Stoelen
Het huis, de tuin en het landschap zijn op een dag in mei van een serene tijdloosheid die van alle bezoekers bezit lijkt te nemen. Ze bewegen zich enigszins trance-achtig voort, ze hebben iets van slaapwandelaars, je ziet ze de beelden in hun hoofd op de werkelijkheid afstemmen. Of andersom. Bij het tuinhuis waar Woolf schreef worden stoelen buiten gezet. Er loopt een cameraploeg rond die wil filmen waar het bij elk schrijvershuis om gaat: afwezigheid. Er wordt geruisloos gewerkt, ook de stilte wordt opgenomen. Het tafereel dat in gereedheid wordt gebracht, bootst de situatie na van een foto waarop Virginia Woolf met Clive Bell, Maynard Keynes en haar nichtje Angelica buiten zit. Voor de tv zullen de lege stoelen plaats bieden aan alle beroemde gasten die de kijkers maar te binnen willen schieten. Het is de eenvoudigste short-cut om in één beeld een reeks beroemdheden op te roepen van wie iedereen zo langzamerhand wel weet dat Virginia Woolf erdoor werd omringd.
Misschien valt je bij al die opdoemende gezichten vooral in wat zij in Orlando over het bijeenzijn van literaire gezelschappen schrijft: dat er eigenlijk nooit iets bijzonders wordt gezegd. Het nageslacht hoeft niet jaloers te zijn: in memoires en biografieën klinkt het allemaal veel interessanter dan het in werkelijkheid was. Door erover te lezen zou je wel eens meer mee kunnen maken dan door erbij te zijn. Virginia Woolf zelf, zo weten we uit haar dagboeken, was dol op bezoek maar nog blijer als het weer vertrok. Hoe vaak zal zij, terwijl zij veinsde te luisteren, over iemands schouder naar de lichtval op Mount Caburn hebben gekeken? Of aan het boek hebben gedacht waaraan ze op dat moment bezig was? Ze was nu eenmaal het soort schrijver dat haar werkkamer geen seconde verliet.
Je ontkomt er niet aan met haar ogen te kijken. Wat zou haar het meest treffen, wat storen? De tentoongestelde foto's in een voorpoortaaltje van het tuinhuis zouden haar het minst bevallen. Ze zag liever geen foto's van zichzelf. Je verbaast je er soms over dat ze er niet meer heeft verscheurd. Ze zou verrast stilstaan bij de uitbreiding van het tuinhuis, dat na haar dood groter was gemaakt om als schildersatelier voor haar opvolgster Trekkie Parsons te dienen. Want Leonard Woolf leefde nog lang en gelukkig, precies zoals zij dat voor hem had gehoopt. Maar dat hij de ultieme kamer voor haarzelf zo snel na haar dood aan een ander had gegeven, zou haar toch op z'n minst verbaasd hebben.
Het uitzicht zou haar treffen als onveranderd. Als zij naar het huis van een schrijver ging, woog altijd de hele omgeving mee. Ze bezocht de toren van Montaigne, het graf van Walter Scott, de tuin van Shakespeare, het huis van Dickens. Een van haar eerste