Instortende gletsjers
Bauby voelt zich opgesloten, ondergedompeld in een wereld waar niemand hem hoort, alles is ingestort. Het verhaal wordt dan ook afgewisseld met onderwaterbeelden van een duiker in een ouderwets duikerspak met een grote helm, en van instortende gletsjers. Dan leert een therapeute hem met veel geduld te communiceren door knipperend met zijn ene oog te reageren op de letters uit het alfabet. Lichamelijk is hij verlamd maar zijn geest is vrij - we zien beelden van een vlinder die uit zijn cocon komt gekropen.
Bauby, die gewend was aan een snel leven waarin alles vanzelfsprekend leek, realiseert zich na zijn hersenbloeding, als hij kwijlend met vertrokken mond in een rolstoel zit, pas goed wat hij allemaal had en kon. Hoe dat vroegere leven eruitzag, zien we aan de hand van flashbacks, en aan de reacties van zijn vader, zijn ex-vrouw en zijn minnares. Zijn vader, gespeeld door een knappe, oude Max von Sydow, is te oud om Bauby te bezoeken dus belt hij om te zeggen dat hij van hem houdt. Maar Bauby kan niets terugzeggen, en Von Sydows spel maakt de scène aangrijpend. Ook Emmanuelle Seigner, die de vrouw van Bauby speelt, maakt indruk wanneer ze het telefoontje van de minnares (‘ik heb je niet opgezocht, ik wil je onthouden zoals je was’) moet aanhoren, omdat zij, die wél aan het ziekbed zit, de liefdesbetuiging aan de minnares moet verwoorden die Bauby oogknipperend aangeeft. De meest indringende scène zit aan het einde van de film: de flashback naar het moment waarop het misging. Een nonchalante Bauby haalt in een snelle convertible zijn zoontje op voor een dagje uit. Het is zomer, ze verheugen zich; we zijn getuige van een dierbaar moment en hiermee kunnen we ons identificeren. Plotseling rijdt Bauby van de weg, hij zakt in elkaar en zijn mond trekt scheef. Het is een van de meest onopgesmukte scènes uit de film - het wordt van een afstandje geregistreerd, we zitten niet in iemands hoofd, geen ronkende metaforen, maar we kennen het drama - en het slaat in als een bom.
‘The Diving Bell and the Butterfly’ zit vol prettige beelden. De landschappen en decors zijn prachtig, het ziekenhuis waar chronisch zieken worden verpleegd oogt leeg, fris en sfeervol, en soms dansen er dromerige sprookjesfiguren door de gangen. Eerst in Bauby's fantasie; later komen ze nog eens voorbij als metafoor met een vage strekking. Vooral de vrouwen zijn nadrukkelijk mooi; de therapeutes blijven ondanks de witte overjas subtiel-verleidelijk. Het leven ziet eruit zoals in glossy magazines als Elle en de film bevat een boodschap die rechtstreeks uit een zelfhulpboek lijkt te komen. Wie daar bezwaren tegen heeft, moet vast ook even slikken bij het zien van het beeld bij het eindmuziekje: het is weer de instortende gletsjer, maar dan achterstevoren afgespeeld.
‘The Diving Bell and the Butterfly’ (Frankrijk, Verenigde Staten 2007). Regie: Julian Schnabel. Scenario: Ronald Harwood. Met Mathieu Amalric, Anne Consigny, Marie-Josée Croze, Emmanuelle Seigner, Max von Sydow