teerde dat als een wetenschappelijk werk. Maar dergelijke studies spelen tegenwoordig geen rol meer in de wetenschap. Dat is achterhaald.’
Werner Fuchs-Heinritz. Foto: Anemone Schlich
Een van de vragen waarmee Fuchs-Heinritz zich als socioloog bezighoudt, is de vraag naar de waarheid van de verhalen die mensen over zichzelf vertellen. ‘Natuurlijk’, zegt hij, ‘weten we dat die altijd gekleurd zijn. We weten ook dat verhalen altijd worden verteld binnen een intersubjectieve, interactieve situatie. Hoe en wat je vertelt, hangt af van aan wie en wanneer je dat doet. Als we over het verleden praten, dan ensceneren we dat verleden voor een groot deel zelf. Het verleden staat open, net als de toekomst. Dat besef hebben we overgenomen van de literatuurwetenschap. Maar binnen de literatuur wordt er ook vanuit gegaan dat een roman de werkelijkheid kan weergeven, zoals het realisme dat doet. Sociologen proberen in elk geval een zo waar mogelijk verhaal los te krijgen. Daar heb je methoden voor.’
Een van die methoden is het narratieve interview, ontwikkeld door Fritz Schütze. Binnen het narratieve interview stelt de interviewer aan het begin slechts één vraag. De geïnterviewde wordt daarna geacht gewoon verder te praten, maar wordt wel geïnstrueerd zo duidelijk en zo volledig mogelijk te zijn. En - dat is het belangrijkste - zo eerlijk mogelijk.
Maar wat als de geïnterviewde bepaalde gebeurtenissen anders weergeeft dan ze in werkelijkheid hebben plaatsgevonden?
‘Dat kun je tot op zekere hoogte waarnemen’, zegt Fuchs-Heinritz. ‘Ook daarvoor heb je methoden. Als mensen hun verhaal niet afmaken, of als ze steeds dezelfde zinnen herhalen, of voortdurend zuchten, dan kun je ervan uitgaan, dat ze de waarheid verdraaien. Je kunt aan de uitgetikte tekst van een interview zien waar gelogen wordt.’
Mocht het zo zijn dat mensen hun ervaringen altijd in de mal van een traditioneel verhaal gieten en dat herinneringen en waarheid niets met elkaar te maken hebben, zoals filosofen als Paul Ricoeur stellen, dan zou dat jammer zijn, vindt hij. ‘Dan zou je het eerste uitgangspunt van het biografisch onderzoek moeten opgeven. En dat zou ik liever niet willen doen. Maar de vraag naar de waarheid zoals die in de filosofie wordt gesteld, laat me koud. In de sociologie gaat het om gegevens. Wij willen weten of de gegevens die wij samenstellen adequaat zijn en overeenkomen met dat wat werkelijk is gebeurd. Ons gaat het om een handwerk. Niet, zoals bij de postmodernen, om een geloof.’
En wat als er bewust gelogen wordt?
‘Dat kan vervelend zijn. Niet alleen voor het onderzoek, maar ook voor jezelf. Ik heb daar ooit een onaangename ervaring mee gehad. Ik interviewde ooit een arbeider, die eerst anarchist was geweest en toen naar de communistische partij was overgestapt.