| |
| |
| |
Schrijvershuizen
Samen lijden
Het huis van Friedrich Schiller in Weimar
Monica Soeting
Friedrich Schiller (1759-1805) hield er conventionele ideeën over het huwelijk op na. Zijn echtgenote moest hem van dagelijkse zorgen vrijwaren en haar wensen ondergeschikt maken aan de zijne. Gelukkig voor hem vond hij een vrouw die niet alleen graag voor haar man zorgde, maar die ook nog intelligent was, lief en vrolijk. De bewijzen daarvoor zijn in brieven en dagboeken te vinden, én in het laatste huis dat Friedrich en Charlotte von Schiller met hun kinderen in Weimar bewoonden.
Op 7 januari 1788 schreef Friedrich Schiller aan zijn vriend en mecenas Christian Gottfied Körner dat hij vastbesloten was te trouwen. Dat wil zeggen, niet meteen, maar zodra hij de ideale vrouw had gevonden. Die hoeft niet mooi en intelligent te zijn, beweert hij in de brief. Als ze zich maar naar zijn wensen weet te schikken. Zijn ideaal is de vrouw van de dichter Christoph Wieland: ‘Zo lelijk als de nacht, maar zo goed als goud... een meegaand goedmoedig wezen dat zelf nauwelijks iets nodig heeft en over oneindig veel huishoudelijke talenten beschikt.’ Zo'n soort vrouw moet hem beschermen tegen de dagelijkse beslommeringen als kapotte kousen en de omgang met dienstboden. Als ze ook nog geld meebrengt, zou dat handig zijn. Maar dat is relatief. De ideale vrouw biedt ‘óf heel veel geld, of nog liever, helemaal geen geld, maar des te meer plezier in de omgang’.
Volgens Schillers biograaf Sigrid Damm moeten we Schillers nuptiale wenslijst met een korreltje zout nemen. Charlotte von Lengefeld, de vrouw met wie Schiller in 1790 trouwde, was mooi en intelligent, net als haar zuster Caroline. Toen hij de adellijke zussen in 1787 ontmoette, werd hij onmiddellijk verliefd op zowel de eenentwintigjarige Charlotte als de vierentwintigjarige Caroline. Een correspondentie vol dromen en fantasieën begon. Ze zouden met z'n drieën samen gaan wonen, en als Schiller dan behoefte had ‘hun harten te voelen’, zou hij alleen maar van zijn kamer
| |
| |
naar de hunne hoeven te lopen. Hij zou de hele dag schrijven; Charlotte zou haar eigen bezigheden hebben, en Caroline zou ook schrijven. Dat Caroline al was getrouwd, stond Schillers plannen niet in de weg. Met haar huwelijk ging het niet goed, en ze wilde scheiden.
Waar Schiller geen rekening mee hield, was dat Charlotte en Caroline allerminst gecharmeerd waren van het idee van een ménage à trois. Hij moest kiezen. Op aandringen van Caroline koos hij voor Charlotte. Die hield zich weliswaar bezig met vertalingen uit het Frans, maar koesterde, anders dan haar zuster, die later als Caroline von Wolzogen een biografie van Schiller zou schrijven, verder geen ambities. Zo gebeurde in 1790 wat hij in 1788 had gewenst: hij trouwde met een volgzame, lieve en stille vrouw die hem zoveel mogelijk van de dagelijkse zorgen ontlastte. Haar enige fout was haar passie voor dansen. Maar ook daarin leerde ze zich naar Schillers wensen schikken, zoals blijkt uit de herinneringen van een van Schillers vrienden, die het echtpaar in 1792 in Jena opzocht. Charlotte was in haar eentje naar een dansfeest geweest omdat Friedrich niet van dansen hield. ‘Gros en ik hadden ons na het avondeten met Schiller in zijn huis aan het kaarten gezet’, schrijft Ludwig Friedrich Göritz, ‘en speelden tot [Charlotte] naar huis kwam. Het was drie uur in de ochtend. De kilheid en de afkeurende toon waarmee hij haar ontving, zal ik mijn leven lang niet vergeten. Ze had met het grootste recht van de wereld kunnen antwoorden: “En jij, die zoveel problemen met je gezondheid hebt, maakt die kapot door de hele nacht door te spelen?” Ze accepteerde zijn verwijt over haar late thuiskomen op een lieve manier, en toen haar vriendelijke
Portret van Friedrich Schiller door Christian Xeller, naar een schilderij van Anton Graff, tussen 1786 en 1791
verontschuldigingen niet hielpen, zweeg ze.’
Charlotte zorgde vanaf 1790 voor rust en harmonie in Schillers leven. Wat hij echter nog steeds miste, was een ruim en constant inkomen. Schiller leidde nog altijd niet het leven waar hij al sinds de publicatie van Die Räuber, zijn eerste drama, naar smachtte: zonder geldzorgen al zijn tijd en aandacht aan het schrijven geven. In Jena had hij weliswaar een inkomen, maar daarvoor moest hij colleges geschiedenis geven aan de Jenaër Academie.
| |
Bedelaars en vorstenbroeders
Toen Schiller in 1781 Die Räuber publiceerde, was hij eenentwintig jaar oud en als arts
| |
| |
in dienst van het leger van Karl Eugen, hertog van Württemberg. Na de eerste opvoering van het stuk, waarin Schiller felle kritiek uitte op de heerschappij van de vorsten, werd hij gearresteerd. Het lukte hem naar Mannheim te vluchten, waar hij zijn eerste successen als toneelschrijver beleefde. Niet lang daarna moest hij Mannheim weer verlaten, omdat hij als deserteur uit het leger van Karl August dreigde te worden gearresteerd. Hij vond onderdak op het landgoed van Henriëtte von Wolzogen, de latere schoonmoeder van Caroline von Lengefeld, die hem grote sommen geld leende.
In 1783 keerde hij terug naar Mannheim, waar hij theaterdichter werd. Hij ontmoette er Charlotte von Kalb, de vrouw van een hoge militair, met wie hij een verhouding kreeg. Op voorspraak van Charlotte von Kalb werd hij door de hertog van Sachsen-Weimar tot ‘Weimarischer Rat’ benoemd. Toch ging het weer mis. Opdrachten voor nieuwe stukken bleven uit, waarschijnlijk vanwege het subversieve karakter van Schillers werk. Hoge schulden dwongen hem Mannheim weer te verlaten. Het kan ook zijn, oppert Damm, dat het Mannheimer publiek genoeg had van Schillers Sturm und Drang, die eind achttiende eeuw uit de mode raakte.
Het volgende station was Leipzig. Daar werd hij opgevangen door een groepje bewonderaars, waaronder de eerder genoemde Körner en diens verloofde. Bij zijn nieuwe vrienden vond hij ware vriendschap - een dronken ‘Freundschaftskult’, zoals Damm het noemt, ‘de stilering van vriendschap tot religie’. In een wijnroes schreef hij op aandringen van Körner het lied ‘An die Freude’, met de regel ‘Bettler werden Fürstenbruder’. Later veranderde die regel in ‘Alle Menschen werd Brüder’.
Toen Körner in augustus 1785 met Minna Stock trouwde, verhuisde Schiller met hen mee naar Dresden. Hier leken de paradijselijke toestanden zich voort te zetten. Körner betaalde Schillers vaste lasten en zorgde, toen Schillers Don Carlos bijna af was, voor kopiisten. Helaas begon Schiller zich aan bepaalde dingen te ergeren. Zijn schrijfkamer grensde aan de keuken waar gebakken, gebraden, gekletst en gewassen werd. Dat hij daar de humor nog wel van kon inzien, blijkt uit een gedichtje: ‘Die Wäsche klatscht vor meiner Thür / es scharrt die Küchenzofe - / und mich - mich ruft das Flügelthier / nach König Philipps Hofe.’ Vervelender vond hij zijn financiële afhankelijkheid van Körner, ‘omdat die mij wordt opgedrongen’. Botsingen en misverstanden wisselden elkaar af, en in 1787 besloot Schiller Dresden te verlaten. Hij verhuisde naar Weimar.
Charlotte Schiller, 1794
| |
| |
Weimar oefende een grote aantrekkingskracht op Schiller uit. Hier woonde Charlotte von Kalb, terwijl haar man in Landau was gelegerd. Schiller trok bij Charlotte in, totdat zij hem een van haar huizen ter beschikking stelde. In Weimar woonden ook Johann Wolfgang von Goethe - die in dienst was van hertog Carl August -, de filosoof Johann Gottfried Herder en de dichter Christoph Martin Wieland.
Charlotte von Kalb had toegang tot het hof van Carl August en dat van diens moeder, hertogin Anna Amalia. Haar pogingen om aan het hof te worden voorgesteld en een financiële ondersteuning aan te vragen strandden. Schiller had zich voor niets dure hofkleding aangeschaft en daardoor weer schulden gemaakt. Nu begon hij zich ook te storen aan de eigengereidheid van Von Kalb. En toen ze liet weten dat ze zich van haar man liet scheiden, voelde hij zich in een hoek gedreven en maakte hij een einde aan hun verhouding.
| |
Appels
Van een door Schiller vurig gewenste ontmoeting met Goethe kwam ook al niets. Toen Schiller in Weimar aankwam, verbleef Goethe juist in Italië. Wieland ontfermde zich over Schiller, ook al was hij niet onder de indruk van diens werk. Dat laatste gold trouwens ook voor Goethe. Toen die weer in Weimar terug was, weigerde hij Schiller te ontvangen. Hij ontliep hem zelfs, zoals hij later toegaf. Toch kreeg Schiller op voorspraak van Goethe een leerstoel in Jena. Misschien was Goethe blij dat hij zo zijn opdringerige bewonderaar kwijt was, want Schiller was verhuisd naar een appartement aan het Frauenplan, op een steenworp afstand van het huis van Goethe. We mogen niet vergeten, schrijft Damm, dat Goethe op dat moment niet meer zo populair was. Die Leiden des jungen Werthers, een Europese bestseller, was in 1774 verschenen, veertien jaar voor de komst van Schiller naar Weimar. Voor het grote publiek was Goethe alweer verleden tijd. Goethe ergerde zich aan de tien jaar jongere, ambitieuze en opdringerige Schiller, wiens werk hem bovendien, zoals hij schreef, ‘uitermate tegenstond’.
De beroemde vriendschap tussen de twee schrijvers ontstond pas in juli 1794, toen Goethe besloot mee te werken aan het door Schiller, Wilhelm von Humboldt en Johann Gottlieb Fichte opgerichte tijdschrift Die Horen. Na een eerste briefwisseling verbleef Schiller twee weken in het huis van Goethe aan het Frauenplan in Weimar, waar Goethe grote moeite deed om zijn geliefde Christiane Vulpius en hun zoontje uit het zicht van Schiller te houden. Die ergerde zich aan Goethes onconventionele ideeën over het ongetrouwd samenleven van man en vrouw. Goethe op zijn buurt verafschuwde Schillers gerook en diens eeuwige kaartenspel.
In 1799 verhuisden Charlotte en Friedrich, die inmiddels drie kinderen hadden, vanuit Jena weer naar Weimar. Nu leek het goede leven eindelijk echt te zijn aangebroken. Schillers toneelstukken werden onder zijn toezicht in het theater van Weimar opgevoerd, de hertog gaf hem een jaarlijkse toelage en Goethe zorgde voor een woning. Goethe en Schiller spraken en schreven elkaar nu bijna dagelijks. In 1802 besloot Schiller een huis aan de Esplanade te kopen. ‘Ik heb nu eindelijk mijn oude wens een huis te bezitten in vervulling laten gaan’, schreef hij. ‘Want ik heb alle gedachten aan het verlaten van Weimar laten va- | |
| |
ren en wil hier leven en sterven.’
Ook Charlotte beviel het leven in Weimar. Haar peettante Charlotte von Stein, Goethes muze, woonde, net als Goethe, praktisch om de hoek. In 1802 werd Schiller in de adelsstand verheven, waardoor Friedrich en Charlotte, die na haar huwelijk haar eigen adelstitel had verloren, zich Von Schiller mochten noemen.
Aan Schillers geldzorgen was echter nog steeds geen einde gekomen. Hij klaagde over de vele vreemdelingen die in Weimar volgens hem veel te welwillend werden bejegend en verantwoordelijk waren voor prijsstijgingen. ‘Je zou wensen dat ze niet zo makkelijke een werkvergunning zouden krijgen,’ schreef hij aan een vriend. De huren stegen voortdurend en ook de levenmiddelen werden duurder. ‘Als dat zo doorgaat, gaan de meeste gezinnen failliet.’ Bovendien moest het huis aan de Esplanade nog worden verbouwd. Als hij elk jaar een toneelstuk schreef, rekende Schiller uit, kon hij de schulden die hij met de aankoop en de verbouwing van het huis had gemaakt, binnen een paar jaar terugbetalen. Een ander probleem was Schillers zwakke gezondheid. In de zomer van 1804, een jaar na de geboorte van een tweede dochter, was hij zo ziek, dat in zijn werkkamer een bed voor hem werd neergezet. Goethe, die een panische angst had voor ziekte en dood, stuurde alleen nog maar briefjes: ‘Laat u me weten, liebe Frau, hoe het met Schiller gaat? Ik zou zelf gekomen zijn, maar het heeft geen zin om samen te lijden.’
Schillers toestand verslechterde. Op 9 mei 1805 stierf hij, vijfenveertig jaar oud, in zijn werkkamer in het huis aan de Esplanade, waarschijnlijk aan tbc. Als literaire erfenis liet hij dertien toneelstukken, zestien gedichten en balladen, negen filosofische geschriften en drie historische werken na. Zijn gezin liet hij goed verzorgd achter. De leningen voor de aankoop van het huis had hij allemaal afbetaald, zodat Charlotte en de vier kinderen er konden blijven wonen. Het huis aan de Esplanade werd al snel na de begrafenis op 12 mei 1805 een bedevaartsoord. Charlotte omringde zich met familieleden en vrienden en zette zich aan het schrijven, om de herinnering aan Friedrich levend te houden. Ze had, zoals Friedrich in 1791 aan Körner schreef, gelukkig zo haar ‘liefhebberijen, waarmee ze zich bezighoudt, als ik aan het werk ben’. Friedrichs wensen gingen echter zijn hele getrouwde leven boven alles, zoals ook Goethe ontdekte. Toen die op een goede dag in Schillers werkkamer op zijn vriend zat te wachten, werd hij zo misselijk, dat hij bijna flauwviel. Hij snapte maar niet wat er met hem aan de hand was, totdat hij merkte dat er een afgrijselijke lucht uit een bureaula opsteeg. ‘Toen ik die opende, zag ik tot mijn verbazing dat die vol rotte appels zat. Ik ging meteen bij het open raam staan om frisse lucht in te ademen, waardoor ik me onmiddellijk weer beter voelde. Intussen was zijn vrouw binnengekomen, die mij vertelde dat de la altijd met rotte appels gevuld moest zijn, omdat de geur Schiller goed deed en hij zonder niet kon leven en werken.’
Na de dood van Charlotte von Schiller in 1826 werd het huis aan een particulier verkocht. Diens nazaten verkochten het op hun beurt in 1847 aan de stad Weimar, die Schillers werk- en sterfkamer als herinneringsoord inrichtte. Van 1985 tot 1988 werd het huis gerestaureerd en sindsdien is het hele huis toegankelijk voor het publiek. Alle kamers zijn zoveel mogelijk in de oorspronkelijke Schillerse staat teruggebracht,
| |
| |
Het huis van Friedrich en Charlotte von Schiller in Weimar
inclusief meubels, behang en schilderijen. Schillers bed en bureau werden al kort na 1847 uit het bezit van Schillers kinderen gekocht en in het huis aan de Esplanade (tegenwoordig Schillerstrasse) ondergebracht. Daar zijn ze nu te bewonderen, zij het zonder de geur van rotte appelen.
Schillers Wohnhaus
Schillerstrasse 12
D-00423 Weimar
Tel. 00 49 3643 545 350
info@klassik-stiftung.de
Openingstijden:
April t/m september: woensdag t/m maandag, 9.00-18.00 u.; zaterdag 9.00-19.00 u.
Oktober: woensdag t/m maandag: 9.00-18.00 u.
November t/m maart: woensdag t/m maandag 9.00-16.00 u.; dinsdags gesloten.
| |
Literatuur
Sigrid Damm, Das Leben des Friedrich Schiller. Eine Wanderung (Frankfurt am Main/Leipzig, Insel Verlag 2004) |
Volker Dörr en Norbert Oellers (red.), Johann Wolfgang von Goethe mit Schiller. Briefe, Tagebücher und Gespräche vom 24. Juni 1794 bis zum 5. Mai 1805 (Frankfurt am Main, Deutscher Klassiker Verlag 1999) |
Christina Tezky, Viola Geyersbach (red.), Schillers Wohnhaus in Weimar (München/Wenen, Hanser Verlag 1999) |
|
|