van de jaren zestig en zeventig, waarin men luidruchtig afstand nam van de eeuwenlange nadruk op het doen en laten van de elite en op zoek ging naar de lotgevallen en alledaagse ervaringen van het gewone volk. Aanvankelijk betekende dat vooral een zoektocht naar nieuw bronnenmateriaal, dat onder andere door het gebruik van ‘mondelinge geschiedenis’ werd gegenereerd. Levensverhalen van doodgewone mensen waren het waard om opgetekend, bestudeerd en gelezen te worden. ‘Voor het schrijven van levensverhalen hoef je geen geschiedenis gestudeerd te hebben. Iedereen kan ertoe bijdragen dat de kennis van het dagelijkse leven in vroegere tijden niet verloren gaat. Wie het zelf heeft meegemaakt kan dat zelfs beter dan historici op grond van hun bronnen. Levensverhalen schrijven - voor kinderen, vrienden of kennissen - blijkt zo een heel belangrijke taak: het behouden van door vergetelheid bedreigd cultuurgoed.’ Aldus de filosofie achter de door de Oostenrijkse historici Michael Mitterauer en Peter Paul Kloss in de jaren 1990 gestarte reeks ‘Damit es nicht verloren geht...’Ga naar eind3 Het is een late resonans van ideeën die in de jaren zestig en zeventig actief werden bediscussieerd en in praktijk gebracht. Altijd verzwegen en machteloze groepen als arbeiders, vrouwen en minderheden moesten niet alleen een stem krijgen, maar ook de macht over hun eigen geschiedenis. In dit verband is vooral de marxistisch geïnspireerde History Workshop-beweging van betekenis. Die begon in Engeland, en al snel werden overal in het Westen informele bijeenkomsten georganiseerd, waarin amateurs en professionals, intellectuelen en arbeiders, jong en oud, relevante historische onderwerpen bespraken en onderzochten. Geschiedenis werd hier niet langer gepresenteerd als een afgerond verhaal, maar als een proces met een open einde, dat uitnodigt tot discussie, nadenken, inspiratie en uiteindelijk handelen. Progressieve historici spraken in dit verband graag van empowerment, van de geschiedenis als instrument om het heft in eigen handen te nemen. Professionele historici ‘zouden het als hun primaire missie moeten beschouwen, mensen te helpen historisch onderlegde geschiedenismakers te worden.’Ga naar eind4 Veel vaker echter fungeerden de opgetekende levensverhalen en getuigenissen als een soort wondermiddel, als nieuwe informatiebronnen voor de historicus of authentieke stemmen uit het verleden. Zij stonden dan ook niet op zichzelf, maar werden opgenomen in een groter verhaal over sociale groepen en structuren. De meeste sociale historici waren namelijk niet geïnteresseerd in individuele ervaringen, maar in groepsprocessen en trends. Dat gold zelfs voor de reeks ‘Damit es nicht verloren geht...’. In de daarin door Norbert Ortmayer verzorgde studie over Oostenrijkse boerenknechten in de negentiende en twintigste eeuw werd de uitgave van de uitvoerige levensverhalen van drie van die knechten afgesloten met een ‘harde wetenschappelijke’ sociaalhistorische schets vol grafieken en tabellen van de agrarische samenleving waarin zij hadden | |
[pagina 7]
| |
geleefd en gewerkt. ‘De statistieken in de appendix’, waarschuwden de samenstellers van de reeks, ‘staan in scherp contrast met de levendige individuele verhalen in het boek zelf. Dit contrast is belangrijk om de breedte van het spectrum van verschillende bronnen en methoden te illustreren, die bij de wetenschappelijke behandeling van een thema als dit in acht genomen moeten worden.’Ga naar eind5 In dit werk domineerde nog het individuele levensverhaal (met bijna driehonderd bladzijden tegenover tachtig pagina's analyse en statistieken), maar in tal van andere sociaaleconomische studies werden de lotgevallen van mensen eenvoudig teruggebracht tot statistieken, sociale typen of collectieve begrippen. | |
Verdichting en waarheidHet generaliseren van losse verhalen tot analyses en statistieken doet onrecht aan de individualiteit van de verteller van het verhaal. De indruk wordt gewekt dat mensen die tot een bepaald sociaal type behoren, voorspelbare keuzes maken. Anderzijds bevat het levensverhaal dat iemand zelf vertelt wellicht een afwijking in de tegenovergestelde richting. Veel mensen die in de loop van de jaren zestig de kerk afzwoeren zullen dat als een persoonlijke ontwikkeling beschouwen en zichzelf niet zien als een willekeurig element in een massaal secularisatieproces. Het opmerkelijke hierbij is dat juist die ontkerkelijking wellicht de behoefte versterkt om de persoonlijke geschiedenis en ervaring vast te leggen. Veel levensverhalenschrijvers - of zij dit verhaal nu zelf schrijven of het vertellen om het door kinderen en kleinkinderen, onderzoekers of gespecialiseerde professionals te laten opschrijven - gaan er niet meer vanzelfsprekend van uit dat hun naam is ‘geschreven in Gods handpalm’. Een deel van de behoefte om hun verhalen toch zo goed en persoonlijk mogelijk vast te leggen, vloeit voort uit de behoefte om toch - maar nu door het nageslacht - ten diepste gekend te worden. | |
Logische ontwikkelingEen levensverhaal ontstaat als elementen uit het leven door de verteller zelf met elkaar in verband gebracht worden. Als je op basis van een leven een levensverhaal schrijft of vertelt, maak je de werkelijkheid expliciet logischer dan oorspronkelijk het geval was. Het leven is in beginsel geen verhaal - het wordt een verhaal omdat er een logische ontwikkeling in wordt aangebracht. Het creëren van dat verhaal kan pas achteraf gebeuren en juist de interactie tussen interviewer en verteller brengt de ver-taling van leven naar levensverhaal tot stand. Veel verbanden die in een levensverhaal gelegd worden, ontstaan pas op het moment dat het leven in taal wordt verteld. Het vertellen van dat verhaal kan enerzijds de eigen identiteit van de verteller versterken, maar die nieuwe ordening kan ook ten koste gaan van de historische juistheid. De Belgische historicus Marc Boone spreekt in dit verband van teleologisering en rationalisatie post factum. Als mensen gevraagd wordt of ze zich het amateurfilmpje van de moord op Pim Fortuyn herinneren, zegt ruim zestig procent van de proefpersonen ‘ja’. Zo'n filmpje is nooit gemaakt, maar kennelijk is het geheugen geneigd een lopend verhaal, of zelfs een film, te maken op basis van losse beelden, bijvoorbeeld de | |
[pagina 8]
| |
na de moord genomen foto's van het Hilversumse mediapark. Een suggestieve vraag versterkt het herinnerde verhaal, maar die herinnering klopt in dit geval niet.Ga naar eind6 Levensverhalen hebben vaak een autobiografische insteek, zelfs als ze niet door de verteller van het verhaal zelf geschreven zijn, terwijl de meeste biografieën een heel andere, meer wetenschappelijke toon en invalshoek hebben en veel explicieter streven naar objectiviteit. In 1958 definieerde Jacques Presser ‘egodocumenten’ als ‘die documenten waarin een ego zich opzettelijk of onopzettelijk onthult - of verbergt’. In Pressers tijd werden egodocumenten als onbetrouwbaar gezien, maar inmiddels worden ze met andere ogen bekeken. Het door Boone gemaakte onderscheid tussen de Goethiaanse termen ‘Dichtung’ en ‘Wahrheit’ is hierbij zinvol: Als spiegel van de realiteit zijn deze bronnen inderdaad veelal totaal onbetrouwbaar (wegens het manifest aanwezige eigenbelang), maar dit engagement kan ook positief worden benut. De ‘Dichtung’ is door de auteur van het egodocument ten dele als ‘Dichtung’ ervaren, maar ten dele ook als ‘Wahrheit’, weliswaar zijn/haar waarheid. Deze ‘Dichtung-Wahrheit’ is hoe dan ook een historische waarheid, zij het een andere dan die van de ‘harde feiten’.Ga naar eind7 | |
Hoe het verleden doorleeftOnder invloed van traumatische ervaringen in de twintigste eeuw als de Holocaust, etnische zuiveringen, genocide en oorlogsgeweld, en dankzij het postmodernisme, is de aandacht in de geschied- Ik was nog een erg verlegen jongetje toen ik, vier jaar oud, voor het eerst op de kleuterschool kwam. En omdat ik wel een beetje ontzag had voor die drukke andere kinderen in de klas, sloot ik al gauw vriendschap met de klassenleidster, juffrouw Peper. Vooral in het speelkwartier praatte ik honderduit met haar. Zodat de juffrouw op een keer na schooltijd tegen mijn moeder die mij kwam halen zei: ‘Hij heeft het altijd over Aaltje en Jetje waar hij zo leuk mee kan spelen. Zou het niet goed zijn als die kinderen ook op deze school zouden komen?’ Waarop mijn moeder moest antwoorden: ‘Aaltje en Jetje, dat zijn zijn grootmoeders.’ Zó leuk heb ik het met Aaltje en Jetje gehad. Jetje was dan weliswaar geen echte grootmoeder, maar de zuster van mijn grootmoeder, maar voor mij maakte dat geen verschil: beiden waren toen ik nog zo klein was mijn beste speelkameraden. Hoewel het in die tijd gewoon was dat je als kind tegen je ouders ‘U’ zei als je met ze sprak, heb ik dat nooit gedaan. Zelfs mijn grootouders (Aaltje, Jetje en Bari) heb ik nooit anders dan met ‘jij’ en ‘jou’ aangesproken. Dat kwam toen bijna nergens voor. Niks eerbied voor de oudere generatie, speelkameraden waren ze. | |
[pagina 9]
| |
schrijving van de afgelopen decennia verschoven van een reconstructie van het verleden naar de vraag hoe en door wie het verleden eigenlijk wordt herinnerd en hoe het voortleeft in de levens van mensen. Geïnspireerd door de klassieke studies van Bartlett (Remembering) en Halbwachs is in de afgelopen jaren door historici veel onderzoek verricht naar herinneren als een sociaal proces in het heden, dat mensen met en ten opzichte van elkaar doen. Het collectieve geheugen heeft veel van zijn vanzelfsprekendheid en uniformiteit verloren en plaats gemaakt voor een veelheid aan ‘memory communities’, sociale groepen met hun eigen opvattingen over wat belangrijk is en niet mag worden vergeten. Wie wil wie wat laten herinneren en waarom? Welke versies van het verleden worden vastgelegd en bewaard? Dat zijn de vragen die historici zich, geïnspireerd door de ‘memory-boom’ in de afgelopen jaren, steeds vaker zijn gaan stellen. Deze nieuwe kijk op de sociale dynamiek van de herinnering heeft gevolgen voor de betekenis en de studie van levensverhalen. Ook die kunnen niet zonder meer at face value worden genomen, en vragen om een andere bestudering en analyse. In dit verband is vooral het werk van oral historians van groot belang. Die pleitten al langer voor een benadering die ‘mondelinge geschiedenis’ niet alleen als een aanvulling op bestaand bronnenmateriaal beschouwt, maar juist ingaat op de kracht van deze vorm van geschiedbeoefening: inzicht in het proces van herinneren. Hoe geven mensen zin aan hun verleden, hoe relateren zij de eigen individuele ervaringen aan de sociale omstandigheden, hoe speelt het verleden in het heden door en hoe gebruiken mensen dat verleden om hun eigen leven en de wereld om hen heen te begrijpen? Dat alles vraagt om meer analyse en discussie rond verzamelde levensverhalen dan nu vaak gebeurt. Het opzetten van een verhalenbank of website is geen doel op zich, maar het beginpunt van een discussie over elkaars verleden. ‘Als je het mij vraagt,’ schrijft de Amerikaanse public historian Michael Frisch, ‘bestaat er vooral behoefte aan projecten die mensen serieus betrekken bij het onderzoeken wat herinneren betekent en wat je kunt doen met herinneringen om ze actief en levend te houden, in plaats van er classificeerbare verzamelobjecten van te maken.’Ga naar eind8 De sociale geschiedenis heeft nieuwe perspectieven aangedragen voor de studie en het gebruik van levensverhalen. Laten we ondertussen de alledaagse ervaringen van gewone mensen niet vergeten - en daarmee de oude motieven voor het verzamelen van stemmen van de stemlozen. Levensverhalen blijven een prachtige bron om de onvermijdelijke dominantie in het overgeleverde bronnenmateriaal op de zogenaamde ‘man who mattered’ te doorbreken en de andere verhalen uit en de schaduwkanten van het verleden te blijven vertellen. ‘Laten we niet vergeten dat de armen in het verleden voor hun armoede hebben betaald met echte, fysieke ziekte, lijden en dood’, schrijft Richard J. Evans.Ga naar eind9 En inderdaad, het ‘echte’ leven is meer dan alleen constructie en herinnering, hoe belangrijk die ook zijn. Alleen daarom al blijft het noodzakelijk levensverhalen op te tekenen en serieus te nemen. | |
[pagina 10]
| |
Als jongeman liep ik natuurlijk meer risico om opgepakt te worden voor Arbeitseinsatz. In Wassenaar reed een tram waarmee de mensen die in Rotterdam opgepakt werden naar Leiden vervoerd werden. Van daaruit gingen ze door naar Duitsland. Die zagen wij dus langskomen. Ik ben daar zelf altijd tamelijk makkelijk doorheen gewandeld. Ik zag er niet direct joods uit en ik droeg ook geen ster. Er is wel een moment geweest dat ik een ster gedragen heb in '42 of zo, maar die heb ik later afgedaan - het was niets voor mij. |
|