Biografie Bulletin. Jaargang 19
(2009)– [tijdschrift] Biografie Bulletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 44]
| |
Auteurschap en vrouwelijkheid
| |
Waarom schrijfstersbiografieën?Zoals het ontstaan van de moderne Duitse biografie in de laatzeventiende en achttiende eeuw samenvalt met het nieuwe Bürgerbewusstsein, zo neemt de Duitstalige vrouwenbiografie haar aanvangspunt quasi gelijktijdig met het ontluiken van een nieuw feministisch bewustzijn in de zogenaamde Vormärz. In deze turbulente | |
[pagina 45]
| |
periode vlak voor de mislukte revolutie van maart 1848, begonnen vrouwen zich te organiseren in weldadigheidsverenigingen, en eisten ze, samen met de mannelijke middenklasse, op de barricades actief politieke rechten op. Ook de eerste Frauen-Zeitung, een blad met politieke inslag voor en door vrouwen, zag in deze tijd het levenslicht. Hoewel de tijdgeest van hoop en verandering werd weliswaar snel de kop ingedrukt toen de revolutie op een fiasco uitdraaide en de absolute macht in de daaropvolgende tien jaren van Reaktion opnieuw stevig hersteld werd, had er een belangrijke mentaliteitswijziging plaatsgevonden die na jaren van beknottende maatregelen, zoals het verbod voor vrouwen om zich te verenigen, uiteindelijk zou leiden tot het ontstaan van de eerste Duitse vrouwenbeweging, het adf, in 1865. Dit groeiende besef van een vrouwelijke identiteit leidde er al snel toe dat, parallel met de doorbraak van de mannelijke Individualbiographie rond 1850, ook vrouwen andere vrouwen in Einzelbiographien gingen portretteren. Dit fenomeen valt terug te voeren op een aantal verschillende ontwikkelingen. Allereerst was dankzij een omvangrijk nieuw vrouwelijk leespubliek de potentiële afzetmarkt voor dergelijke werken behoorlijk toegenomen. Ook namen vrouwen in toenemende mate zelf aan het ‘literatuurbedrijf’ deel, met andere woorden, het aantal schrijvende vrouwen nam toe. Bovendien bestond er, en dit is in het kader van de biografie van cruciaal belang, duidelijk een behoefte aan inspirerende vrouwelijke voorbeelden. Voordat vrouwen toegang kregen tot hogere opleidingen en vrije beroepen, was schrijven een van de weinige professionele activiteiten die openstonden voor vrouwen uit de middenklasse en adel. Schrijven vereiste geen vooropleiding en kon eenvoudigweg van huis uit, tussen verschillende huishoudelijke bedrijven door, uitgevoerd worden. Bovendien viel het relatief gemakkelijk te combineren met de heersende normen en verwachtingen omtrent vrouwelijkheid. Schrijven vormde dus een van de eerste mogelijkheden voor vrouwen om financiële onafhankelijkheid te verwerven en zich te emanciperen. De rol van schrijfster was, zoals Peter GayGa naar eind* het noemt, ‘a protagonist in the great redefinition of roles that marked the age’. Levensverhalen van schrijfsters bieden daarom, anders dan die van pakweg vorstinnen of eega's van beroemde mannelijke historische figuren, een bijzondere mogelijkheid om de ‘didactische’ functie van de biografie te onderzoeken en na te gaan in hoeverre het genre bepaalde emancipatorische doelstellingen nastreeft. In dit opzicht loont het de voor vrouwelijke kunstenaarsbiografieën typische discrepantie tussen het als mannelijk beschouwde publieke bestaan als artiest en het privéleven als vrouw te analyseren. In hoeverre staan de schrijfster en haar loopbaan dan wel de persoonlijke aspecten van haar leven als vrouw centraal? En moet ze door haar beroepsactiviteit aan vrouwelijkheid inboeten of voldoet ze aan het heersende rolmodel van de vrouw als domestisch wezen, als echtgenote, moeder en huisvrouw? Het feit dat de in het tekstcorpus opgenomen biografieën over en door vrouwen geschreven zijn die hetzelfde beroep met elkaar deelden verleent het geheel een extra dimensie, die bij andere kunstenaarsbiografieën ontbreekt. De vraag dringt zich hier namelijk ook op in hoeverre de biografes met hun eigen visie op auteurschap, die vanzelfspre- | |
[pagina 46]
| |
kend ook tijdsgebonden was, en hun eigen ervaringen binnen het literaire veld het biografische portret van een ‘professionele voorgangster’ beïnvloedden. | |
1848-1870Tijdens de eerste twee decennia na de Vormärz nam de door vrouwen geschreven schrijfstersbiografie voorzichtig haar aanvang als nieuw literair genre. Het ging hier weliswaar nog maar om een zeer bescheiden aanloop die zich slechts in een klein aantal werken manifesteerde - negen heb ik er voor die periode kunnen traceren -, toch konden er zowel qua vorm en structuur als qua thematiek bepaalde onderlinge parallellen worden vastgesteld, die deze levensverhalen een genrespecifieke samenhang verleenden. Anderzijds doken er al bepaalde onderwerpen op, die ook in de schrijfstersbiografieën uit latere periodes een constante zouden blijken te zijn. Als we een blik werpen op de vrouwenfiguren die in deze werken centraal staan - Aphra Behn, Sophie von la Roche, Germaine de Staël, Juliane von Krüdener, Rahel Varnhagen, Fanny Tarnow, Sidonia Zäunemann en Ida Hahn-Hahn - dan valt vooral op dat zij, met uitzondering van Sophie von la Roche en Fanny Tarnow, niet alleen op succesvolle wijze literair actief waren, maar ook een uitzonderlijke levenswandel met elkaar deelden. Dit had tot gevolg dat, hoewel het dilemma tussen vrouw-zijn en auteurschap in al deze werken centraal staat, de literaire verdienste van deze vrouwen in vergelijking met hun privéleven op de achtergrond treedt. Ook in de biografieën van la Roche en Tarnow is dit het geval. Bovendien valt op dat vijfRahel Varnhagen (1771-1833)
van de negen exemplaren volumineuze historisch-biografische romans zijn, bestaande uit twee tot zelfs zes delen. In de andere vier gevallen gaat het om twee ‘gewone’ biografieën, een biografie die door het veelvuldig invoegen van - als authentiek geclaimde - dagboekfragmenten ook sterke gelijkenissen met een dagboekroman vertoont, en een biografie in essayvorm. Deze laatste, een biografische schets over Rahel Varnhagen, dateert uit 1870 en lijkt met zijn vorm reeds de overheersende biografische trend van de komende periode aan te kondigen. Dat het bij vijf van de negen levensverhalen gaat om biografische romans, een subgenre van de historische roman, mag nauwelijks verbazen. De biografische roman was een nieuw genre dat in Duitsland haar intrede deed halverwege de negentiende eeuw en al snel populair werd. Gezien vrouwen door de groeiende academisering van de geschiedschrijving van serieuze genres als de | |
[pagina 47]
| |
historiografische biografie werden uitgesloten, waren zij genoodzaakt hun toevlucht te nemen tot een alternatief. Dat vonden ze in de biografische roman. Dit soort fictie was, zoals historische romans in het algemeen, een bij vrouwelijke lezers bijzonder geliefd genre, en bood daarom schrijfsters economische zekerheid. Schrijfsters werden door hun op concurrentie beduchte mannelijke collega's trouwens ook eerder geduld in de literaire vrijplaats die de Unterhaltungsliteratur was, dan in genres met een hoger aanzien. Daarbovenop bood een roman, wanneer er slechts weinig historisch bronnenmateriaal voorhanden was - wat voor vrouwelijke onderwerpen vaker het geval was dan voor bekende mannelijke figuren - de mogelijkheid om op basis van beperkte biografische gegevens toch een spannend levensverhaal te schrijven. Een mooi voorbeeld is Bertha Valetts met talrijke romantische tierlantijntjes opgesmukte Eine gekrönte Dichterin uit 1865. Bovendien was de historisch-biografische roman een uitermate geschikt genre om in deze tijden van politieke restauratie en literaire censuur verholen kritiek te leveren op het mislukken van de revolutie, de voortdurende versnippering van het Duitse rijk en het falende streven naar meer burgerrechten, ook voor vrouwen. Zowel Luise Mühlbachs Aphra Behn (1849) alsook Amely Böltes Frau von Staël (1859) maakten van het biografische verhaal dan ook dankbaar gebruik om bepaalde actuele Duitse mistoestanden aan te klagen. Ten slotte lijkt deze triviale vorm van biografische literatuur, waarin diverse ideologische machtsstructuren tegen elkaar uitgespeeld werden, de ideale plaats om de ambiguïteit die het leven van de gebiografeerde schrijfsters kenmerkte tot uitdrukking te laten komen. De ambivalentie van triviale literatuur bestond namelijk daarin, dat vrouwen, wier literaire beroepsactiviteit eigenlijk in strijd was met de heersende burgerlijke genderspecifieke normen, door middel van hun werken vaak toch drager van deze waarden werden. De dubbelzinnigheid van de schrijfstersportretten ontstaat hier onder invloed van de diverse constructies van vrouwelijkheid waarop beroep gedaan werd om deze literaire vrouwen een gezicht te geven. Een eerste constructie hangt samen met de maatschappelijke positie van de schrijfster als ‘andere’; een tweede steunt op het steeds terugkerende dilemma tussen auteurschap en vrouwelijkheid. Verwijzingen naar de zogenaamde alteriteit van de vrouwelijke auteur doken expliciet op in haar herhaaldelijke karakterisering als Zwitterwesen, dat wil zeggen als androgyne figuur, die als gevolg van haar als ‘masculien’ begrepen professioneel-creatieve bezigheid mannelijke en vrouwelijke socialisatiekenmerken in zich verenigde. In enkele romans werd de maatschappelijke randpositie van de schrijfster echter ook impliciet geïllustreerd doordat ze samengevoerd werd met een ander soort van ‘marginale’ figuur, als de etnisch andere. In Frau von Staël gebeurt dit eenvoudigweg doordat de donkere teint, zwarte haren en volle lippen van de protagoniste worden beklemtoond - zij belichaamt als het ware zelf die exotische vreemdheid; in Eine gekrönte Dichterin en Aphra Behn kruisen de wegen van het biografische object die van respectievelijk een zigeunerjongen en een Afrikaanse slaaf. Door deze terugkoppeling naar andere maatschappelijk gediscrimineerde groepen werd het emancipatoire project van de beroepsschrijfster kracht | |
[pagina 48]
| |
bijgezet. Ook in journalistieke teksten uit deze periode werden het abolitionistische en het vrouwenrechtendiscours vaak met elkaar in verband gebracht. Een tweede opvallende dichotomie in deze schrijfstersbiografieën is het conflict tussen auteurschap en vrouwelijke identiteit. Daar de hybride en andersoortige vrouwelijkheid van de gebiografeerde volgde uit haar literaire activiteit, passeerden in al deze levensverhalen verschillende schrijfsterbeelden en diverse strategieën de revue om het vrouwelijke auteurschap te legitimeren. Niet zelden ging het daarbij om een soort compensatieargument, waarbij het beroepsmatige succes een gebrek aan vrouwelijke schoonheid, een ongelukkig verleden of een liefdeloos bestaan moest goedmaken. Doordat de protagoniste echter herhaaldelijk expliciet als moederlijk-zorgzame figuur werd opgevoerd, werd benadrukt dat haar roemvolle carrière niet ten koste ging van haar vrouwelijkheid. Desondanks bleek de combinatie van een schrijfsterbestaan en vrouw-zijn op den duur vaak te leiden tot onoplosbare conflicten en tragische slottaferelen met bijvoorbeeld een jong stervende ‘heldin’, een vereenzaamde oude vrijster, een protagoniste die verzaakt aan vroegere idealen of een moeder die voor haar eigen dochter een ‘echte’ vrouwelijke levensweg heeft uitgestippeld, zodat deze gelukkiger kan worden dan zijzelf ooit was. Het leek dus onmogelijk of erg moeilijk om verschillende vrouwelijkheidconcepten met elkaar te verzoenen en vrouwen op een aanvaardbare manier als auteurs te legitimeren. Deze ambitie veroorzaakte vaak spanningen tussen een politiek-radicale plot en een verhaallijn die de zedelijkheid van de schrijfster onder bewijs moet stellen. Een eventuele oproep tot emancipatie staat hiermee uiteindelijk lijnrecht tegenover het falen van de protagoniste, waardoor het emancipatorische potentieel van dergelijke romans ernstig afgezwakt wordt. Deze dubbele structuur was ook vaak aanwezig in gewone vrouwenromans uit die periode, waarin gelukkige heldinnen een schaars gegeven waren, en kan, eerder als een falen, ook als goed doordachte strategie beschouwd worden: door de confrontatie met een tragisch einde was het mogelijk dat de lezers de reële noodzaak aan protest begrepen. | |
1871-1918Tussen 1871 en 1918 steeg het aantal biografische publicaties van vrouwen over schrijfsters met ongeveer een zestigtal titels. Toch bouwt dit ‘succes’ niet direct voort op de verwezenlijkingen van de tijd vóór de Reichsgründung, want wat in een chronologisch overzicht meteen opvalt is het, in ieder geval wat de schrijfstersbiografie betreft, publicatieluwe decennium tussen 1871 en 1882. Deze breuk kan verklaard worden door het overheersende patriottische klimaat, dat de interesse voor vrouwen specifieke aangelegenheden deed afzwakken, een ontwikkeling die duidelijk af te lezen viel aan het gebrek aan politiek activisme binnen de in 1865 opgerichte vrouwenbeweging. Het adf richtte zich in haar beginjaren, anders dan bij haar voorgangers in de Vormärz het geval was geweest, hoofdzakelijk op onderwijskansen en werkmogelijkheden voor vrouwen. Politieke burgerrechten voor vrouwen werden vooralsnog op de lange baan geschoven, omdat ze toch niet onmiddellijk realiseerbaar leken. Toen de jonge Duitse natie geconsolideerd was, | |
[pagina 49]
| |
bloeide de vrouwenbeweging zienderogen op, en dat uitte zich in talloze nieuwe vrouwenorganisaties en de daarbijhorende groeiende interne en ideologische versnippering. Halverwege de jaren 1880 werd ook de vrouwenbiografische draad weer opgepikt, al werd niet verdergebreid op de volumineuze levensverhalen van weleer. Veeleer dook een nieuw genre op, namelijk dat van het korte biografische portret of essay, dat perfect paste binnen de florerende vrouwenjournalistiek en de mogelijkheden die dit medium bood. Vooral het feit dat de vrouwenbeweging de vrouwentijdschriften in haar armen gesloten had kwam de vrouwenbiografie, en dus ook de schrijfstersbiografie ten goede. Het verenigingsorgaan van het adf, Neue Bahnen, luidde de nieuwe trend in door het afdrukken van levensverhalen die de emancipatoire doelstellingen van de vrouwenbeweging illustreerden. Daar hoorden ook de biografieën van George Sand en Eugenie Marlitt bij. Maar tot volle bloei kwam het biografische schrijfsterportret in Die Frau, het tussen 1893 en 1944 maandelijks uitgegeven tijdschrift van het bdf, de parapluorganisatie voor alle in de loop van de tijd onstane Duitse vrouwenverenigingen. Tussen 1893 en 1918 verschenen in dit blad iets minder dan twintig schrijfsterportretten. Daarnaast drukten ook andere tijdschriften zo nu en dan biografische essays af, en soms, wanneer het om iets langere portretten ging, werden die ook in boekvorm uitgegeven; soms apart, soms als collectie. Voor het overige ontstonden tijdens deze periode, waarin de jeugdliteratuur volop als nieuw marketingproduct werd ontdekt, ook schrijfstersbiografieën voor jonge meisjes. Toch verscheen er zo nu en dan nog een biografische roman of novelle. Niet alleen de overheersende biografische vorm, maar ook de biografische objecten leken anders geselecteerd te worden dan in de voorafgaande decennia. Niet langer een extreem opvallende levenswandel stond centraal, maar het gegeven dat de gebiografeerde vrouw succes had gehad. Vaak stond hierin het belang van haar leven en werk voor de vrouwenbeweging centraal. Het ging hier vooral om contemporaine, negentiende-eeuwse vrouwen, die dikwijls nog in leven waren. Wat eveneens in het oog springt is het grote aantal gevallen waar een persoonlijke band bestond tussen biografe en gebiografeerde, iets wat in het licht van het toenemende aantal beroepsschrijfsters en de daarmee gepaard gaande literaire netwerken eigenlijk niet echt verbaast. Belangrijk is ook de constatering dat het literaire oeuvre eindelijk op meer aandacht kon rekenen, ook al betekende dit nog geen volledig evenwicht tussen het privéleven en de literaire verwezenlijkingen van de gebiografeerde persoon. | |
1919-1932Tijdens het interbellum sloeg het genre andermaal een andere formele en inhoudelijke richting in. De Eerste Wereldoorlog zorgde opnieuw voor een onderbreking in de bescheiden publicatiestroom van schrijfstersbiografieën, en vooral in Die Frau springt het wegvallen van biografische essays tijdens en na de oorlogsjaren in het oog. Tussen 1925 en 1938 zouden er slechts vijf van worden afgedrukt in het tijdschrift, wat indirect terug te voeren valt op het feit dat door de oorlogsjaren en de | |
[pagina 50]
| |
Duitse nederlaag de positie en slagkracht van de vrouwenbeweging ernstig verzwakt was, ondanks - of misschien deels omwille van - het feit dat na de wapenstilstand ook voor vrouwen het algemeen stemrecht werd ingevoerd. Onmiskenbaar primeert bij de zeventien publicaties uit deze periode opnieuw de in boekvorm uitgegeven biografie, maar belangrijker dan deze ontwikkeling is het feit dat vooral vrouwen uit de tijd vóór de vrouwenbeweging ‘biografiewaardig’ worden geacht, zoals Annette von Droste-Hülshoff, vooraanstaande vrouwen uit de entourage van Goethe, en Frauengestalten der Romantik zoals Caroline Schlegel-Schelling. De meest voor de hand liggende verklaring hiervoor is dat de wederopbouw van de Duitse staat wederom weinig ruimte liet voor vrouwenemancipatie, en dat de geleden nederlaag een vluchtreflex opwekte naar een glorieus en intact verleden, vooral naar de epoche waarin ook de grote culturele Duitse iconen Goethe en Schiller leefden. | |
1933-1939Na de machtsovername door de nationaal-socialisten en vóór het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog verschenen er in amper zes jaar tijd een vijftiental titels. Inhoudelijk viel er niet meer echt een duidelijke lijn te trekken in de gangbare categorieën van biografische objecten. Wel is het zo dat Annette von Droste-Hülshoff als constante aanwezig bleef, net zoals enkele schrijfsters uit de romantiek. Zij vormden als gevestigde literaire grootheden nu eenmaal geen risicovol onderwerp. Anderzijds kan vastgesteld worden dat er zich een zekere ‘blik naar buiten’ te kennen gaf, waarmee ik bedoel dat literaire grootheden uit het buitenland, zoals Germaine de Staël, Elisabeth Barrett-Browning, George Sand en Charlotte Brontë, op een flinke portie aandacht konden rekenen. Dit kan eventueel gemotiveerd worden door een tendens om zich van de Duitse actualiteit en realiteit af te wenden, een ontwikkeling die zich dan ook op vormelijk vlak vertaalde in een terugkeer naar fictionele genres, zoals biografische romans en novelles, die door een triviale inslag getekend werden. Zo werd George Sands levensverhaal gereduceerd tot een puur sentimentele liefdesroman, en dus niet langer geïnterpreteerd in het licht van de grote betekenis die de Française in haar voorloperrol voor de vrouwenbeweging had gehad. Na 1939 zou een dergelijke inkleuring van het verleden al helemaal een onmogelijkheid worden, en het zou tot de ‘wederopstanding’ van de nieuwe vrouwenbeweging in de jaren vijftig en zestig duren tot de schrijfstersbiografie weer nieuw leven ingeblazen zou worden. |