ze besluiten daarom af te reizen naar Zuid-Frankrijk. Deze laatste ontmoeting met hun dochter zou onvergetelijk zijn. Aagjes vader schrijft erover in een reisverslag dat hij bijhield in een schoolschrift. Samen met twee andere Nederlandse ouders van een Witte Zuster bezoeken ze met hun dochters Lourdes. Daar laten ze zich met z'n zessen op de foto zetten, een foto die in het boek is afgedrukt. Zoals vader in zijn dagboek zou schrijven: ‘Die vreugdevolle herinnering zal ons bijblijven en zo het Gods wil is dat we onze kinderen op deze aarde niet weer zullen zien, zal hij ons tot troost strekken op onze stervenssponde.’ Inderdaad hebben zij elkaar nooit meer teruggezien. Ze moesten het doen met brieven naar en uit het verre Afrika.
Ook thuis was het leven niet eenvoudig, zeker niet toen ook zus To en broer Frans besloten in te treden. To werd karmelietes, Frans ging net als Aagje werken in de missie, als Witte Pater. De op één na jongste zus Neeltje bleef thuis bij haar ouders, maar ook haar leven zou getekend worden door ziekte. Ook zij stierf jong, op 25 maart 1933, 38 jaar oud. Aagje kreeg de oorbellen, de broche, het kruisje, de armband en het horloge van haar overleden zus.
Een volgend hartverscheurend moment is het overlijden van To, in een klooster in Egmond. Ook To kampte met een slechte gezondheid. In 1936 schrijft ze in een briefje aan haar zus: ‘Als jullie dit lezen, heeft mijn bruidegom mij gehaald.’ Voor zijn vertrek naar Afrika had Frans nog afscheid kunnen nemen met een opgewekt ‘tot ziens in de hemel’. Ook dit hoort bij de onthechting die elk kloosterleven kenmerkt. Ziekte en dood dienen geaccepteerd te worden in blijmoedige aanvaarding en dank aan God. In Afrika bezoekt Frans zijn oudste zus Aagje. Voor Aagje is het een weerzien met haar wortels. Aan haar ouders schrijft ze: ‘Het was net of ik vaders stem hoorde.’ Samen horen ze van het overlijden van zus To. Pas als Frans vertrokken is en Aagje als aandenken een foto van haar zus, opgebaard op haar doodsbed, krijgt toegestuurd, dringt het verdriet echt tot haar door. Het gemis is groot. Dat geldt ook voor haar ouders; maar liefst zeven van hun in totaal twaalf kinderen overlijden op jonge leeftijd.
Terugblikkend op Aagjes leven is dit misschien nog het meest bijzonder: in al die onthechting en fysieke afstand bleef altijd sprake van een innige vervlechting en gehechtheid aan het gezin in Holland. De enige die er minder gevoel voor had, is jongste zus Jans, de moeder Linders. Aagje bleef altijd meeleven met de gebeurtenissen thuis. Maar Jans, die nog geboren moest worden toen Aagje naar Afrika vertrok, vatte dit wel eens op als bemoeizucht, bijvoorbeeld toen Aagje welgemeende adviezen gaf in verband met Jans' aanstaande huwelijk. Wat had zij te maken met die oudste zus, die zij nog nooit gezien had! Ook dit past in het proces van onthechting. Hoe kun je er nog bij horen als je al zolang je familie niet gezien hebt?