tuurgebieden. Daarin wemelt het van de tegenstrijdigheden die nauwelijks opgelost kunnen worden: beschermers van weidevogels zijn niet te beroerd om roofvogels af te schieten, om een voorbeeld te noemen. De provincie Friesland kende en kent nog steeds een folklore van de jacht.
In mijn dagboekaantekeningen van de laatste jaren, tijdens het schrijven van De valk, ben ik erachter gekomen wat het als auteur betekent uit de beschutting van de schrijftafel te treden en naar buiten te gaan en mensen uit volstrekt tegengestelde werelden te ontmoeten die nadrukkelijk laten weten ‘niet in hetzelfde boek terecht te willen komen’. Het is alsof je een literaire held of heldin wilt biograferen en de kinderen of andere direct betrokkenen leven al jaren in onmin met elkaar, weigeren toegang tot het archief, werken niet mee, plegen obstructie, bejegenen elkaar onheus en vijandig.
In veel biografieën onthult de biograaf verzwegen of verdoezelde levensfeiten van held of heldin. De biograaf stuit op nooit eerder ontdekte feiten en presenteert die als belangwekkende vondsten.
Maar de havik, sperwer, slecht- en de andere valken uit mijn biografie hebben niets te verdoezelen. Mij restte een laatste opdracht: weg uit de wereld der conflicten en terug naar de valk, die koningsvogel waarmee het allemaal is begonnen.
De slechtvalk werd weer de hoofdpersoon van het boek. Ik besloot De valk op te bouwen zoals je een biografie componeert. Eerste ontmoeting met de held of heldin. Jeugdjaren. Tijd van zelfstandigheid. Ontdekkingen en verwikkelingen. Complicaties in het leven. In het geval van een traditionele biografie zouden dat de liefdes in iemands leven kunnen zijn, de jaloerse minnaars of minnaressen, de vriendschappen die opbloeien en falen. Ook in de wereld van de roofvogels heersen strijd en jaloezie, drang tot overleven, angst, trouw en liefde, niet alleen onderling maar zeker ook in verhouding tot de mens, ‘the bird's main enemy’, zoals Ratcliffe opmerkt. In de jaren zestig was de slechtvalk door het overmatige gebruik aan pesticiden als ddt bijna uitgestorven. Vervolgens wilde ik toewerken naar het slot, de dood van de hoofdpersoon, zoals dat in de meeste biografieën gebeurt. Mijn boek was geëvolueerd van ornithologische studie en cultuurhistorisch onderzoek tot levensbeschrijving. Alle levensfasen van een gebiografeerde en het hele netwerk waaruit zijn of haar leven bestaat, komen aan de orde: geboorte, groei, verhouding met de buitenwereld, dood.
Ik noemde de slechtvalk die ikzelf bezat Oktober. Het was een vrouwtje. Ik gaf haar, na alle omzwervingen door werelden van kunst, literatuur, wilde natuur, ruig IJsland en vorstelijk Het Loo, de vrijheid terug. Ik liet haar in ongetemde staat vliegen, ik nam de hele tuigage weg die haar aan de mens bond. In de laatste alinea werd de biografie als een liefdesroman met afscheid: ‘Een wilde vogel werd ze die het wilde land en de onstuimige luchten toebehoorde. Ik miste haar, nu al.’
Dat afscheid met de woorden ‘Ik miste haar, nu al’ markeert het hele dilemma dat het boek behelst. Een valkenier wil zijn vogel niet kwijt; en ik, als voorstander van de wilde vogels, wil mijn vogel ook niet kwijt - maar kies voor haar vrijheid.
Kester Freriks, De valk. Over valkerij en wilde vogels (Amsterdam, Athenaeum-Polak & Van Gennep 2008)