Biografie Bulletin. Jaargang 19
(2009)– [tijdschrift] Biografie Bulletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 13]
| ||||
Spelen met identiteiten
| ||||
[pagina 14]
| ||||
Damsterdiep naar school: een havo-vwo scholengemeenschap in Appingedam. Ook die fietstochtjes - ‘de vieze smookstad Appingedam’; wind (orkaan): bijna in het water gewaaid’ - zijn gedocumenteerd in tekeningetjes. De eerste aantekening is van 11 november 1971: ‘we hebben een onverwacht wiskunde gehad. Gemeen van Kuntkes want gisteren hadden we er ook een.’ Vervolgens maken we kennis met klasgenoten en leraren:
Schrift ii (218 blz.)
een tableau de la troupe, compleet met schetsjes, bijnamen, karakteristieke kleding en gewoonten. We volgen onze informanten van fietsenhok naar klaslokaal, van les naar volgende les (met pesten op de gang als intermezzo); van meedoen naar wegdromen; van proefwerk naar klassenavond. Maar we horen ook wat er in de lessen gebeurt, welke vakken of routines leuk of stom zijn, welke grapjes er gemaakt worden en dergelijke. Verscholen achter formidabele haardossen schuiven zij elkaar Hét Schrift toe om heet van de naald met elkaar te delen wat hen boeit, verveelt of ergert. De laatste notitie is van vrijdag 6 juni 1975. De meisjes zijn dan vijftien jaar. De één zit dan in 4va, de andere in 4vb. B. verhuist: einde Schrift. | ||||
VoorgeschiedenisHét Schrift kwam mij bij toeval onder ogen toen ik met mijn proefschrift bezig was: een micro-etnografie over twee eerste lessen Engels op een middelbare school, gegeven op de eerste dag van het schooljaar op basis van een identieke lesagenda. Een collega, B., had aangeboden mij te helpen met de bibliografie. Bepaalde episodes die niet direct met de les zelf te maken hadden (bijvoorbeeld wanneer een wesp het leslokaal binnenvliegt en een wespenjacht volgt waar de lerares enthousiast aan meedoet) herinnerden haar aan een schooldagboek dat zij ooit met een vriendin had bijgehouden. Dat moest nog ergens liggen. De twee schriften kwamen boven water, en uit mijn fascinatie met deze onconventionele bron is inmiddels - met toestemming van de auteursGa naar eind1 - een aantal voordrachten en publicaties voortgekomen.Ga naar eind2 Uit gesprekken met B. bleek dat Hét Schrift een genealogie had. De moeder van B. had ooit met twee vriendinnen een schoolschrift bijgehouden. Zo waren B. en haar vriendin T. op het idee gekomen iets dergelijks te beginnen. | ||||
GenreIs op Hét Schrift een van de traditionele genres als autobiografie, biografie, Sturmund-Drang of egodocument van toepassing? Niet echt. Er zijn zeker autobiografische passages, maar er is geen sprake van één auteur, één stem, één levensverhaal. De korte fragmenten zijn afwisselend door de twee meisjes geschreven, voor en aan elkaar. Het is opvallend dat er met geen woord over ouders, broers of zusters, over thuis wordt gerept. Niemand die over hun | ||||
[pagina 15]
| ||||
schouder meekijkt, in tegenstelling tot bijvoorbeeld het dagboek van Otto van Eck,Ga naar eind3 die zich indirect tot zijn ouders richt als hij te lang op de kermis blijft en zijn leren verzaakt. Er is geen publiek, geen censuur, behalve zijzelf. De auteurs schuwen onbenulligheden niet, de verveling mag ook verwoord worden. Omdat zij tegelijkertijd deel van het verhaal en toeschouwer zijn, heeft Hét Schrift ook het karakter van veldnotities, een ‘ethnography of schooling’, zoals de Angelsaksen zeggen - maar dan geschreven door ‘naïeve’ antropologen. Ongehinderd door de categorieën die in dergelijke studies gehanteerd worden, maken zij zelf wel uit wat het vermelden waard is in schoolsituaties. Door hun ogen krijgen we als het ware het spiegelbeeld van de les, de achterkant van het leven op school te zien. | ||||
Wie ben ik? Wie zijn wij?Omdat de meisjes afwisselend de pen of tekenstift hanteren krijgen we een dubbel perspectief van wie zij zijn en hoe zij door de ander worden gezien. Dat levert veel portretten en zelfportretten op met wisselend perspectief: Dit ben ik. (T.)
Dit ben ik. (B.)
Eten onder de les, verveling (‘gaap, gaap’), ‘hoe zien wij eruit’, fantasieën en zelfspot (denkbeeldige vleugels, jubeltenen, idiote haarbos) zijn terugkerende thema's in Hét Schrift. Voor zover de aantekeningen autobiografisch zijn, zijn wij getuige van de ontwikkeling die deze twee adolescenten in vier jaar doormaken. De taal waarin zij verslag doen van hun observaties en zielenroerselen, de manier waarop zij de draak steken met elkaar en anderen, de grappen en het commentaar op de lessen en leraren - het wordt allemaal steeds gevarieerder, complexer en geestiger. Nieuwe talen, nieuwe vakken, nieuwe lesstof - alles wordt Dat ben jij. (B.)
| ||||
[pagina 16]
| ||||
Dat ben jij. (T.)
ingezet als uitdrukkingsmiddel om hun repertoire uit te breiden en zichzelf opnieuw uit te vinden. Maar het is hoog tijd om de meisjes zelf aan het woord te laten. | ||||
Wie zijn wij nog meer? Meervoudige identiteitenAls in de eerste klas in de wiskundeles de verzamelingenleer wordt geïntroduceerd, grijpt een van de meisjes dat meteen aan om de eigen verzameling aan sociale identiteiten in kaart te brengen. Onder ‘Voilà onze clubjes’ staat: ‘T. en ik zijn de doorsnee van de verzamelingen Plebs / Hét Schrift / verjaardagen {T., B.}’ [Plebs was een grotere vriendinnengroep]. | ||||
Onze toekomst. Wat kunnen wij worden?Bij de puberteit horen ook dromen over de toekomst. Wie? Wat kan ik worden? De meisjes lezen veel Bomans en zijn totaal niet gediend van zwijmelen over jongens en feestjes (zie ook hieronder: machtsspelletjes met medeleerlingen). Het conventionele perspectief van de brave huisvrouw met haar lieve man en kindertjes bevalt hun niet. Liever steken ze daar de draak mee door op ironische toon een burgerlijk patroon uit eerdere tijden ten tonele te voeren: Dit is de tekst bij deze strip: (1) Om 1 uur 's middag staat T. op. Haar bed is bedekt met satijnen lakens en vele kussens, Ze krijgt een ontbijt op bed gebracht door een dienstmeid. (2) Dan begroet ze haar 2 jongetjes en 2 meisjes die onder de hoede staan van de gouvernante en het kindermeisje. Dan gaat ze boodschappen doen: een nieuwe jurk kopen. (3) Om 3 uur komt haar man thuis. Die wordt in de salon innig begroet. Het dienstmeisje serveert de thee terwijl uit de keuken een heerlijke geur de kamer binnenstroomt van de taart.
(4) 's Avonds na een after-dinnertje met de buren kruipen T. en haar liefhebbende echtgenoot onder de dekens om te slapen tot een nieuwe heerlijke dag zich meldt. | ||||
[pagina 17]
| ||||
We zien hoe de meisjes zich van allerlei genres bedienen om - met humor en distantie - prangende puberteitskwesties aan de orde te stellen. Serieuze verhalen over verliefdheden en dergelijke kom je in Hét Schrift niet tegen, in tegenstelling tot meer intieme dagboeken en jeugdherinneringen. | ||||
Onze geschiedenis. Wie waren wij?Ook de eigen teksten in Hét Schrift bieden de auteurs aanknopingspunten om te documenteren hoe hun ontwikkeling hand in hand gaat met veranderingen in hun waardering voor bepaalde lessen en leraren. Bij uitzondering vinden we in Schrift ii een officiële brief, gericht door T. aan B. Zij uit daarin haar verbazing over hoe zij in Schrift i over het vak en de leraar Engels dachten: ‘Dear B, ik heb ons eerste schriftnog eens doorgelezen en daar stond dat wij Engels (pen haast leeg) terrible, détestable en vervelend vonden.’ [handschrift B.]: ‘yes we did! Onbegrijpelijk welk een dwaling onze jeugdige (hm hm) geest daar heeft gemaakt.’ De Engelse leraar Schreurs, die in Schrift i nog gehaat werd en de bijnaam ‘de Veroordeelde’ had, kan opeens geen kwaad meer doen. ‘Engels is puik!’ en ‘hulde’ roept T. vanaf haar zeepkist. Hoe is het mogelijk dat zij Engels toen ‘terrible, détestable en vervelend’ vonden (alweer die mix van talen)? Nadrukkelijk nemen zij afstand van die eerdere versie van zichzelf. Ik heb een sterk vermoeden wat de aanleiding was tot deze rigoureuze omslag. Schreurs weet precies wat voor vlees hij in de kuip heeft. Als de meisjes even niet meedoen, pakt hij ze op hun eigen terrein: ze zijn bezeten van Tolkiens In de ban van de ring. In een onderonsje dat het karakter heeft van een knipoog - de volle portee zal de andere leerlingen waarschijnlijk zijn ontgaan - noemt hij de naam van een van hun helden, Frodo Balings (11: 80-81): Een leraar die zijn eigen vraag beantwoordt - dat is vloeken in de kerk in termen van wat in de vakliteratuur als goed onderwijs wordt beschouwd. Er is geen aantoonbare verbale activiteit van leerlingen en dus geen sprake van leren, is de redenering. Maar dat plaatje verandert als wij de details kennen. | ||||
[pagina 18]
| ||||
Onopvallend smokkelt de leraar de naam van hun held de saaie routine van het zinnetjes maken binnen. ‘Some people’ (ze blijven anoniem) spitsen hun oortjes: dit is hun zinnetje. Zij voelen zich gekend, het vak komt tot leven. Nog bladzijden lang kliederen zij Daerons runen op hun hand om die aan elkaar te laten lezen. Op het gebied van motivatie is wel degelijk winst geboekt: ‘Engels is puik!’ Maar zonder de informatie van insiders ontgaat ons de gelaagdheid van de communicatie. Kreten in de klas en brede grijnzen vallen nou eenmaal niet standaard onder relevante categorieën in observatieschema's van onderzoek van het onderwijs. We hebben alternatieve, aanvullende bronnen als Hét Schrift nodig om onze blik op wat zich werkelijk afspeelt te verfijnen. | ||||
Rolwisselingen: bondjes met lerarenHet bespelen van leraren speelt een belangrijke rol in Hét Schrift. Zij worden niet alleen als onredelijke machtswellustige monsters uitgebeeld (hoewel de meisjes dol zijn op uitvergroten en overdrijven). Soms zijn het net mensen en zijn ze zelfs geliefd, vooral als er iets te lachen valt. Floeber (bijnaam van de leraar scheikunde) is daar één van. Hij geeft goed les - aldus de meisjes - en heeft de wind eronder (we kunnen nagaan dat eronder zijn les weinig in Hét Schrift wordt geschreven). Maar hij laat ook geregeld de teugels vieren en is er niet vies van bondjes met de leerlingen tegen het gevestigde gezag te sluiten als beide partijen daar belang bij hebben. Dat horen wij het volgende uur als T. eerder klaar is met het proefwerk Frans dat ze onder zijn les geleerd heeft: Donderdag 6e Proefwerk Frans. Daar Floeber nog niet proefwerk scheikunde had nagekeken en wij nog niet proefwerk Frans geleerd hadden doen we dat allebei Raad van Floeber: Als er iemand binnenkomt zeg je gauw: ‘zuur + base → water + zout’ begrepen? (11: 146) Dergelijke samenzweringen en rolwisselingen dwars door de gevestigde institutionele orde heen komen in Hét Schrift in toenemende mate voor. Veel later, in de vierde klas, als B. afzonderlijk van T. wiskunde heeft, treffen we er de volgende notitie aan: Maandag 16 dec. Het spel met identiteiten wordt gezamenlijk gespeeld. De afstand tussen leerlingen en leraar wordt steeds kleiner. Het is nu ook mogelijk (zij het enigszins gewaagd, anders hadden de meisjes het niet belangwekkend genoeg gevonden om te rapporteren) de leraar aan te spreken op wie hij zelf is of was - strategisch, voor eigen doelen. | ||||
[pagina 19]
| ||||
Spelen met talenEcho's van wat er in de les aan de orde is, vinden geregeld hun weg in de heimelijke schrijfsels van onze heldinnen. Zo is er nauwelijks een bladzijde te vinden - zelfs in het eerste schrift dat in november van de eerste klas begint - waarin de meisjes hun ontboezemingen niet doorspekken met woorden en flarden in één of meer vreemde talen. Hieronder twee uitgeschreven fragmenten en één authentiek fragment: Dinsdag 15 april In bovenstaand fragment wordt zelfs de naam van een medeleerling verfranst: Peter Slagter wordt ‘Pierre Boucher’. Dat doet denken aan een oubollige traditie in de vreemdetalenles: een leerling een nieuwe identiteit in de doeltaal te geven. Maar hier gebeurt het spontaan, door de leerlingen zelf. De meisjes hebben er duidelijk lol in te experimenteren met het inpassen van net geleerde woorden en frases in hun eigen talige repertoire. Daarbij leggen zij zich weinig beperkingen op. Het Nederlands blijft hoofdtaal maar wordt doorspekt met brokken in alle schooltalen (soms zelfs het Latijn) op een manier die doet denken aan straattaal en codemixing onder allochtone en autochtone jongeren (zie Nortier 2002). Ook daarin worden vaak woorden en uitdrukkingen als vaste elementen, op specifieke plaatsen, in een lopende zin of uiting geplakt. Maar Hét Schrift beschrijft een tijd dat er van een etnisch gemengde populatie nog geen sprake was. Het feit dat deze praktijken er stelselmatig in voorkomen, vanaf het eerste moment dat de meisjes met een nieuwe schooltaal geconfronteerd worden, geeft te denken over de claim dat taalontwikkeling in schoolse context een totaal ander verloop heeft dan daarbuiten. Als we dit chatten avant la lettre meerekenen lijkt een ander plaatje te ontstaan. In die zin kunnen we het misschien beschouwen als voorloper van recente praktijken in het internettijdperk. Ook daar worden mengtalen en gemengde notatiesystemen zoals ‘BrEz3rTal’ gebruikt. | ||||
Machtsspelletjes met leraren. School als sociale wereldBij de ontwikkeling van adolescenten hoort ook dat zij leren omgaan met macht: machtsverhoudingen in de peer group en machtsverhoudingen met het gezag, met leraren. Hieronder een anekdote over wat zich - alweer - afspeelt in de Engelse les. Schreurs houdt zich rigoureus aan de alom aanbevolen strategie om in de vreemdetalenles uitsluitend in de doeltaal te communiceren. Dat valt niet bij alle leerlingen in goede aarde. Ellen wil gewoon naar de wc, en heeft geen zin voor zoiets onbenulligs het spelletje mee te spelen: | ||||
[pagina 20]
| ||||
We zien hoe een andere vreemde taal in het publieke domein wordt geleend om de strijd met de autoriteit van de leraar aan te binden. De regel om uitsluitend in de doeltaal te communiceren is een spelletje dat doorgeprikt kan worden: als u zegt geen Nederlands te verstaan, lukt het misschien wel in het Duits? Schreurs speelt het spel mee en reageert mild, bijna goedkeurend, op deze creatieve manier van weerwoord bieden. Een elementair zinnetje, gedrild in de Duitse les, fungeert als authentiek communicatiemiddel in een andere les. Dat bevestigt dat de leerlingen de school als gehéél als leeromgeving ervaren. Zij krijgen daar dagelijks een veeltalig aanbod, en zien er kennelijk geen been in dat ook te benutten buiten de les. | ||||
Machtsspelletjes met medeleerlingen. In- en uitsluitingWat zich allemaal op scholen afspeelt tussen de lessen door, op de gang, in de pauze, in het fietsenhok, onttrekt zich doorgaans aan onze waarneming. Ook daarover is Hét Schrift een unieke bron. Want het kan nog gekker. Zelfs gedrilde Latijnse zinnetjes worden ingezet om een lid van de rivaliserende ‘jongens-en-feestjes-georiënteerde’ vriendinnengroep een hak te zetten. Dat gebeurt op de gang. Om over het hoofd van de gehate Katze en haar vriendin heen met elkaar te communiceren gebruiken onze twee informanten eerst de eigengemaakte geheimtaal: de Ka-taal. Dan wordt de plaagstoot opgevoerd en ingekopt: de meisjes zitten op de havo en hebben geen boodschap aan een Latijns zinnetje als ‘ridet et gaudet, sed causam ignorat’ (‘ze lacht en maakt zich vrolijk, maar begrijpt de werkelijke reden niet’): Door de Ka-taal en het Latijn te gebruiken wordt de ‘outgroep’ buiten spel gezet en de eigen subgroepidentiteit versterkt. Dit soort steekspelen over en weer waren aan de orde van de dag. In wezen waren ze vrij onschuldig, verzekerde auteur B. mij; het moest een spelletje blijven. De ‘dikke lippen’ zijn dan ook inwisselbaar met de idiote snit van een broek, of een haarbos als een oerwoud - snieren waarmee de meisjes een volgende keer worden teruggepakt. Pesten en plagerijen, schelden en beledigingen op school zijn niet voorbehouden aan deze tijd of scholen met een etnisch gemengde populatie. Zij maken deel uit van de ontwikkeling van het individu in de wereld van school: een ritueel spel dat soms hard en ook met talige middelen wordt gespeeld. Welke normen daar heersen en hoe die al dan niet veranderen, kunnen we aan de hand van een bron als Hét Schrift enigszins reconstrueren. | ||||
[pagina 21]
| ||||
Ter afsluitingOnze blik op hoe het onderwijs zich ontwikkelt en wat er zich op scholen, in lessen werkelijk afspeelt is vrij oppervlakkig en onvolledig. Wat er in de marges van de officiële lessen werkelijk gebeurt onttrekt zich grotendeels aan onze waarneming. Wat de leraar niet ziet of hoort, telt niet, lijkt het devies te zijn. En vragenlijsten kunnen alleen aan het licht brengen wat mensen bewust weten en de moeite van het vermelden waard vinden. Dat heeft ook consequenties voor aannamen over hoe leerlingen de leerstof verwerken. In authentieke klassensituaties leren zij anders dan onder experimentele condities. De informele geschiedenis van onderwijservaringen als neergelegd in Hét Schrift gedurende vier jaar kan dat hard maken. Eén ding is duidelijk: in een laboratoriumsituatie is er minder gelegenheid even met je vriendin nieuwe procedures en talen uit te proberen. In zijn voorwoord van Homo Ludens zegt Johan Huizinga (1938): ‘Toch schijnt mij homo ludens, de spelende mensch, een even essentiële functie aan te duiden als het maken, en naast homo faber een plaats te verdienen.’ In Hét Schrift wordt duidelijk dat de sociale omgeving (van de school) en de ontwikkeling van het individu hand in hand gaan. De auteurs geven spelenderwijs vorm aan hun eigen leren door zich deels te conformeren aan geldende conventies en routines maar diezelfde routines ook te gebruiken om ruimte te creëren en in de gaten en kieren van de les ‘hun eigen ding te doen’. Zij zijn geen passieve consumenten van dat onderwijs - dat wordt over traditionele klassikale lessen vaak gezegd - en verwerken de leerstof op eigen wijze. Alleen subjectieve bronnen, de verhalen van insiders, kunnen verborgen aspecten van het leven op school aan het licht brengen en documenteren. | ||||
Literatuur
|
|