delssohn (1805-1847), het zusje van de beroemde Felix? Abraham Mendelssohn, de vader van Fanny en Felix, schreef aan zijn dochter: ‘Misschien dat Felix van de muziek zijn beroep kan maken, maar voor jou zal het altijd een sieraad zijn. Het kan en mag nooit de basis van je bestaan worden.’ Clara Schumann-Wieck (1819-1896), de echtgenote van Robert Schumann, was een virtuoze pianiste, componiste, muzieklerares en moeder van acht kinderen. Zij schreef in haar dagboek: ‘Ik dacht vroeger dat ik talent had om muziek te scheppen, maar dat idee heb ik laten varen; een vrouw moet geen verlangen hebben om te componeren - er is nog nooit een vrouw geweest die dat kon, dus waarom zou ik het wel kunnen?’
Ook in Frankrijk zijn uitstekende vrouwelijke componisten te vinden: Lili Boulanger (1893-1918), het zusje van de bekende muziekpedagoge Nadia Boulanger. Zij won als eerste vrouw de Prix de Rome met haar cantate Faust et Hélène. Gabriel Fauré was verrukt van haar werk. Zij schreef prachtige liederen, die gelukkig niet geheel vergeten zijn. Helaas overleed zij al op zesentwintigjarige leeftijd. Germaine Tailleferre (1892-1983) mocht van haar vader niet naar het conservatorium, maar zette toch door. Maurice Ravel was zeer enthousiast over haar en Erik Satie noemde haar ‘mijn muzikale dochter’. Haar carrière verliep voorspoedig. In 1925 trouwde Tailleferre met de Amerikaanse illustrator Ralph Burton en verhuisde ze naar New York. Daar raakte ze bevriend met Charlie Chaplin, voor wie ze filmmuziek schreef. Haar man was echter jaloers op haar succes en ontmoedigde haar te componeren. In 1927 keerde ze terug naar Parijs, waarna ze van haar echtgenoot scheidde. Haar volgende echtgenoot, Jean Lageat, bleek een alcoholist te zijn. Hij gooide inkt over haar partituren. Ze kregen een dochter, Françoise, en nadat haar echtgenoot de baby van de trap had gegooid, eindigde ook deze relatie. De criticus Cecil Gray schreef, variërend op Samuel Johnsons uitspraak over vrouwelijke predikanten, over Tailleferre: ‘Sir, a woman's composing is like a dog's walking on his hind legs. It is not done well, but you are surprised to find it done at all.’
De Amerikaanse componiste Ruth Crawford Seeger (1901-1953) timmerde aan de weg als avant-gardiste. Ze studeerde aan het conservatorium van Chicago, raakte onder de indruk van de muziek van Scriabin en bestudeerde in de jaren twintig en dertig de ‘dissonant counterpoint theory’ van componist Charles Seeger. Op aanraden van Henry Cowell wendde zij zich tot Charles Seeger om zich te laten coachen. Zij werd zijn assistente en raakte innig met hem bevriend. Haar droom om in Europa te studeren kon ze in 1930 waarmaken door een Guggenheim Fellowship, de eerste die aan een vrouw werd toegekend. Zij reisde naar Berlijn, London, Parijs, Wenen en Boedapest, en wisselde met collega-componisten ideeën uit over stijlen, moderniteit en dissonant contrapunt. Eenmaal terug in de Verenigde Staten trouwde Crawford in 1932 met Seeger. Ze vestigden zich in New York. Charles moest de kost verdienen voor het snel groeiende gezin (ze kregen drie kinderen), terwijl Ruth niet alleen de kinderen opvoedde, maar ook pianoles gaf. Daarnaast hielp zij haar echtgenoot bij het opnemen, transcriberen en arrangeren van Amerikaanse volksmuziek. Tijd en concentratie om haar eigen muziek te componeren ontbrak haar. Met de compositie van een blaaskwintet in 1952 leek zij terug