| |
| |
| |
Wie kijft, die blijft
De receptiegeschiedenis van Lytton Stracheys Eminent Victorians
Peter Mennen
In het voorwoord van de heruitgave van Lytton Stracheys Eminent Victorians verwijst Michael Holroyd naar een uitspraak van Samuel Johnson. Volgens Dr Johnson was roem als een badmintonshuttle, die, om het spel levendig te houden, met kracht en volharding in beweging gehouden moet worden door de speler aan de andere kant van het net. Strachey deelde in 1918 een enorme mep uit aan de vier hoofdpersonen van Eminent Victorians. Negentig jaar na de eerste verschijning van zijn boek kunnen we de balans opmaken. Wie neemt nog deel aan het spel en wie is buiten het speelveld beland?
Kardinaal Henry Edward Manning (1808-1892) was de eerste Victoriaanse grootheid die door Lytton Strachey in Eminent Victorians op de korrel werd genomen. Van de vier portretten in Stracheys boek is het zijne het meest bekritiseerde. Veel van die kritiek spitst zich toe op het feit dat Strachey als bron bijna uitsluitend gebruikmaakte van de schandaalbiografie die Edmund Sheridan Purcell uitbracht, drie jaar na Mannings dood in 1892. Strachey zette Manning neer als een opportunist, een machtswellusteling en een intrigant. Deze elementen versterkte hij door Manning met een andere geestelijke, Kardinaal Newman, te vergelijken. Net als Purcell voor hem had gedaan, kenschetste hij Newman als de antithese van Manning: bedachtzaam, standvastig en met een echt religieuze bezieling. Deze visie werd al meteen na het verschijnen van Purcells biografie bekritiseerd, net als de aanscherping daarvan in Eminent Victorians, maar het is gebleken dat het beeld van Manning als tegenpool van Newman hardnekkig is.
Het grote probleem van latere Manningbiografen was tweevoudig. Ten eerste moesten ze de balans zien te herstellen in de waardering van Manning. Ten tweede was het zaak het boek van Purcell niet volledig af te serveren, omdat dat de enige bron is voor een aantal essentiële stukken uit Mannings nalatenschap waarvan de originelen, om uiteenlopende redenen, verloren zijn
| |
| |
gegaan. De eerste poging tot Mannings rehabilitatie verscheen in 1921, in de vorm van Henry Edward Manning, His Life and Labours, door Shane Leslie. In zijn voorwoord schreef Leslie: ‘This book must appear as a supplement rather than a supplanter to Purcell's grandioze Life of Cardinal Manning.’ Daarmee deed hij een poging het kind niet met het badwater weg te gooien: Purcell probeerde hij als bron te bewaren, maar Strachey wilde hij blijkbaar verdonkeremanen, want hoewel Leslie zijn boek moet hebben geschreven als reactie op Eminent Victorians, noemt Leslie boek noch schrijver. Na de Tweede Wereldoorlog nam Alphonse Chapeau, een Franse priester en hoogleraar, de taak op zich te redden wat er te redden viel in het door oorlog, verwaarlozing en diefstal geteisterde Manning-archief te Bayswater. Van zijn werk wordt tot op de dag van vandaag dankbaar gebruikgemaakt door Manning-biografen.
De eerste die zich op Chapeaus werk baseerde was Vincent McLelland, die in 1962 een biografie van Manning liet verschijnen. McLelland noemt het beeld van Purcell en Strachey distorted and unhistorical en adviseert grote voorzichtigheid bij het gebruik van Purcells biografie als bron. Ook hij moet echter toegeven dat het de belangrijkste primaire bron in druk is. Chapeau stipte in een recensie op McLellands werk een paar essentiële punten aan die bijgedragen hebben tot een gebrek aan interesse voor Manning: de visie van Purcell en Strachey werd buiten rooms-katholieke kringen klakkeloos overgenomen en daarbinnen met graagte geaccepteerd door conservatieven en aanhangers van Newman. Chapeau signaleerde overigens wel dat McLelland de rollen misschien iets te gemakkelijk omgekeerd had en Manning te veel probeerde te rehabiliteren ten koste van Newman.
Strachey zelf was zich overigens bewust van het feit dat hij de controverse tussen Manning en Newman te scherp had gesteld:
‘It is certainly melodramatic, and I should like to alter it. I think perhaps my whole treatment of Newman is over-sentimentalized - to make a foil for the other Cardinal.’
De juxtapositie van Manning en Newman is desondanks één van de meest beklijvende aspecten gebleken van Stracheys portret. In 1985 verscheen een biografie van Manning door Robert Gray. Op zure toon richtte die zijn pijlen op Newman, Purcell en, niet in het minst, Strachey: ‘Strachey's account of Manning was hardly more than a collection of the spicier bits in Purcell, tricked out with Bloomsbury art and additional Bloomsbury malice.’
De meeste recensenten prezen Grays pogingen om het negatieve beeld van Manning bij te stellen, maar concludeerden dat hij daarin waarschijnlijk te ver gaat en dat zijn objectiviteit tekortschiet.
De meeste biografen verwijten Strachey dat hij vrijwel geen aandacht heeft besteed aan Mannings sociale bewogenheid en diens niet aflatende pogingen de armoede en slechte werkomstandigheden van de arbeidersklasse aan de kaak te stellen. Het beeld dat Strachey van de grenzeloze ambitie van Manning schetst komt door de samenzweerderige ondertoon enigszins hysterisch over. Alle latere biografen zetten vraagtekens bij Stracheys beeld van Manning als machiavellistische kardinaal, omdat Manning tijdens zijn loopbaan veel risico's nam, waarvan de uitkomst niet altijd te voorspellen was.
Het beeld dat Purcell en Strachey van Kar- | |
| |
dinaal Manning schetsten is taai gebleken. Toch inspireerde het de latere Manning-biografen in even grote mate tot een poging het imago van Manning te verbeteren. Het valt te betwijfelen of er aandacht aan Manning was besteed als hij niet gefigureerd had in Stracheys magnum opus. Het is de kracht van zijn portret dat het nog steeds biografen prikkelt een andere visie te geven.
| |
Bewondering
De monografie van Florence Nightingale (1820-1910) in Eminent Victorians wordt over het algemeen beschouwd als de meest sympathieke van de vier. Dat komt vermoedelijk omdat Strachey bewondering voor Florence laat doorklinken. Hoewel hij haar bezeten en onbuigzaam noemt, toont hij respect voor haar doelstellingen en verkneukelde hij zich over de angst en onderdanigheid die deze vrouw wist op te wekken bij een hele serie mannelijke Victoriaanse notabelen. Het portret van Nightingale is bovendien het minst bekritiseerde deel van Eminent Victorians. Dat is vreemd gezien de status van Nightingale - zonder twijfel de beroemdste van de vier - en kan als een voorzichtige aanwijzing worden beschouwd voor de weerbarstigheid van de reputatie van ‘de dame met de lamp’.
Net als bij zijn portret van kardinaal Manning baseerde Strachey zich ook hier op een enkele bron, in dit geval op The life of Florence Nightingale van Sir Edward Cook, uit 1913. In tegenstelling tot het werk dat Strachey plunderde voor kardinaal Manning is het boek van Cook nog steeds een gerenommeerd standaardwerk. Strachey selecteerde nauwkeurig die elementen uit Cook die een Freudiaanse interpretatie van Nightingales
Florence Nightingale (1820-1910)
leven mogelijk maakten. Daarmee wekt hij de indruk dat Nightingale van jongs af aan was geobsedeerd door haar verlangen verpleegster te worden. Strachey concentreerde zich voornamelijk op de periode die Nightingale tijdens de Krimoorlog doorbracht in Scutari, waar, mede dankzij het beroemde gedicht ‘Santa Filomena’ van de Amerikaanse dichter Henry Wadsworth Longfellow uit 1857, de legende van de dame met de lamp ontstond. Verder stipte hij nog aan dat de onverzettelijkheid van Florence een keerzijde had. Haar onverzettelijkheid en zelfingenomenheid resulteerden in een aantal medische blunders.
Cooks Nightingale-biografie uit 1913,
| |
| |
waarop Strachey zich baseerde, bleef het standaardwerk over Nightingale totdat in 1950 Florence Nightingale van Cecil Woodham-Smith verscheen. Woodham-Smith schreef een goed leesbaar boek dat helaas ontsierd wordt door historische inaccuratesse en een welhaast hagiografische benadering van de hoofdpersoon.
Helaas is dat boek tot nu toe de meest recente volledige biografie van Nightingale. Mark Bostridge is al jaren bezig met een nieuwe biografie - de hoeveelheid bronnenmateriaal is dan ook overweldigend - en het is niet duidelijk wanneer die zal verschijnen. Wel zijn er nogal wat studies verschenen over aspecten van het leven van Nightingale, en die pakten in toenemende mate negatief uit voor haar reputatie.
Een voorbeeld daarvan is Florence Nightingale: Reputation and Power door F.B. Smith, verschenen in 1982. Smith baseerde zich op nieuwe bronnen en concentreerde zich op Nightingales carrière en haar methodes om haar zin door te drijven.
In vergelijking met Smiths boek is Stracheys portret welhaast een liefdesbrief. Smith ontkent de positieve effecten die Nightingale bewerkstelligde niet, maar concludeert dat daarbij eerder geluk dan wijsheid in het spel was. Hij beschuldigt haar van machtswellust, falsificatie en opportunisme.
In de tussentijd had een onderzoek uitgewezen dat het aantal sterfgevallen in Scutari niet daalde, maar juist steeg nadat Florence de leiding van het veldhospitaal over had genomen. Volgens Hugh Small in zijn Florence Nightingale: Avenging Angel, was dat al in 1857 ontdekt door een onderzoekscommissie die Florence zelf leidde, maar werd het daarna in de doofpot gestopt door de regering. Volgens Small is dit de werkelijke reden waarom Nightingale na haar verblijf op de Krim instortte en tot aan haar dood het leven van een kluizenaar leidde. Hoewel de kritische noten van Strachey, gezien het succes van Eminent Victorians, veelgehoord moeten zijn, heeft weinig de reputatie van Florence Nightingale echt aan kunnen tasten. Ook nu nog, na alle kritiek die vijfenzestig jaar na de verschijning van Stracheys portret op Nightingale is geleverd, staat haar reputatie als een huis. Binnen kleine kring weet men beter, maar bij het grote publiek is het beeld van de zorgzame, deskundige en succesvolle Nightingale tot nu toe onwankelbaar gebleken.
| |
Karikatuur
Stracheys portret van Thomas Arnold, die hoofd van de ‘Public school’ Rugby was, net als de schetsen van Manning en Nightingale, zijn vrijwel uitsluitend op één enkele bron gebaseerd, in dit geval Life and Correspondence of Thomas Arnold, dd, door A.P. Stanley. Stanley was een leerling van Arnold geweest en publiceerde zijn boek in 1844, twee jaar na Arnolds dood. Zijn biografie is nog steeds de belangrijkste bron over het leven van Arnold, maar zelfs diens meest uitgesproken aanhangers moeten toegeven dat het boek een sterk hagiografisch karakter heeft. Strachey had duidelijk niet veel op met het boek, maar gebruikte het op een iets andere wijze dan de andere bronnen. Hij selecteerde een aantal passages, dikte die in en creëerde zo een hyperboolachtig portret. Gecombineerd met een sarcastische ondertoon ontstond een karikatuur. Strachey gebruikte die technieken ook bij andere portretten, maar in het geval van Arnold deed hij dat constant. Daarmee portretteerde hij Arnold als neerbuigend,
| |
| |
preuts, antisemitisch, wereldvreemd en meer geïnteresseerd in religie en normen dan in het daadwerkelijk bijbrengen van vaardigheden aan zijn studenten. Let wel, vrijwel alles, op wat literaire franje na, viel rechtstreeks te herleiden tot het boek van Stanley. Het is vooral de barrage van informatie en de toon die Stracheys portret van Arnold tot een karikatuur maken.
Arnold is waarschijnlijk de onbekendste ‘eminent Victorian’. In ieder geval is hij van de vier geportretteerden het meest vergeten. Dat zal gedeeltelijk komen omdat hij vroeger leefde dan de andere drie. Arnold overleed in 1842 op de relatief jonge leeftijd van zevenenveerig jaar. De andere personages stierven minimaal zevenenveertig jaar later. Buiten zijn verschijning in Eminent Victorians leeft Arnold voornamelijk voort in de roman Tom Brown's Schooldays uit 1857, geschreven door Thomas Hughes, net als Stanley een voormalige leerling van Arnold. Ondanks zijn succes als romanpersonage is het met de aandacht voor de historische Arnold droevig gesteld. Na de verschijning van Stanleys boek duurde het meer dan honderd jaar voordat er een nieuwe biografie van Arnold verscheen. Dat gebeurde in 1960. Het boek heette Thomas Arnold en was geschreven door T.W. Bamford. Deze biografie was mild kritisch jegens Arnold en schetste hem als een mens met goede bedoelingen, maar nam afstand van de mythe rond Arnold die ontstaan was door de werken van Stanley en Hughes. Bamford besteedde geen aandacht aan Stracheys portret van Arnold, anders dan Michael McCrum, die zelf enige jaren op Rugby les had gegeven, en in 1989 Thomas Arnold, Headmaster: A Reassessment publiceerde. McCrum kenschetste Eminent Victorians als ‘a skilful exercise in falsification. In particular his maliciously tendentious attack on Dr. Arnold is too extreme a caricature to be regarded as a serious criticism of its subject.’
Terence Copley deelt die kritiek in zijn Arnold-biografie uit 2000. Ook Copley moet echter constateren dat Thomas Arnold, ondanks Tom Brown's Schooldays, een vergeten man is.
Charles Gordon (1833-1885)
| |
Alcoholisme
Voor zijn verslag van de ondergang van Generaal Charles Gordon (1833-1885), die sneuvelde bij de belegering van Khartoum door de troepen van de Mahdi, een zelfbenoemde verlosser van Islamitische snit, baseerde Strachey zich niet op één enkele bron. De algemene opinie is dat de door Strachey weergegeven feiten over het algemeen accuraat zijn.
Gordon was een diepgelovige man, die zijn
| |
| |
geloof zeer persoonlijk invulde. Strachey gebruikte behoorlijk veel woorden om te beschrijven wat Gordon precies geloofde, en portretteerde hem als een godsdienstwaanzinnige met messianistische trekjes. Volgens Strachey was Gordon ervan overtuigd dat hij door God gezonden was om Khartoum te redden van de ongelovigen. Khartoum viel twee dagen voordat een Britse interventiemacht daar aankwam.
In 1931 verscheen een standaardwerk over Gordon en Khartoum, geschreven door Bernard M. Allen. Allen noemde de dood van Gordon een tragische vergissing, gebaseerd op miscommunicatie. Wel gaf hij aan dat Gordon een kapitale fout had gemaakt door niet te kunnen of willen begrijpen dat het messianistische leiderschap van de Mahdi de sleutel was tot het succes van de opstand.
In 1969 verscheen Mission to Khartum: The Apotheosis of General Gordon van John Marlowe. Marlowe concentreert zich net als Allen op de discussie over de precieze bedoeling achter Gordons missie. Volgens Marlowe waren de instructies, ondanks alle miscommunicatie, niet van dien aard dat Gordon - zoals Strachey suggereerde - buiten zijn boekje was gegaan.
In 1985 verscheen Never to Be Taken Alive: A Biography of General Gordon door Roy MacGregor-Hastie. Dit boek kenmerkt zich door een neokolonialistische toonzetting en citeert ruim uit Eminent Victorians, vreemd genoeg met instemming. MacGregor-Hastie wil maar al te graag de schuld leggen bij de liberale regering van Gladstone. Het is veelzeggend dat het boek is opgedragen aan ‘The Right Honourable Mrs. Margaret Thatcher, frs, mp, Prime Minister who would not have been too late’.
In de nasleep van de aanslag op de Twin Towers op 11 september 2001 is het niet vreemd dat de strijd tussen Gordon en de Mahdi geherinterpreteerd is als voorbode van de War on Terror. In 2007 publiceerde Daniel Allen Butler The First Jihad: The Battle for Khartoum and the Dawn of Militant Islam. Een Britse recensent prees Butlers pogingen om met dit boek een discussie op gang te brengen, maar uitte ook kritiek: ‘His account is tarnished by an angry narrarive tone, in which he casts Islam as murderous, inflexible and impervious to modernization, while General Gordon is civilization's savior destroyed bv savages. Het is niet onwaarschijnlijk dat Gordon het met Butlers analyse eens zou zijn geweest.
Het debat rond Gordon is springlevend. Dat blijkt uit het feit dat er boeken over hem blijven verschijnen, en met de discussie die momenteel gevoerd wordt over de ‘clash of civilizations’ lijkt het waarschijnlijk dat er alleen maar meer over Gordons strijd met de Mahdi geschreven zal worden. Vreemd is wel dat er, los van de moderne interpretaties, nog steeds een discussie woedt over de punten die Strachey ter tafel bracht, namelijk Gordons vermeende alcoholisme en insubordinatie. Negentig jaar debatteren heeft daarover nog geen duidelijkheid kunnen brengen, en ook daardoor valt te verwachten dat er nog heel wat boeken over Gordon zullen verschijnen.
| |
Controverse
Wie negentig jaar na de eerste publicatie van Eminent Victorians het lot van de nagedachtenis van de hoofdpersonen nagaat, ziet vier uiteenlopende geschiedenissen. Kardinaal Manning leeft slechts voort bij gratie van de klap die Strachey ooit aan
| |
| |
hem uitdeelde en Thomas Arnold is door gebrek aan tegenspel vrijwel verdwenen. Charles Gordon is nooit losgekomen van Strachey, maar het huidige tijdsgewricht zou daar verandering in kunnen brengen. Het beeld van Florence Nightingale als reddende engel ten slotte blijft even onaantastbaar als vóór de publicatie van Eminent Victorians. Feit is dat de observatie van Johnson steekhoudend is gebleken. Gebrek aan discussie is de dood in de pot voor de nagedachtenis. Zij die onsterfelijk wensen te worden, wordt aangeraden de controverse niet te schuwen.
| |
Literatuur
Bernard M. Allen, Gordon and the Sudan, (Londen, MacMillan 1931) |
Robert Gray, Cardinal Manning: A Biography (Londen, Weidenfeld and Nicolson 1985) |
Shane Leslie, Henry Edward Manning: His Life and Labours (Londen, Burns & Oates 1921) |
Roy MacGregor-Hastie, Never to Be Taken Alive: A Biography of General Gordon (Londen, Sidgwick & Jackson Limited 1985) |
John Marlowe, Mission to Khartum: The Apotheosis of General Gordon (Londen, Gollancz 1969) |
Michael McCrum, Thomas Arnold, Headmaster: A Reassessment (Oxford, Oxford University Press 1989) |
Vincent Alan McLelland, Cardinal Manning: His Public Life and Influence 1865-1892 (Londen, Oxford University Press 1962) |
Lytton Strachey, Eminent Victorians (Londen 1986) |
Edmund Sheridan Purcell, Life of Cardinal Manning (Londen, MacMillan 1895-1896) |
Sir Edward Cook, The Life of Florence Nightingale (Londen, Macmillan Company 1913) |
Cecil Woodham-Smith, Florence Nightingale (Londen, Constable 1951) |
F.B. Smith, Florence Nightingale: Reputation and Power (Londen, Croom Helm 1982) |
Hugh Small, Florence Nightingale: Avenging Angel (New York, St. Martin's Press 1998) |
A.P. Stanley, Life and Correspondence of Thomas Arnold (London, Fellowes 1845) |
T.W. Bamford, Thomas Arnold (Londen, Cresset Press 1960) |
Terrence Copley, Black Tom: Arnold of Rugby: The Myth and the Man (New York, Continuum 2002) |
Daniel Allen Butler, The First Jihad: The Battle for Khartoum and the Dawn of Militant Islam (Drexel Hill, Casemate 2007) |
|
|