Een roode wind
Zowel diplomaten als landvoogden zijn er tot nu toe bekaaid vanaf gekomen in de Nederlandse biografietraditie. Alleen dat maakt van
J.P. Graaf van Limburg Stirum 1873-1948. Tegendraads landvoogd en diplomaat een belangwekkend boek. De twee
Gouverneur-generaal J.P. graaf van Limburg Stirum op werkbezoek in Nederlands-Indië
auteurs verdeelden de taken: Bob de Graaff, hoogleraar aan de universiteiten van Utrecht en Leiden, wierp zich op de gezant Van Limburg Stirum, terwijl Elsbeth Locher-Scholten, universitair hoofddocent in Utrecht, met haar specialiteit Nederlands-Indië, in de wereld van de onderkoning dook. Tot hinderlijke cesuren in het boek heeft dat niet geleid. De Graaffs deel gaat vrijwel naadloos over in dat van Locher-Scholten, waarna eerstgenoemde de draad in 1921 weer oppakt.
Dat de opdracht voor deze biografie van de door Van Limburg Stirum zelf opgerichte Stichting IJsselvliedt kwam, weerhoudt het biografenduo niet van het geven van een kritisch portret van hun hoofdpersoon. Het bestaande beeld van de onderkoning in de Oost en diplomaat in de historiografie gaat voor een belangrijk deel op de helling.
Het klopt dat toen Van Limburg Stirum na vijf jaar als gouverneur-generaal van Nederlands-Indië vertrok, het unieke feit zich voordeed dat de geletterden uit de inheemse bevolking verzochten om zijn ambtsverlenging. Het afscheid van de kolonie in maart 1921 was zo ontroerend dat de graaf zich, nog voordat de boot uit het zicht van