| |
| |
| |
Emotie tussen vriendschap en motie
Marga Klompé in de Nacht van Schmelzer
Gerard Mostert
In 1966 werd het kabinet-Cals ten val gebracht, toen de Tweede Kamer de motie-Schmelzer aannam. Ook Marga Klompé, prominent lid van de kvp-fractie, gaf daaraan haar stem. De opstelling van Klompé in de Nacht van Schmelzer bewijst dat het verhelderend kan zijn als biografen aandacht besteden aan de privéfactor in de biografie.
Als we haar mogen geloven was de val van het kabinet-Cals voor Marga Klompé verreweg de ingrijpendste politieke gebeurtenis van haar hele politieke loopbaan tot dat moment.
In een brief aan Cals die zij, thuisgekomen van die fatale vergadering in de nacht van 13 op 14 oktober 1966, om half zes 's morgens begon te schrijven, slaakte zij de hartenkreet: ‘[...] nog nooit was ik in politicis zo innerlijk verscheurd over een situatie.’ Maar het was niet alleen politieke verscheurdheid, het was ook haar vriendschap met Jo Cals en zijn vrouw Truus, die Klompé zo emotioneel maakte. Zo ergens, dan lijkt toch wel hier sprake van gemengde - politieke en persoonlijke - gevoelens.
Klompé kwam vaak bij de Calsen over de vloer, bij voorkeur aan het eind van de middag, zodat zij kon blijven eten. Speciaal voor haar stond in huize Cals altijd een fles jenever klaar, haar favoriete alcoholicum. Ook op de verjaardagen van de kinderen en op nieuwjaarsdag kwam zij op bezoek. De dochters herinneren zich haar als een hartelijke vrouw, die echt in hen geïnteresseerd was en niet alleen maar naar hen keek als de dochters van Cals. De vriendschap tussen Klompé en Cals, geobsedeerd als zij waren door hun werk, stond echter in het teken van de politiek, zoals Klompés privéleven in het algemeen tot op grote hoogte beheerst werd door haar werk.
Er was één begrip, dat voor Klompé een politieke, maar ook een persoonlijke lading had, en dat met grote waarschijnlijkheid is te herleiden tot ingrijpende ervaringen in het gezin waarin zij opgroeide: eenheid. Beho- | |
| |
rend tot een politieke partij, die voortkwam uit het rooms-katholieke volksdeel dat een lange emancipatiegeschiedenis achter de rug had, vond Klompé het belangrijk zoveel mogelijk de politieke eenheid van de zuil na te streven, ook toen die al scheuren vertoonde. Dit streven was al vanaf de Tweede Wereldoorlog hartstochtelijk door Johannes kardinaal De Jong en kvp-fractievoorzitter Carl Romme onder woorden gebracht. Maar ook vóór die tijd had Klompé al ervaren hoe belangrijk het was dat het gezin één front vormde tegenover de buitenwereld. De reden hiervoor was dat vader Klompé sinds 1937 was opgenomen in een ‘gekkenhuis’ of ‘gesticht’, zoals een psychiatrische kliniek toen in de volksmond heette. Dit werd in die tijd beschouwd als een schande, vooral omdat Klompés vader een zeer gerespecteerd lid van de Arnhemse samenleving en in het bijzonder van de katholieke parochie was geweest. Vanaf dat moment werd hij door zijn gezin doodgezwegen en dat ging zover, dat moeder Klompé in het Arnhems adressenboek van 1947, zeven jaar voor de dood van haar echtgenoot, als weduwe stond geregistreerd.
Op zondag 16 oktober 1966 werd Klompé gebeld door Truus Cals, die verbolgen was omdat Klompé haar twee dagen eerder niet had teruggebeld. Klompé vertelde haar dat het haar speet, maar dat ze niet wist dat ze door Truus was gebeld. Een uur na dit telefoongesprek - waarin ze ten slotte een afspraak maakten - werd Klompé gebeld door Jo Cals, die haar vroeg toch vooral zijn vrouw te bellen. De volgende morgen hadden Marga en Truus een lang gesprek. Truus was verbitterd en reageerde naar de mening van haar vriendin ‘niet logisch’. Zij wilde bedanken voor de kvp en vond het een schandaal dat haar man, die zoveel voor het land had gedaan, het bos was ingestuurd. ‘Ik heb haar uitgelegd,’ schreef Klompé, weer even de onderwijzeres van vroeger, ‘dat haar standpunt onjuist is, hoewel ik de teleurstelling volledig kan begrijpen. [...] Of het geheel iets geholpen heeft, kan ik nog niet beoordelen.’
Een week later hadden Marga, Truus en Jo een urenlang gesprek, waarin alle klachten en grieven op tafel werden gelegd. Jo kon er zich later beter overheen zetten; hij was door de zakelijke kant van zijn vriendschap met Marga beter in staat dan Truus om pittig van mening te verschillen, zonder dat de vriendschap daar onder leed. Ze bleven wel vriendschappelijk contact houden, maar voor Truus lag er nu een schaduw over hun vriendschap. Op 18 november noteerde Klompé: ‘Vervolgens krijg ik op mijn donder [van Jo Cals] dat ik niet iedere dag Truus bel. Ik deel mee dat ik verschillende keren dit geprobeerd heb, maar niet heb thuisgevonden. (Overigens heb ik het gevoel dat ik op het ogenblik de laatste ben die Truus op het ogenblik een beetje tot rust kan brengen, aangezien zij tegenover mij vol verwijt is.)’ Hoe had het zover kunnen komen?
| |
Flashback
Nadat Norbert Schmelzer van 2 tot 12 maart 1965 als informateur tevergeefs had geprobeerd het gestrande kabinet-Marijnen weer vlot te trekken, werd Jo Cals - die net naar Rome was afgereisd, maar per ommegaande retour moest - tot formateur benoemd.
De ambitieuze heren Cals en Schmelzer konden slecht met elkaar opschieten en dat werd niet beter toen Cals op 14 april 1965 als premier aan de andere kant van de regeringstafel
| |
| |
plaatsnam. Het persoonlijk dualisme tussen hen werd nu versterkt door het staatsrechtelijk dualisme tussen fractievoorzitter en minister-president van dezelfde politieke partij. Schmelzer wilde zich bovendien als politiek leider profileren, maar hij had grote moeite de eenheid van zijn fractie te bewaren. De rechtervleugel van de fractie had het nog niet verwerkt dat van de vvd als coalitiepartner afscheid was genomen en ter linkerzijde stond een groep die naar radicaliteit neigde, uitsluitend heil zag in een regering met de PvdA en daarom vierkant achter Cals stond. Klompé stond iets links van het midden.
Medio oktober 1965 werd het kabinet meteen al hardhandig met de Tweede Kamer geconfronteerd, toen de rijksbegroting voor 1966 een steen des aanstoots bleek te zijn. Er kwam harde kritiek, omdat het kabinet een forse stijging van de uitgaven combineerde met belastingverlaging, terwijl bovendien de uitgaven van het vorige kabinet de begroting al hadden overschreden. Het kabinet-Cals moest van de Kamer zijn huiswerk overmaken en extra financiële dekking zoeken. In de openingsrede van de kvp-partijraad eind 1965 uitte kvp-voorzitter P.J.M. Aalberse forse kritiek op het kabinet, waarop Cals woedend werd. Er was een gesprek met Aalberse voor nodig om de premier tot bedaren te brengen.
Maar de steen des aanstoots van 1965 werd in 1966 het struikelblok. In juni van dat jaar vergaderde het kvp-fractiebestuur en gaven sommigen te kennen dat ze het kabinet voor gezien hielden. Schmelzer realiseerde
V.l.n.r.: Marga Klompé, Jo Cals en Norbert Schmelzer in 1965 (Katholiek Documentatie Centrum Nijmegen)
| |
| |
zich dat de kritiek van de fractie op de uitgavenstijging en de dekking, de pijlers van het kabinetsbeleid, zwaar genoeg was om een kabinetscrisis uit te lokken. De katholieke krant De Tijd kwam op 28 september 1966 met de onheilspellende kop ‘Politieke partijen zijn kabinet beu’.
Op 4 oktober zei Cals tegen Schmelzer: ‘Ik kan toch niet doorgaan als ik dat niet kan doen op een basis van vertrouwen.’ Daarop antwoordde de ander: ‘Dat begrijp ik. Maar dan moeten jullie ook komen met een beleid dat ons vertrouwen verdient.’
Klompé (als een van de drie vice-voorzitters van het kvp-bestuur) stond met Schmelzer en Aalberse in nauw contact over de situatie. Zij stelde in een notitie voor de beide heren, gedateerd 7 oktober 1966 (‘zeer geheim’), dat de argumenten om het kabinet te laten zitten zwaarder wogen dan die voor een crisis. Op 10 oktober 1966 schreef Klompé: ‘Ik hoop dat het goed afloopt, maar helemaal zeker ben ik er niet van.’ Waarbij zij onder een goede afloop verstond dat het kabinet de algemene beschouwingen zou doorstaan en zou blijven zitten. ‘Als er één ding voor het nageslacht duidelijk is geworden,’ schrijft de kvp-geschiedschrijver J.A. Bornewasser, ‘dan is het wel dit: als geen ander heeft Klompé gewaarschuwd voor wat tot haar verdriet nog geen week later werkelijkheid zou worden.’ Dit alles nam overigens niet weg dat Klompé de begroting van het kabinet evenmin acceptabel vond.
Op dinsdag 11 oktober 1966 begonnen de algemene beschouwingen. De kranten schetsten de sfeer van die dag met woorden als ‘dreigend’ en ‘onheilspellend’, en plaatsten koppen als: ‘Kabinet-Cals wankelt’ en ‘Kabinet krijgt volle laag’.
De vergadering werd twee dagen later om elf uur 's morgens voortgezet en zowel Vondeling (minister van Financiën) als Cals bleken nog vierkant achter het voorgenomen beleid te staan. Geheel in overeenstemming met de afspraak in de ministerraad, waren ze niet bereid concessies te doen aan de kritiek vanuit de Kamer. Cals vroeg daarom nadrukkelijk het vertrouwen van de Kamer.
Toxopeus (vvd) concludeerde: ‘Het kabinet heeft gezegd: wees vóór ons of wees tegen ons.’ Hij diende vervolgens een motie in, die Cals als een motie van wantrouwen opvatte.
Toen Schmelzer in de tweede termijn op zijn vragen aan de regering geen bevredigend antwoord kreeg, vroeg hij om een schorsing van de vergadering, die met een klap van de voorzittershamer om 2.13 uur inging. Op dat moment hing de crisis bijna tastbaar in de lucht.
| |
Schmelzer grijpt in
Het stond vast dat een groot deel van de kvp-fractie voor de motie-Toxopeus zou stemmen als Schmelzer niet zou ingrijpen. Zijn ingreep bestond uit een motie waarmee hij de fractie overrompelde: ‘De Kamer, [...] van mening dat in het voorgenomen financieel-economisch beleid meer waarborgen moeten worden gelegd voor een evenwichtige groei en tegen verdergaande geldontwaarding en werkloosheid’ - volgt een korte uitwerking - ‘nodigt de Regering uit, daartoe voorstellen te doen, en gaat over tot de orde van de dag.’
Toen Schmelzer de tekst van de motie - die niet op papier werd rondgedeeld - had voorgelezen, zei Klompé dat ze zich erdoor overvallen voelde. Ze verlangde vooroverleg
| |
| |
met Cals, maar daar was de overgrote meerderheid van de fractie tegen. Klompé vatte de tekst op als een motie van wantrouwen, wat ze te ver vond gaan: ze had zich steeds tegen een crisis uitgesproken. Schmelzer verklaarde echter met grote overtuiging dat het een technische motie was. Toen vroeg hij wie er van plan was tegen de motie te stemmen. Klompé zou - waarschijnlijk tot aller verbazing - vóór stemmen en kwam in de kring van de fractie met een stemverklaring; zij zou voor de motie stemmen omdat Schmelzer had verzekerd dat het om een technische motie ging en geenszins om een motie van wantrouwen. Deze motivatie, komende uit de mond van een intelligente politica met achttien jaar ervaring was niet erg geloofwaardig, maar moet door Klompé (die steeds tegen een kabinetscrisis was) wel aangegrepen zijn om haar stem voor de motie te rechtvaardigen.
Om 3.32 uur werd de vergadering voortgezet. Schmelzer kwam met zijn motie, Toxopeus en Beernink verklaarden ervóór te zijn en PvdA-fractievoorzitter Nederhorst - die tegen was - zette het kabinet voor het blok: ‘Mijnheer de Voorzitter, dit kabinet zou geen knip voor zijn neus waard zijn, als het [...] deze motie niet in haar ware betekenis zou onderkennen.’ Nadat de andere fractievoorzitters hun zegje gedaan hadden, volgde de stemming. Toen Klompé ‘voor’ stemde, hief Cals even het hoofd op. Volgens Willem Aantjes, die naast Klompé in een bankje zat, was het of hij wilde zeggen ‘Marga, jij ook?’ De motie werd aangenomen met 75 tegen 62 stemmen. Aantjes vond dat Klompé een verslagen indruk maakte.
In haar formatiedagboek stelde Klompé vast dat de voorstemmers ‘in een duidelijk rechtse hoek’ zaten. Daar moest zij zichzelf op dat moment dus ook plaatsen, terwijl ze altijd voorstander was geweest van samengaan van kvp en PvdA. Weer beschreef ze haar keuze, ‘overigens in een verscheurde situatie’, zoals ze dat ook in de nachtelijke brief aan Cals gedaan had. Kort voor haar 65ste verjaardag, augustus 1977, vertelde ze: ‘Ik heb gevochten om die motie tegen te houden.’ Op de vraag waarom zij zich er dan toch achter had geschaard, sprak zij terughoudend: ‘Er zou binnen de partij grote verwarring zijn ontstaan.’ In 1984 verklaarde ze in een interview dat de gang van zaken tijdens die nacht haar zeer gekwetst had. ‘Naderhand is mij pas gebleken hoezeer ik op dat moment gemanipuleerd ben.’
| |
Gemanipuleerd?
Klompés verklaring klinkt, evenals haar stemverklaring in de fractie, niet aannemelijk uit de mond van een prominent politica, die zowel vanachter de regeringstafel als vanaf haar zetel in de Tweede Kamer het klappen van de politieke zweep heel goed had leren kennen. Maar het ging haar, zo legde zij ook nu weer uit, om de eenheid van fractie en partij. Haar grote bezorgdheid daarover had haar voor de motie doen stemmen. Blijft de vraag: waarom protesteerde zij eerst (of was het, tegen beter weten in, tegenspartelen?) toen Schmelzer met zijn motie op de proppen kwam en waarom was zij pas op het allerlaatste moment voor de motie?
Op Klompés beweegredenen liet eind 1990 journalist en schrijver Martin van Amerongen zijn licht schijnen. Hem kwam het proefschrift van de bestuurskundige Jouke de Vries onder ogen, die daarin veel aandacht besteedt aan de Nacht van Schmel- | |
| |
zer, maar geen duidelijk antwoord geeft op de vraag naar Klompés drijfveren. De Vries bleek echter een manuscript bewaard te hebben van een interview, dat hij op 21 januari 1986 met Klompé had gehad. Daarin vertelde zij dat ze het grote bezwaar tegen het gat in de begroting voor 1967 eigenlijk wel met de meerderheid van haar fractie deelde. Ze stelde vast dat Cals geen verstand had van financiën en economie; daarom had zij hem al gauw aangeraden persoonlijke adviseurs te benoemen. ‘Ik heb namen genoemd, je kunt aan Van den Brink denken uit de kvp, je kunt aan Tinbergen denken uit de PvdA enzovoort. Dat heeft hij niet gedaan.’ Toen de regering tijdens de algemene beschouwingen verklaarde tot geen enkele vorm van overleg met de volksvertegenwoordiging bereid te zijn, wekte dit haar irritatie, omdat zij het een onverantwoordelijk star standpunt vond. Terwijl Klompé tot het laatst toe tegen een crisis was, zei ze vlak voor ‘de nacht’ tegen de partijtop: ‘Ik vind dat het kabinet zich slecht gedraagt, dit is geen manier om op te treden, om helemaal geen ruimte te geven, niets te willen veranderen, dat is niet echt verstandig, maar ik ben tegen [een crisis].’ En later in hetzelfde interview met De Vries: ‘Ik was zelf heel boos om de houding van het kabinet, die dus helemaal niet parlementair-democratisch was.’ Cals had naar haar idee in deze kwestie onmiskenbaar fouten gemaakt. ‘Het is natuurlijk nooit leuk gevloerd te worden door je eigen partij. Maar hij had het toch gedeeltelijk aan zichzelf te wijten, hoor.’
De balans: het gat in de begroting, de starre, onparlementaire houding van het kabinet en de toch al door scheuring bedreigde eenheid van de kvp zouden Klompé voor de motie - dat is: de val van het kabinet - doen stemmen. Maar, hoewel zij rationele argumenten had aangevoerd tegen een crisis, was ook - en misschien wel: vooral - haar vriendschappelijke relatie met Cals een argument. Pas toen zij tijdens het fractieberaad zag aankomen dat de fractie in grote meerderheid voor de motie zou stemmen, ging zij mee. Zo dacht zij de eenheid, die zij van huis uit in haar leven als heel belangrijk had leren ervaren, ook politiek het best te kunnen dienen.
Dat zij zich ervan bewust was dat ze daarmee haar vriendschap met Jo en Truus Cals in de waagschaal stelde, maakt de brief duidelijk die zij, voordat ze naar bed ging, in alle vroegte nog geschreven heeft.
| |
Literatuur
Martin van Amerongen, ‘Marga Klompé en de nacht van Schmelzer’, in nrc Handelsblad, van 2 november 1990 |
Robbert Ammerlaan, Het verschijnsel Schmelzer. Uit het dagboek van een politieke teckel (Leiden, Sijthoff 1973) |
J.A. Bornewasser, Katholieke Volkspartij 1945-1980 Band II Heroriëntatie en integratie (Nijmegen, Valkhof Pers 2000) |
Hans Bronkhorst en Ton Crijnen, ‘Het onverwoestbare elan van Marga Klompé’, in De Tijd, 19 augustus 1977 |
Handelingen van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 1966-1967, 123-264 |
P.F. Maas, Kabinetsformaties 1959-1973 (Den Haag, Staatsuitgeverij 1982) |
Interview door Ischa Meijer, in Vrij Nederland, 11 augustus 1984 |
Hans Renders en Gerrit Voerman (red.), Privé in de politieke biografie (Amsterdam, Boom 2007) |
Paul van der Steen, Cals, koopman in verwachtingen 1914-1971 (Amsterdam, Balans 2004) |
|
|