| |
| |
| |
Biografen in fictie
Chroniqueur van het toeval
Frans Meulenberg
Romans zijn een bron van kennis. Hoe? Door te wijzen op subtiliteiten van zaken die onze aandacht verdienen, scherpt fictie ons vermogen om nuances te onderscheiden, een eigenschap die essentieel is voor biografen. Maar hoe worden biografen zelf verbeeld in romans? Welke problemen komen ze daar tegen? Hoe gaan ze om met morele dilemma's als ‘respect’ voor de gebiografeerde? Deze en andere vragen komen aan de orde in de serie ‘Biografen in fictie’ door Frans Meulenberg. In deze tweede aflevering gaat hij in op de roman De gesloten kamer, het slotdeel van Paul Austers De New York-trilogie, waarin deze de biograaf met een detective vergelijkt. Auster geeft geen antwoorden, maar stelt vragen. Lastige vragen.
De anonieme verteller kent zijn vriend Fanshawe al sinds ze in luiers rondkropen. Als kinderen zijn ze bloedbroeders, op latere leeftijd verliezen ze elkaar uit het oog. De verteller wordt criticus, Fanshawe een verwoed schrijver die echter niet publiceert. Dan verdwijnt Fanshawe, men vermoedt dat hij dood is. De weduwe vraagt de verteller de nagelaten geschriften van Fanshawe te beheren. De verteller heeft het aanvankelijk moeilijk met die opdracht: ‘Hoe kon van mij worden verwacht dat ik zo'n verantwoordelijkheid op me nam - dat ik wel even zou uitmaken of zijn leven de moeite waard geweest was?’ Maar hij doet het, en alle boeken worden een megasucces. Fanshawes naam als schrijver is gevestigd.
Meer en meer gaat de verteller de rol van Fanshawe overnemen. Een groot deel van Fanshawes succes is immers uitsluitend te danken aan de bezorger van al die boeken, zo meent hij. Hij gaat nog een stap verder en trouwt met de weduwe van Fanshawe, en adopteert diens zoon. Later wil hij dat deze zoon de achternaam Fanshawe inruilt voor die van zijn pleegvader. Hij oppert het idee voor een biografie van Fanshawe, en krijgt - volgens vooropgezet plan - de opdracht die te schrijven. Dat levert hem een
| |
| |
gratis lunch op, betaald door de uitgever. Maar dan staat hij er alleen voor. Hoe meer hij graaft in het leven van Fanshawe - die hij inmiddels wenst te vernietigen - hoe meer hij ervan overtuigd raakt dat het beschrijven van een leven onmogelijk is. En passant gaat hij tijdens de zoektocht nog met Fanshawes moeder naar bed.
Gaandeweg echter ontdekt hij ook zijn eigen creatieve vermogens, en zo wordt de biografie van Fanshawe meer en meer de autobiografie van de biograaf. Uiteindelijk blijkt de verteller ook degene die de roman De gesloten kamer schreef, ja, zelfs de auteur van de hele New York-trilogie, romans van Paul Auster.
| |
Literatuur als experiment
De literaire architect Auster is een grootmeester in het ontwerpen en realiseren van spiegelpaleizen, met duizelingwekkende effecten. Ook De gesloten kamer is complexer dan de samenvatting doet vermoeden - zo blijkt Fanshawe in leven, en bedenker van een deel van het plot - maar ik beperk mij hier tot enkele, voor biografen relevante thema's.
De gesloten kamer gaat namelijk over een fundamenteel probleem van de biograaf. Zoals Solange Leibovici ooit schreef is de autobiograaf altijd op zoek naar zichzelf en gaat de biograaf op zoek naar de ander, maar uiteindelijk ook weer naar zichzelf omdat hij zichzelf via de ander hoopt te vinden. Dat is, bij uitstek, een ethisch probleem. In de brede definitie van ethiek gaat het om het vinden van een antwoord op de aloude vraag van Socrates: ‘Hoe te leven?’, met daaraan gekoppeld de vraag: ‘Wat voor “mens” willen wij zijn?’ Iedereen moet zelf een antwoord zien te vinden op de vraag wat je motiveert je leven op een bepaalde manier te leven. Onze dagelijkse ervaringen zijn daarbij een uitstekend hulpmiddel. Intieme relaties bijvoorbeeld geven vorm en betekenis aan ons leven. De geboorte van een kind, de ziekte van een familielid, een gezamenlijke geschiedenis als goede vrienden: dit alles verschaft nieuwe inzichten, een betere en meer adequate visie op het leven en de rol die wij daarin spelen.
Toch kan ‘werkelijke’ ervaring nimmer de enige bron van kennis zijn. Reflectie uitsluitend op basis van eigen ervaring is onvoldoende voor volwassen morele oordeelsvorming. Simpelweg omdat we over het algemeen te weinig meemaken: hongersnood, moord, kindermishandeling, dierproeven, oorlog of een dictatuur - we hebben er een moreel oordeel over, zonder dat we dit noodzakelijkerwijs aan den lijve hebben ondervonden. Er is dus meer voeding nodig. Fictie - literatuur, toneel, film - kan daarbij helpen. Hoe? Fictie biedt gedetailleerde beelden, indringende beschrijvingen van levens en karakters, plus de complexiteit die daarbij hoort. Voedingsstof voor morele overwegingen dus. Want door te wijzen op subtiliteiten van zaken die onze aandacht verdienen, scherpt fictie ons vermogen morele nuances te onderscheiden. Verhalen die ons empathie leren, verwijzen naar datgene waar het echt om gaat, zoals de Amerikaanse filosoof Anthony Cunningham het noemt. Fictie voedt de morele attitudevorming, geeft inzicht, nuanceert, scherpt aan, vlakt af en wat al niet meer. Behalve het vermogen tot ontroering heeft fictie dus een ethische kracht.
Goede bellettrie - en daar is in het geval van Paul Auster sprake van - gaat nog een stap verder. Fictie is dan niet minder dan
| |
| |
een gedachte-experiment. Hoe belangrijk dat is, blijkt uit het feit dat de filosofie groot is geworden dankzij het fenomeen gedachte-experiment.
| |
Thrillerconventies
Het is geen toeval dat Auster voor zijn roman de vorm van een detectiveroman heeft gekozen. Onderzoeker Peter Huhn wees erop dat de plot van elke detectiveroman bestaat uit twee, in essentie verschillende, basisverhalen: het verhaal van de moord (actiegericht) en het verhaal van de speurtocht of zoektocht (kennisgericht). De speurder - bij Auster de biograaf - speelt daarbij een dubbelrol: als lezer leest hij als het ware de verborgen geschiedenis van de moord, en als auteur interpreteert hij signalen en motieven en maakt hij keuzes, bijvoorbeeld welke aanwijzingen hij verder onderzoekt en welke niet. In zekere zin heeft dus elke detectiveroman twee auteurs: de booswicht/moordenaar en de speurneus/detective.
Dit is ook het stramien van De gesloten kamer. Maar waar de thrillerlezer meestal kan rekenen op een bevredigende ontknoping van het mysterie, zorgt Auster voor steeds meer verwarring. Alle zekerheden van de conventionele thriller gaan overboord. Zo hoort het ook. Goede fictie biedt geen zekerheden, maar doet twijfelen. Anders dan de speurneus en de moordenaar, die in thrillers min of meer gelijkwaardige rollen spelen, zijn de rollen van biograaf en diens subject, hoewel nadrukkelijk tot elkaar veroordeeld, ongelijkwaardig. De openingszinnen van de roman De gesloten kamer tonen hun verbondenheid of, beter gezegd, de onderlinge hiërarchie, als de biograaf stelt: ‘Het komt mij nu voor dat Fanshawe altijd aanwezig is geweest. Alles begint voor mij met hem en zonder hem zou ik nauwelijks weten wie ik ben.’ Die disbalans is blijvend, in en buiten de roman, want biografieën zijn in de boekhandel te vinden onder de naam van de gebiografeerde, en niet onder de naam van de biograaf. Auster laat de biograaf dan ook beseffen slechts een ‘onzichtbaar werktuig’ te zijn.
| |
Voorbij de feiten
Auster is geobsedeerd door het thema ‘identiteit’, en het is prachtig om te zien hoe de verteller/biograaf zich keer op keer gedwongen voelt een andere houding aan te nemen jegens Fanshawe. Er is bovendien sprake van een wisselwerking: de identiteit van Fanshawe krijgt meer en meer nuance naarmate de biograaf vordert in zijn speurtocht, maar de omgang met Fanshawe verandert ook het leven en het karakter van de biograaf. Zo hoort dat, want dat overkomt iedereen, elke dag. Wie op straat loopt en een bekende tegenkomt, neemt deze persoon niet alleen waar, maar ervaart met die persoon verbonden herinneringen en gevoelens, en afhankelijk daarvan ook de wil om een praatje te maken of de persoon in kwestie te ontlopen. Sprekend met elkaar creëren mensen hun identiteit met behulp van verhalen over zichzelf. Dat maakt dat de biografie - het verhaal - een vruchtbare metafoor is om de persoonlijke identiteit te beschrijven. Feiten en feitjes spelen daarbij een ondergeschikte rol.
Een paar maanden geleden verdedigde Elsbeth Etty bij de presentatie van de bundel Bespottelijk maar aangenaam de stelling: ‘Een biograaf moet zich aan de feiten houden’. Was het maar zo eenvoudig, verzucht Auster in De gesloten kamer. Enkele weken
| |
| |
nadat de biograaf het contract heeft getekend, groeit de twijfel over de biografie-in-wording. ‘Verscheidene weken wroette ik in mijn innerlijk, zoekend naar een begin. Elk leven is onverklaarbaar, hield ik mezelf alsmaar voor. Hoeveel feiten er ook worden verteld, hoeveel details er ook worden gegeven, het wezenlijke laat zich niet beschrijven. [...] Over het algemeen lijken levens zich abrupt van het ene naar het andere te wenden, te hotsen en te botsen, te zigzaggen. Iemand gaat een bepaalde kant op, verandert halverwege abrupt van richting, talmt, zwalkt, komt weer in beweging. Niets is ooit bekend.’ Natuurlijk probeert de biograaf houvast te krijgen door zich vast te klampen aan feiten: ‘Ik won inlichtingen in, verzamelde namen, plaatsen, data, stelde een chronologie van gebeurtenissen op.’ Maar de essentie van Fanshawes leven blijft hem ontglippen.
Natuurlijk, Auster voert in deze roman het gedachte-experiment ver over de grenzen van wat we, gemakshalve, ‘realistisch’ noemen. Het gegeven dat de biograaf zich zó inleeft dat hij samenvalt met zijn subject - qua gedachten, werk en gezinssituatie - geeft de roman de allure van een burleske. Los daarvan stelt Auster, binnen realistische kaders, wezenlijke vragen over de mogelijkheden iemands identiteit te beschrijven. Dat zijn vragen waarmee iedere biograaf worstelt en moet worstelen. Ondanks alle beperkingen van het genre biografie, ademt de roman pure fascinatie voor het fenomeen levensbeschrijving. De vele problemen die het genre met zich meebrengt, ondermijnen geenszins de legitimiteit van het willen schrijven én lezen van een biografie.
Daarbij biedt de speelse Auster soms ook troost. Biograferen geniet blijkbaar aanzien: ‘Bij het woord biografie leken alle deuren voor me open te gaan en de meeste mensen waren onmiddellijk bereid om een afspraak met me te maken.’ Dit mag op zijn minst een stimulans heten.
| |
Het lot van het toeval
Lang voordat de verteller aan de biografie van zijn jeugdvriend begint, overpeinst hij het leven in zijn algemeenheid, en de centrale rol die het toeval daarin speelt: ‘Uiteindelijk is elk leven niet meer dan de optelsom van incidentele feiten, een kroniek van samenlopen van omstandigheden, van stom toeval, van willekeurige gebeurtenissen die niets anders onthullen dan hun eigen doelloosheid.’ Dat is geen opmerkelijke uitspraak voor Auster, die het ‘toeval’ tot een van zijn centrale thema's verhief, zoals in de roman The Music of Chance. Het citaat past ook in het postmoderne denken van filosofen als Richard Rorty. In dat gedachtegoed is alles wat we zijn en denken contingent (toevallig, niet gepredestineerd), en dat brengt ironie met zich mee (we weten dat alles contingent is), maar dat weerhoudt ons er niet van solidair te zijn, dat wil zeggen, te streven naar een gelukkiger wereld. Maar de passage is vooral een uitdaging voor biografen, op zijn minst spottend en misschien zelfs een klap in het gezicht.
Laat ik dat laatste proberen uit te leggen. Veel, zo niet heel veel, in dit leven berust op toeval. Neem alleen al de partnerkeuze. Ieder mens heeft echter behoefte aan een zo coherent mogelijk verhaal, met een duidelijke richting, liefst voorzien van causale verbanden. Dat is de reden waarom vrijwel iedereen met zijn eigen levensloop sjoemelt. Door bijvoorbeeld, afhankelijk van
| |
| |
de functie waarnaar men solliciteert, het eigen curriculum vitae te herschikken en te voorzien van andere accenten. Een biograaf heeft, naast de geneugten en de sores van het eigen leven, nog een tweede leven: dat van zijn onderwerp. Juist dit tweede leven moet de biograaf in een verhaal gieten dat leesbaar is, boeiend en liefst spannend, inzichtelijk en bij voorkeur opmerkelijk. Een lastig probleem voor biografen is daarbij: hoe om te gaan met toeval? Want toeval verdraagt zich niet met de eisen van een samenhangend verhaal. Toch mag, denk ik, geen biograaf de ogen sluiten voor de toevalligheden in een mensenleven.
Misschien is het zelfs zo: de mate waarin de biograaf rekening houdt met het toeval en hierover rekenschap aflegt aan de lezer, is sterk bepalend voor de kwaliteit van een biografie.
| |
Literatuur
Paul Auster, De gesloten kamer, in: De New York-trilogie. (Amsterdam, De Arbeiderspers 2005). In het Nederlands vertaald door Bartho Kriek |
Anthony Cunningham, The Heart of What Matters: The Role for Literature in Moral Philosophy (Berkeley/Los Angeles/Londen, University of California Press 2001) |
Peter Huhn, ‘The Detective as Reader: Narrativity and Reading Concepts in Detective Fiction’. Modern Fiction Studies (1987) 451-466 |
Solange Leibovici, ‘Listen en strategieën - De autobiografie als waarheid en als leugen’, in: Arjen Fortuin, Joke Linders (red). Bespottelijk maar aangenaam - De biografie in Nederland (Amsterdam, Bas Lubberhuizen 2007) 195-207 |
Richard Rorty, Contingency, Irony and Solidarity (Cambridge, University of Cambridge 1989) |
Oproep
Gezocht: metaforen voor biografen en biograferen
Eeuwenlang is het verschijnsel metafoor uitsluitend beschouwd als stijlmiddel. Ten onrechte. Want niet alleen ‘kleuren’ metaforen onze werkelijkheid, ze beïnvloeden ook de manier waarop wij kijken naar de verschijnselen die ze beschrijven. Een metafoor geeft zodoende inzicht in het conceptuele fundament van onze taal, kennis en cultuur. Inzicht in metaforen die gebruikt worden voor biografen en hun werk, geven dieper inzicht in culturele achtergrond én geven vaak ook een kwalitatief oordeel. Het maakt verschil of een biograaf ‘goudzoeker’ genoemd wordt of ‘lijkenpikker’, ‘regisseur’ of ‘onzichtbaar werktuig’.
Aan de Erasmus Universiteit Rotterdam start een korte studie naar ‘metaforen voor biografen en biograferen’. Wie wil ons helpen? U kunt de metafoor (met bronvermelding) via de mail opsturen. Bronnen kunnen zijn: romans, studies, artikelen, recensies, et cetera. Binnen- en buitenlandse bronnen zijn welkom.
Van dit onderzoek doen wij verslag in Biografie Bulletin.
Frans Meulenberg (frans.meulenberg@woordenwinkel.nl)
Monica Soeting (m.soeting@xs4all.nl)
|
|