in conflict met de politieke realiteit. In Bloemenhove werden zwangerschappen afgebroken van meer dan drie maanden. Van Agt wilde dat er een einde kwam aan deze, in zijn ogen, onoirbare praktijken. Hij wenste sluiting van de kliniek en verdedigde zijn standpunt in de Tweede Kamer door te spreken over ‘een vrucht die in delen met instrumenten wordt verwijderd, waarbij het hoofd wordt stukgekraakt’. Alle retoriek ten spijt werden alle strafrechtelijke stappen tegen Bloemenhove afgeblazen. Van Agt overwoog openlijk met aftreden, maar bleef aan omdat hij, zo zei hij achteraf, als minister meer mogelijkheden had om zijn stem te laten horen.
Van Agt handelde als ‘burgemeester in oorlogstijd’. Maar kun je hem ook als zodanig typeren? We weten het niet, want Van Agts biografen nemen deze verklaring voor wat het is. Sterker nog, Van Agt mag er ruim dertig jaar later triomfantelijk aan toevoegen dat hij toentertijd in een riante positie verkeerde omdat, indien hij was opgestapt, het kabinet was gevallen en dat wilde ‘de rode kern zeker niet’. Naar eigen zeggen zat hij ‘comfortabel’ en ‘kon hij wat speels en met een zekere guitigheid te werk gaan’. Het abortusdebat van 1974 bracht Van Agt anno 2005 terug tot een politiek spelletje. Op pagina 19 van hun biografie werpen Van Merriënboer, Bootsma en Van Griensven de vraag op of men met medewerking van de hoofdpersoon een goede biografie kan schrijven. Een eensluidend antwoord daarop is niet te geven, maar in deze biografie heeft het onderwerp in elk geval de regie van zijn levensverhaal stevig in handen. Hij is erin geslaagd om kritische vragen speels en guitig te omzeilen.
Toch is Tour de Force geen slecht boek. Van Merriënboer, Bootsma en Van Griensven hebben een vaardige pen. Hun verhaal over de slepende kabinetsformatie van 1977, waar Van Agt ten koste van Joop den Uyl als winnaar uit de bus kwam, is ronduit spannend, en dat geldt voor meer gebeurtenissen waar Van Agt bij betrokken was. Van Agts eruditie en zijn welbespraaktheid leveren veel vermakelijke passages op. Prachtig is het einde van Tour de Force waarin Van Agt verhaalt van een van zijn meest gekoesterde jeugdherinneringen. Die gaat over een berooide dompteur die, nadat het kleine circus waarvoor hij had gewerkt op de fles was gegaan, de wijde wereld intrekt met slechts één leeuw. Van Agt:
Op een dag had hij zijn kooi met de leeuw neergezet op een weitje in ons dorp, pal achter mijn ouderlijk huis. Enkele avonden achtereen trad hij daar op. Er kwamen maar weinige mensen kijken, want hij had niet meer te bieden dan dat ene dier en de paar kunstjes die hij daarmee kon doen. Maar ik vond het geweldig. Vooral omdat hij telkens aan het slot van de voorstelling de leeuw beval de muil open te sperren, en dan legde hij daar zijn hoofd in.
Deze ontroerende herinnering geeft antwoord op de vraag wat er schort aan de biografie van Van Merriënboer, Bootsma en Van Griensven over de politicus ‘die niemand onverschillig liet’. Net als de berooide dompteur, die zijn hoofd in de muil van de leeuw legde, heeft ook Van Agt zijn hoofd in de bek van zijn biografen gelegd in de geruststellende gedachte dat ze toch niet zouden bijten.
Johan van Merriënboer, Peter Bootsma en Peter van Griensven, Van Agt. Biografie. Tour de Force (Boom-Amsterdam 2008)