biografe ook kleindochter is dan niet van belang voor deze biografie? Nergens lezen we iets over de vreugde of verbijstering die de auteur ervaren moet hebben bij het vinden van zoveel details over het leven van haar grootvader. De lezer moet bovendien soms gissen naar de herkomst van feiten. Hoewel de bronnen keurig per hoofdstuk zijn gerangschikt, maakt Lakmaker haar lezers tot spoorzoekers. Veel bronnen zijn gemakkelijk te herleiden en te verklaren, maar hoe weet je dat je grootmoeder in 1916 bij een vriendin mocht bevallen als je vader nooit iets heeft verteld? Dan moet er ergens nog een oude tante rondlopen die dat kan navertellen, maar die krijg je niet te zien. Omdat Leman zoveel ondernam in zijn leven, zijn er veel feiten over hem en over zijn vrienden uit de socialistische beweging en het boekenvak terug te vinden. Over zijn persoonlijk leven en dat van zijn vrouw komen we veel minder te weten. Dat zal ongetwijfeld komen door het ontbreken van brieven of dagboeken, maar enige reflectie van de biografe was passend geweest. Het toppunt van afstandelijkheid is de mededeling op pagina 307 dat zoon Hans en zijn vrouw Lucie in 1950 ‘hun eerste kind’ kregen. Dat eerste kind is volgens de stamboom de biografe zelf.
In de daaropvolgende alinea komt Lakmaker terug op het onderliggende thema van het boek: het zwijgen. Ze citeert een familielid: ‘Ik zweeg niet om mijn kinderen te sparen, maar omdat de breuk tussen de joodse wereld vóór de oorlog en die erna eenvoudig te groot was.’ Het zwijgen is een bekend verschijnsel in families van joodse overlevenden van de Shoah. De breuk met het verleden is daar één aspect van, maar de schaamte van het overleven ‘waarom leef ik wel en zij niet meer’ speelde en speelt in levens van overlevenden een grote rol. Het zwijgen is een uiting van deze schaamte. Ook is het een symbool voor de dood en het verdriet dat te groot is om erover te kunnen praten. Het leven en opgroeien in de schaduw van Auschwitz - dat zijn verhalen waar de eerste generatie over zwijgt en waar de tweede generatie niet gemakkelijk over spreekt. Zeker niet over de eigen ervaringen met het opgroeien in getraumatiseerde gezinnen. Deze ervaringen vallen immers in het niet bij de ervaringen van de ouders en grootouders. Misschien is dat de reden waarom de biografe zo onzichtbaar blijft in dit boek.
Lakmaker is erin geslaagd in dit verhaal over haar familie één figuur tot leven te wekken, namelijk haar grootvader Leman, en dat is een grote prestatie. De andere familieleden staan er als zwijgende figuranten omheen. Daarmee is deze biografe en dochter eigenlijk toch loyaal aan het zwijgen van haar vader. Het verhaal van haar vader Hans, de enige overlevende van het gezin Leman Lakmaker, die terugging naar de oude jodenbuurt om daar een huisartsenpraktijk te beginnen en later zelf een einde aan zijn leven maakte, biedt stof voor een vervolg. Het zou een verhaal kunnen worden over de moed en wanhoop binnen dat gezin, en hoe het was om daarin op te groeien.
Joosje Lakmaker, Voorbij de Blauwbrug. Het verhaal van mijn joodse grootvader (Amsterdam, Wereldbibliotheek 2008)