kaanse biografie, De Kooning. An American Master uit 2004 (in 2006 vertaald als De Kooning. Een Amerikaanse meester). Twee New Yorkers, Mark Stevens en Annalyn Swan, hebben het leven beschreven van de Amerikaans-Nederlandse kunstschilder Willem de Kooning (1904-1997) in een boek dat allerminst schools is, zeer creatief en hoogst suggestief. Suggestief is alleen al de ondertitel van de biografie, An American Master, te meer daar de biografen zelf benadrukken hoe Hollands Willem de Kooning eigenlijk is gebleven: Engels sprekend met een zwaar Nederlands accent, en tot 1962, tientallen jaren na zijn emigratie, niet eens Amerikaans staatsburger.
Zeshonderdvierenveertig pagina's (exclusief noten en bronnen) is niet te veel voor het leven van de beroemdste ‘Nederlandse’ schilder, na Mondriaan, uit de twintigste eeuw. In enkele alinea's laat het zich als volgt beschrijven: Willem de Kooning werd in 1904 in Rotterdam geboren, als zoon van een bierbottelaar en een wispelturige ‘working class girl’. Hij groeide op in armoede. Toen hij twaalf was, kreeg hij een baan bij een decoratiebedrijf. Zijn werkgevers hadden oog voor het talent van hun jongste medewerker. Dankzij hen kwam De Kooning op de Academie van Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen in Rotterdam terecht.
In 1926 reisde De Kooning als verstekeling naar Amerika. Jarenlang leidde hij in New York een leven als huisschilder, timmerman, ontwerper van etalages en later ook als illustrator van advertenties. Dankzij een vriend, de modernistische schilder Arshile Gorky, besloot Willem de Kooning zich op het schilderen te richten. In de jaren veertig brak hij door met een serie zwartwit-schilderijen - die overigens mede het gevolg waren van geldgebrek, want voor kleurenverf van betere kwaliteit had hij geen geld. In die tijd ontstond het beeld van een ontoegankelijke maar briljante schilder die tot diep in de nacht worstelde met zijn kunstwerken en bijna alles vernietigde wat hem niet beviel.
Na 1950 werd De Kooning een van de beroemdste abstracte schilders. Hij ontving de Medal of Freedom, werd ontvangen door de presidenten Johnson en Reagan en was volgens sommigen belangrijker dan Miró en Picasso. De laatste vijftien jaren van zijn leven was De Kooning veelvuldig in het nieuws, omdat hij, hoewel dementerend, met groter ijver dan ooit aan het schilderen was en het ene werk na het andere afleverde. Er was onenigheid over de vraag of deze schilderijen, met de voltooiing waarvan hij bovendien door assistenten werd bijgestaan, nog wel echte De Koonings konden worden genoemd. Een kwestie die des te prangender werd naarmate de prijzen voor zijn oudere werken steeds vaker boven de miljoen dollar uitstegen. Kort voor zijn dood in 1997 was De Kooning de duurst betaalde levende schilder, al was hij zich daarvan niet meer bewust.