| |
| |
| |
Lezen, vergelijken en samenwerken
Richard Holmes over de biografie als wetenschappelijke discipline
Monica Soeting
Richard Holmes is met meer dan twintig gepubliceerde biografieën en biografische studies over schrijvers en wetenschappers uit de Romantiek een van de productiefste en bekendste Britse biografen. In 2001 werd hij, na veel wikken en wegen, hoogleraar Biografische Studies aan de Universiteit van East Anglia. Een gesprek met de ‘romantische biograaf’, die de wereld van de Romantiek tijdelijk verwisselde voor die van de wetenschap.
Het huis ziet eruit zoals je het van een romantische biograaf mag verwachten. Grijs gestuukt, Victoriaans, bijna neogotisch met spits toelopende raamkozijnen en deuren. Bovenop een heuvel staat het, aan het einde van een door struiken en bomen overgroeid laantje, dat je gemakkelijk mist wanneer je de heuvel oprijdt. Binnenin is het iets minder romantisch. Ingericht met passende, glanzende negentiende-eeuwse meubels, de stoelen in gelid rond de mahoniehouten eettafel; geen rondslingerende boeken of kranten, geen gebruikte kopjes of half gevulde glazen. Een zitje met een bank en twee leunstoelen voor de open ramen in de zitkamer, die op een keurig gemaaid grasveld uitkijkt. En dan de biograaf zelf. Uiterst vriendelijk en voorkomend, genereus, behulpzaam, en tot in de puntjes voorbereid. Uit een map haalt hij de vragen waarom hij van te voren had gevraagd, een lijst met wetenswaardige zaken en mogelijke gesprekthema's. Hij heeft zelfs een indeling voor het interview gemaakt. Een uur praten, dan thee met chocoladetaart, dan nog wat verder praten, en dan is de trein van half zes naar Londen nog gemakkelijk te halen. Zo op het eerste gezicht is er hier geen greintje romantiek te bekennen.
Maar dat was te verwachten. Richard Holmes, een van de beroemdste Britse biografen, vertelt al in 1983 in een van zijn beroemdste boeken, Footsteps. Adventures of a Romantic Biographer, hoe hij als dertigjarige besefte dat hij te oud was geworden voor een romantisch leven. Eind jaren zestig woonde hij in Parijs, waar hij in de ban was geraakt van de negentiende-eeuwse dichter
| |
| |
Nerval. Nerval leefde een onregelmatig leven, leed aan depressies en zwierf 's nachts verstoord door de straten van de stad, eer hij zich in 1855 verhing. Toen Holmes op een nacht in een Nerval-achtige vervoering op het dak was geklauterd om de sterren te aanbidden, deed hij in een poging beter zicht te krijgen een stap naar achteren. Te laat besefte hij dat hij bovenop het bovenlicht van de badkamer was gaan staan. Het glas brak en Holmes viel, maar kon zich nog net aan het kozijn vastgrijpen. Tot ook dat het begaf en hij, gewikkeld in het douchegordijn, op de bodem van de douchecabine belandde. Het was een herhaling van het beroemde brugincident op zijn tocht in de voetstappen van Robert Louis Stevenson: tegen het einde van die voetreis kwam Holmes voor een ingestorte brug te staan. Over die brug was Stevenson ooit gelopen, maar voor de jonge biograaf - achttien was hij destijds - hield hier het pad op. Zijn val door het badkamerraam deed hem voor de tweede keer, nu nog pijnlijker, beseffen dat biografen de levens van hun onderwerpen nooit volledig kunnen volgen. Hij besloot naar Engeland terug te keren. ‘Ik was dertig’, schrijft hij op de laatste bladzij van Footsteps, ‘het was tijd om na te denken over de weg die ik zelf wilde inslaan’.
Dat betekende niet dat Holmes afscheid nam van de Romantiek in de literatuur. In 1974 publiceerde hij Shelley. The Pursuit, en in 1989 een biografie van Coleridge, waarmee hij de Whitbread Book of the Year won. Voor zijn Shelley-biografie kreeg hij de Somerset Maugham Prijs. In 2000 verscheen Sidetracks: Explorations of a Romantic Biographer.
Richard Holmes. Foto © David Godwin Associates, London
| |
Vrijbuiter
Ook Holmes' opvattingen over de biografie bleven romantisch getint. De biografie, schreef hij in verschillende artikelen, is de vrijbuiter onder de literair-historische studies. Ze is ontstaan in de marge van de officiële geschiedschrijving en richtte zich in haar beginjaren op mensen in de marge. Daniel Defoe schreef over het leven van de crimineel en ontsnappingskunstenaar Jack Sheppard; Samuel Johnson beschreef het leven van de dichter en moordenaar Richard Savage en maande zijn lezers hun vooroordelen te laten varen jegens de minder fortuinlijken. Ook al raakte het marginale in de negentiende en twintigste eeuw op de achtergrond, stelde Holmes, het bleef de belangrijkste taak van de biograaf het dagelijkse leven in al zijn complexiteit, tegenstrijdigheid en vermeende nietigheid
| |
| |
weer te geven. Biografen hielden zich verre van het opstellen van een canon en het bedenken van wetenschappelijke theorieën. Ze gaven geen analyses van hun werk. Godzijdank, schreef hij, was de biografie geen academisch onderwerp. Dus toen Holmes in 2000 door de universiteit van East Anglia werd gevraagd samen met Lorna Sage een universitaire studie ‘Biografie’ op te zetten, zei hij: ‘Nee.’
Maar toen sprak hij Malcolm Bradbury, die het wel een goed idee vond en hem aanraadde er nog eens goed over na te denken. Toen hij in Oxford een lezing had gegeven over biografieën, merkte hij dat veel studenten geïnteresseerd waren in het onderwerp. En toen hij besefte dat hij de cursus zelf zou moeten opstellen, en dus iets heel nieuws moest beginnen, zegde hij alsnog toe. In de laatste paragraaf van het essay ‘The Proper Study?’ in Mapping Lives, The Uses of Biography, vertelt hij hoe hij zich, ondanks zijn aanvankelijke afwijzing, de biografie als mogelijke academische studie voorstelde: ‘Waarom zouden studenten een cursus biografie volgen? Om een belangrijke literaire traditie te ontdekken en op waarde te schatten: zeker. Om de voordelen en de beperkingen van accuratesse en historisch begrip te leren: zonder twijfel. Om iets te begrijpen van de gecompliceerdheid van het spreken van de waarheid en op de juiste manier daarover te schrijven: ja, als het even kan. Maar bovenal: het uitoefenen van empathie, het in staat stellen je te verplaatsen in een andere plaats, een andere tijd, een ander leven.’ Of dat laatste zou lukken, durfde hij nog niet te zeggen: ‘Ik weet nog steeds niet of je zoiets aan anderen kunt leren.’
| |
Samenwerking
Voor Holmes met zijn nieuwe werk kon beginnen, moesten er allerlei praktische zaken worden geregeld. Lorna Sage, die de cursus autobiografieën voor haar rekening zou nemen, stierf, veel te jong, in 2001. Holmes moest de cursus in zijn eentje gaan leiden. In hetzelfde jaar werd hij benoemd tot de eerste hoogleraar Biografische Studies in Groot-Brittannië - Hermione Lee, die in Oxford een werkcollege biografie geeft, is hoogleraar Letterkunde. Hoe stelde hij, zonder voorbeelden, zonder handige leeslijsten en overzichtswerken, een curriculum samen?
Holmes lacht. ‘Door eindeloos te kopiëren’, zegt hij. ‘Ik heb zelfs mijn eigen kopieerapparaat aangeschaft, omdat er geen tekstboek over het onderwerp bestaat en het apparaat op de universiteit de hoeveelheid kopieën niet aankon.’ Maar dan, serieus: ‘De zomer die aan het academische jaar voorafging, heb ik in Griekenland doorgebracht om hierover na te denken. Griekenland is de bakermat van de biografie, dus wat dat betreft bevond ik me op de juiste plaats.
Ik kwam daar tot de conclusie dat mijn curriculum uit drie elementen moest bestaan. Als de biografie een wetenschappelijk onderwerp zou worden, moest het eerste element van de éénjarige biografie-cursus de geschiedenis van de biografie zijn. Mijn studenten lazen dus Plutarchus - in vertaling, hoewel sommige studenten Grieks hadden gehad en die vertalingen op zich ook weer allemaal interessante aspecten hebben - en Suetonius. Vervolgens liet ik ze John Aubrey lezen, en toen uiteraard Samuel Johnson, James Boswell en William Godwin over Mary Wollstonecraft -
| |
| |
Mary Wollstonecraft
een van de beste teksten in dit opzicht, omdat het is geschreven in een voor die tijd heel directe toon en het je meteen met allerlei problemen confronteert: de positie van vrouwen, de verhouding tussen echtgenoten, reizen, zelfmoord, ongehuwde moeders - je vindt het allemaal in die biografie, die ook nog buitengewoon ontroerend is. Bovendien vind ik Wollstonecraft een geweldig iemand. Daarna kwamen de Victorianen aan de beurt, en vervolgens Virginia Woolf. Maar we lazen ook moderne biografieën. Elke week bracht ik een pas gepubliceerde biografie mee en dan sprak ik daar een paar minuten over. De studenten hadden dan meestal al de recensies gelezen, en ik leerde ze hoe ze die moesten interpreteren.’
Holmes liet zijn studenten niet alleen lezen, maar ook schrijven - iedere week een nieuw stuk. Hij liet ze over de moord op Caesar schrijven, gezien door de ogen van de vrouw van Caesar, of door die van Brutus - ‘kleine trucs’, zegt hij, ‘om te leren hoe een biograaf verschillende gezichtspunten moet verwerken’. Ze moesten hard werken, zijn studenten, maar ze genoten - ze waren zelfs bereid om ook in de vakantie de drie durende werkgroep te volgen en niet-verplichte tentamens af te leggen.
En het tweede element?
‘Dat was het idee van de vergelijkende biografie - het gegeven dat er over verschillende mensen in verschillende tijden op verschillende manieren wordt geschreven. Neem Mary Wollstonecraft. Eerst had je de biografie door William Godwin, haar man, en toen de tamelijk nerveuze studies van de Victorianen, die nogal bang voor haar waren. In de jaren twintig van de vorige eeuw kreeg je in de Verenigde Staten een soort Wollstonecraft-renaissance, en in de jaren zestig en zeventig zorgde het feminisme in Europa voor een nieuwe invalshoek. Dergelijke vergelijkingen maken duidelijk dat het biograferen een continu proces is. Soms vergeleken we lemmata uit de Nationale Biografie van 1818 met de huidige, en dan ontdekten we dat geen woord meer hetzelfde was.’
Het derde element kwam pas in de loop van de cursus aan de orde: het zoeken naar een eigen onderwerp voor een eindpaper van 50.000 woorden. Vaak hadden studenten al aan het begin van de cursus een idee over een onderwerp. Maar Holmes hield dat af. ‘Dan zei ik, dat is mooi, maar laten we nog even tot het einde van het jaar wachten. Meestal hadden ze dan een heel ander onderwerp bedacht. Ik gaf ze de keuze uit een essay over de biografie of een hoofdstuk van iets waar ze mee bezig waren. Ze vonden het allemaal geweldig, en het was ontzettend boeiend te zien hoe ze
| |
| |
zich dat jaar ontwikkelden. Tijdens de cursus werd de groep steeds hechter en gingen de studenten steeds meer samenwerken. Het was fantastisch, dat te zien gebeuren.’
Samenwerking beschouwde Holmes als een absolute voorwaarde voor het slagen van de cursus. Hij vertelt hoe hij meteen aan het begin van de cursus ‘als een Amerikaanse footballcoach’ zijn studenten op het belang van samenwerking wees. ‘Dan zei ik: “Het belangrijkste is dat jullie hier niet zijn om met elkaar te wedijveren, maar om samen te werken en naar elkaar te luisteren.” De kunst van het luisteren is een belangrijk deel van de discipline van de biografie, omdat je moet begrijpen hoe iemand anders denkt, werkt en voelt - dat is een belangrijk ethisch aspect.’
Zijn angst dat empathie niet te leren valt, is dus verdwenen? ‘Ja’, zegt Holmes. Maar dan aarzelt hij - ‘Ik denk dat ik daar nu positiever over denk dan in 2001’ - en neemt vervolgens de aarzeling weer terug: ‘Eigenlijk is het een fantastisch postdoctoraal onderwerp. Het is ook geweldig om het te onderrichten. Alle studenten zeiden aan het eind van de opleiding dat hun ideeën over precisie waren veranderd, en dat ze zo betrokken waren geraakt bij hun onderwerpen. En dat is precies wat ze nodig hadden.’ Holmes staat op en haalt een stapel boeken tevoorschijn, die hij de vorige avond heeft klaargelegd. Het zijn biografieën, geschreven en gepubliceerd door zijn studenten, na afloop van de cursus. ‘Zien ze er niet schitterend uit? En ze zijn ontzettend goed geschreven, sommige zijn zelfs behoorlijk uitdagend.’ Het publiceren van een biografie was niet het doel van de cursus. ‘Dit was geen schrijfcursus. De meeste studenten hadden banen - één was piloot, een ander werkte in de handel, weer een ander was arts - en de cursus beschouwden ze als een soort pauze in hun professionele loopbaan. En dat was goed zo. Biografieën helpen je na te denken over je eigen leven - ik weet dat Hermione Lee er ook zo over denkt - maar dan op een schitterende, indirecte manier. De ethiek van de cursus was heel anders dan die van de “Creative Writing” cursus, die de universiteit van East Anglia beroemd heeft gemaakt. Jonge schrijvers moeten op hun eigen ervaringen teren; ze richten hun blik naar binnen. Als je je met biografieën bezig houdt, richt je je juist op de ervaringen van anderen. Een biografie is een humanistische studie; zij voert je weg van jezelf. Overigens is dat voor alle schrijvers heel goed. Ik had twee of drie dichters in mijn werkgroepen, omdat ze op zoek waren naar materiaal dat niet met henzelf te maken had.’
| |
Nieuw veld
Bijna zes jaar zijn voorbij gegaan sinds Holmes in Mapping Lives zijn twijfels uitte over de biografie als een academische studie. Hoe denkt hij daar nu over?
‘Laten we het eerst van de andere kant bekijken. Binnen de gevestigde universitaire wereld wordt er nog steeds met wantrouwen naar de biografie als academische discipline gekeken - misschien dat ze bij Geschiedenis inmiddels de biografie op waarde weten te schatten. Maar zo langzamerhand wordt “Creative Writing” hier in Groot-Brittannië ook als een academische studie erkend, en de biografie is daarmee vergeleken een zeer gestructureerde studie. Creative Writing houdt zich vooral bezig met retorica. In mijn cursus lag de nadruk op het vergelijkende aspect. Als je drie of vier verschillende beschrijvingen van één
| |
| |
leven met elkaar vergelijkt, leer je hoe mensen met bewijzen omgaan - hoe ze die telkens weer anders interpreteren of hoe ze nieuwe gegevens blootleggen. Max Sebald [W.G. Sebald, red.] zei ooit tegen me dat biografieën bij het ouder worden in autobiografieën veranderen. Maar dat is verder geen probleem. Het vergelijken scherpt het analyserende vermogen van de studenten. Het deed ze ook inzien hoe naïef het is om biografieën als wetenschappelijke teksten te beschouwen.
Toch blijft de wetenschappelijke eis dat alles waar moet zijn van groot belang. Zodra je als biograaf gaat fantaseren, ben je verloren - dan houd je je met iets heel anders bezig. De Amerikanen en de Fransen publiceren trouwens al veel langer interessante theoretische werken over de biografie, zoals Paula Beckschneiders Reflections on Biography. Mijn antwoord op de vraag of de biografie onderwerp kan zijn van een academische studie is nu dus: ja. In de vijf jaar waarin ik les heb gegeven, is er een heel veld ontstaan van wetenschappelijke studie en kritiek op het gebied van de biografie. Ik ben erg blij dat ik daar vanaf het begin bij was.’
Wás - de nadruk ligt op ‘was’. Na vijf jaar heeft Holmes besloten de universiteit te verlaten. Hij zegt het met een mengeling van spijt en opluchting. ‘Tja, weet je, ten eerste - ik vind het moeilijk de juiste uitdrukking te vinden - het lesgeven slokte me volkomen op, meer dan ik had verwacht. Je raakt op een bijna morele, humanistische wijze betrokken bij de levens van je studenten. Ten tweede begon mijn uitgever aan me te trekken. Ik raakte achterop met mijn eigen werk. Ook dat had ik niet verwacht. Uiteindelijk besloot ik een punt te zetten achter het lesgeven. Ik voelde dat ik er niet mee door kon gaan. Ik kon die twee dingen niet combineren.
De tijd aan de universiteit was een interessant intermezzo. En het was reuze interessant om een heel nieuwe studiegang op te zetten. Dat wil zeggen - het was de eerste twee of drie jaar interessant. Daarna moet je het uit handen geven, aan een jonger iemand. Ik sta nog met één teen in de universiteit; ik zal er af en toe een lezing geven.’
Wat Holmes nu doet?
Hij schrijft een boek over zeventiende-eeuwse ballonvaarders en hij werkt aan Rom Sci, een studie over wetenschappers uit de negentiende eeuw. Consequent als hij is, is hij op zijn eigen, precieze wijze de zijpaden weer ingeslagen, op zoek naar het perfecte romantische onderwerp. Richard Holmes is terug in de Romantiek. Zijn plaats aan de universiteit van East Anglia wordt sinds deze zomer ingenomen door Kathryn Hughes, biograaf van een iets minder romantische negentiende-eeuwer: Mrs Beeton, schrijfster van een wereldberoemd kookboek.
|
|