Wm. H. Müller & Co. Onder zijn leiding wist Müller & Co. niet alleen de wereldcrisis van de jaren dertig uit de vorige eeuw te weerstaan, maar ook op slinkse wijze profijt te trekken uit de Duitse bezetting een aantal jaren later. Vader Guus was het toonbeeld van de ‘fikser’ - met hard werken en doorzettingsvermogen bereikt men z'n doel. Zijn succes in het maatschappelijk leven vertaalde zich in een luxe villa in Wassenaar en een huwelijk met de beeldschone actrice Greta Gijswijt (die natuurlijk haar carrière opzegde om die van haar man ten dienste te staan) met wie hij vier kinderen kreeg, van wie Hans de tweede was.
Hans was in veel het tegendeel van zijn vader. Op school blonk hij niet uit; hij haalde met moeite zijn gymnasiumdiploma en kon alleen dankzij bemiddeling van zijn gefortuneerde vader in de Verenigde Staten biologie gaan studeren. Overigens een vak, dat hij na lang dubben gekozen had en dat ook na een paar jaar studie niet de juiste levensvervulling voor hem bleek. ‘Mijn vader is zó verschillend van mij dat ik hem in 't geheim om zijn insensiviteit haat. Aan de andere kant geeft hij mij hierdoor weer schuldgevoelens, want hij is zo goed voor mij,’ noteerde Hans in 1949 in zijn dagboek - een van de persoonlijke documenten waar Hilberdink als eerste inzage in kreeg.
Het moet een onmogelijk dilemma voor Hans zijn geweest: te ervaren dat zijn vader zijn indolentie en gevoelige opstelling in het leven verfoeide en aan de andere kant te beseffen dat hij in alles afhankelijk van hem was: de bezorgde en strenge vader die hem achter de vodden zat, de financier van zijn studie, de leverancier van tijdelijke baantjes, de invloedrijke burger die zijn zoon uit de gevangenis wist te krijgen en zelfs medefinancier was van diens literaire debuut, Het innerlijk behang (1950). In die bundel staan verschillende verzen waarin de dichter zichtbaar lijdt onder het afkeurend oog van de vader: ‘ben ik nu werkelijk zo slecht / als mijn vader zegt...?’, gevolgd door de aangehaalde uitspraak: ‘“wat jij me al niet in mijn leven / hebt aangedaan kan ik niet vergeten”’.
Daar kwam nog bij dat Hans homoseksueel was. Toen hij er eindelijk mee voor de dag kwam - Hilberdink schetst Lodeizens coming out zorgvuldig en met veel gevoel voor de sociale context - waren zijn ouders geschokt. Toch leidde dat niet tot een verwijdering. Integendeel, ze bekommerden zich met nog grotere ijver dan daarvoor om hun gevallen zoon. Ook die gedifferentieerde kijk van de ouders op hun zoon laat Hilberdink zorgvuldig zien.
In het beschermde milieu waarin Hans opgroeide voelde hij zich overigens zeer thuis. Hij vertoonde geen enkele neiging te revolteren tegen zijn ouders en de gefortuneerde welstand die hij genoot. Hans genoot van de voorrechten die aan dat leven verbonden waren: de vakanties in Italië, de concertbezoeken, de tennislessen in Wassenaar, het dure college in Amherst, de nachtclubs met cocktails en avondkleding in New York. Dit alles vond hij vanzelfsprekend en zijn onverschilligheid en dédain voor de Nederlandse politiek in het bijzonder en de ontwikkelingen in de wereld in het algemeen geven hem, net als zijn vader, het cachet van een reactionair.
In zijn ijver om aan te tonen hoe welgesteld de familie Lodeizen was, gaat Hilberdink wel eens te ver, zoals bij deze bewering: ‘Van de [Nederlandse Entomologische] Vereniging waren veel welgestelden lid, want alleen zij konden het zich permitteren