Reconstructie
De zoektocht van Emma Mansborg begint met de crematie van haar ‘oma Annetje’ in het voorjaar van 1988. Ze raakt tijdens de nazit aan de praat met een aantal stokoude familieleden. Na afloop gaat ze nog even met haar vader Lepel mee, die dat kennelijk niet prettig vindt. Als ze bij hem thuis komen blijkt waarom: daar ligt ‘oma Annetjes hutkoffer open op het hoogpolige tapijt, haar brieven en foto's her en der verspreid, de prullenbak naast zijn stoel al volgepropt met haar papieren’. Lepel Mansborg was dus al bezig om, tegen eerder gemaakte afspraken met zijn dochter in, opruiming te houden onder de papieren van zijn stiefmoeder. Emma weet veel van de documenten te redden (een deel ervan ligt zelfs al half verkoold in de open haard), en in de trein naar huis begint ze de stapels door te werken. Zo begint haar zoektocht.
Langzaam ontvouwt zich voor de lezer de hierboven al geschetste situatie, waarbij het niet helemaal duidelijk is wie nu eigenlijk de werkelijke hoofdpersoon is: Annetje Beets, Emma Mansborg of misschien zelfs haar vader Lepel? Emma citeert uitvoerig uit de brieven van, aan en over haar aangetrouwde grootmoeder; citaten die ze laat volgen door eigen analyses en interpretaties, die niet minder uitgebreid zijn. Een hoogst belangrijke bron zijn voor haar de vele familiefoto's die ze tussen Annetje Beets' papieren heeft aangetroffen.
Het resultaat is een portret van een veelgeplaagde vrouw die haar hele leven om erkenning vocht. Annetje werd door haar grote liefde P.J. Oud minder belangrijk gevonden dan zijn politieke loopbaan, en moest daarom haar kind verloochenen. In plaats daarvan kwam ze bij Ouds vader in huis, als verzorgster van diens vrouw en vervolgens als een soort maîtresse. De ‘oude Oud’ zorgde ervoor dat ze na zijn dood kon trouwen met zijn buurman Christiaan Mansborg, de zanger in ruste, die juist gescheiden was van Mien Braakensiek. Maar veel beter kon Annetje het vinden met Mansborgs zoon Lepel, en samen kwamen ze op de gedachte om zich van de gepensioneerde musicus te ontdoen.
Ondanks alle documenten is de bewijsvoering hiervoor moeizaam. Zaken die het daglicht niet kunnen verdragen, worden nu eenmaal zelden aan het papier toevertrouwd. De sombere reconstructie vindt dan ook vooral plaats in het hoofd van Emma Mansborg, en de conclusies komen - zoals de schrijfster in de verantwoording al liet weten - voor háár rekening. Zodoende is Vrouw in de schaduw ook het portret geworden van een door het familieverleden geobsedeerde ikfiguur, die eveneens in de schaduw leeft - in dit geval van Lepel Mansborg. Het portret van de laatste is interessant, maar opzettelijk onvolledig gelaten. We lezen over een driftige, egocentrische man die mooie brieven kon schrijven, maar over zijn bezigheden wordt niet gesproken.