| |
| |
| |
Een baanbrekende voorganger
Ferdinand Domela Nieuwenhuis
Jan Willem Stutje
Van het handjevol voormannen over wie de prille socialistische beweging in Nederland beschikte, was Ferdinand Domela Nieuwenhuis (1846-1919) veruit de spraakmakendste figuur. Jan Willem Stutje bestudeert de literatuur over een voorman die ondanks zijn retorische talent geen volksmenner was.
Over de gewezen lutherse predikant Ferdinand Domela Nieuwenhuis berichtte Willem H. Vliegen in zijn klassieke Dageraad der Volksbevrijding. Schetsen en tafereelen uit de socialistische beweging in Nederland: ‘Zonder den minsten twijfel is het waar dat hij [...] de meest populaire man van Nederland was. In dat tijdperk was zijn naam op aller lippen.’ Hier is niet iemand aan het woord die een verheerlijking in de zin had; daarvoor was Vliegens oordeel over het anarchisme van de ‘late’ Domela te negatief. Wel een nuchtere, genuanceerde ooggetuige die met waardering sprak over het ‘oude’ socialisme dat onder de bezielende leiding van Domela een teken van hoop en vrees was geweest.
Met zijn rijzige gestalte en ernstige gelaatsuitdrukking boezemde Domela respect in. Sinds 1879 redigeerde hij een eigen weekblad, Recht voor Allen. Het blad begon als democratisch orgaan en werd allengs radicaler en strijdbaarder. Toen in 1881 enkele plaatselijke sociaal- democratische verenigingen samen de Sociaal-Democratische Bond (sdb) vormden, werden Recht voor Allen en Domela Nieuwenhuis daarvan het middelpunt.
Eerder en consequenter dan welke Nederlandse socialist ook, koos Domela voor een revolutionaire koers. Handwerkslieden als kleermaker Hendrik Gerhard, de ‘vader van het Nederlandse socialisme’, stelden zich omstreeks 1870 de weg naar de ‘bevrijding’ nog als een geleidelijke voor. Een decennium later zong de universitair geschoolde Domela het lied van de revolutie. Was de bescheiden Gerhard een propagandist, Domela Nieuwenhuis ontpopte zich als agitator die met zijn directe woordgebruik en zijn bijna mystieke, bezwerende verschijning aantrekkingskracht uitoefende op nieuwe, nog buiten het politieke krachtenveld sluimerende massa's.
| |
| |
Ferdinand Domela Nieuwenhuis 1846-1919
Aan het hoofd van de sdb, de eerste stabiele, zelfstandige en landelijk optredende arbeidersorganisatie, trad met Domela een nieuw type politiek leider aan, die evenveel belang hechtte aan cohesie in eigen kring als aan het ijveren voor concrete hervorming en blijvende lotsverbetering. Met die tweevoudige opdracht - de afbakening van de eigen groep en de strijd voor politieke doelen - leverde Domela zijn vernieuwende bijdrage. Het strekte hem tot eer dat hij als een van de eersten naar een verbinding zocht tussen een revolutionaire en een parlementaire tactiek. Voor velen bleek het een diepe teleurstelling toen hij deze poging voortijdig staakte.
Al schuwde Domela aanvankelijk het ‘kleine werk’ in het parlement niet, voor alles was hij erop gericht de partij daarbuiten op te bouwen. Volgens de historicus F. de Jong Edz. kreeg de sdb pas echt voet aan de grond door de aansluiting van vakverenigingen in de periode tussen 1878 en 1893. Domela droeg aan die uitbouw krachtig bij. ‘De economische macht is de grondslag van de politieke macht’, heette het in de brochure Het Kommunisme en de officiëele wetenschap uit 1883. De partij moest haar propaganda vooral op de industriegebieden richten en haar leden moesten het initiatief nemen om overal socialistische vakverenigingen te stichten. ‘Wij’, aldus Domela, ‘achten dit van het grootste belang omdat wij daarin de kiemen zien, die noodzakelijk vooraf moeten gaan om den weg te banen aan de socialistische staat.’
| |
Ús ferlosser
Door de vakbeweging ter hand te nemen werden nu naast de geschoolde werklieden en ambachtslieden ook de ongeschoolde, losse arbeiders in de venen en op het platteland, in de havens en de fabrieken tot beweging en organisatie gebracht. Wat aanvankelijk alleen een werkliedenbeweging was, groeide in de tweede helft van de jaren tachtig uit tot een alle lagen en groepen omvattende arbeidersbeweging. Domela stond met zijn ‘Blad en Bond’ in het brandpunt van deze ontwikkeling.
Zijn inspirerende profetenvoorkomen, zijn oratorische talent en organisatorische gaven hielpen hem zijn voortrekkersrol te spelen. Aanhangers beschouwden hem als hun ‘heiland’, als ‘ús ferlosser’; verbeeldingen die geholpen moeten hebben een tehuis te scheppen. Dit gemeenschapsgevoel werd versterkt door een tegencultuur, waarin de oproep tot zelfbewustzijn voor velen een profane geloofsbekering inhield. De quasi-religieuze, socialistische symboliek - de zang, de plechtige vaandelwijdingen, de socialistische zondagschool, de specifieke taal en beeldcultuur - vergemakkelijkte
| |
| |
hun intrede in de nieuwe sociaal-politieke gemeenschap.
Terecht wijst de historicus H. te Velde op de cruciale betekenis van lijden en strijden in de biografie van Domela. Men dweepte met hem omdat hij alles voor de strijd geofferd had. Door socialist te worden had de hoogleraarzoon zich buiten zijn milieu geplaatst. ‘In alle opzichten ben ik zwaar getroffen, ook in mijn huiselijk leven...’, noteerde hij in zijn gedenkschriften. Maar van klagen wilde hij niet weten: ‘Wat beteekende mijn lijden, als ik het vergeleek met het naamloze wee, waaronder de menigte gebukt ging?’ Een pathetisch blijk van offervaardigheid die zijn leiderschap in de ogen van zijn aanhangers nog meer glans gaf. Ze konden zich des te gemakkelijker met hun held identificeren. Er ontstond een morele gemeenschap van het volk en zijn leider. Domela deed er politiek zijn voordeel mee, zoals later Troelstra, die zich even gretig placht te presenteren als een lijdende held.
| |
Christuskop
Met Domela kende de arbeidersbeweging voor het eerst een publiek figuur, een tot in Groningen en Friesland bekende tijdgenoot. ‘Van geen staatsman en misschien van geen vorst is ooit de roep zóó doorgedrongen tot in elk paleis en tot in elke hut van geheel een land’, orakelde Vliegen. Domela's uiterlijk werd vereeuwigd in talloze politieke prenten. Als schrijver beschikte hij over Recht voor Allen en met zijn welsprekendheid moeten honderdduizenden kennis hebben gemaakt. Zijn spreekbeurten zorgden voor opwindende taferelen, waar later met weemoed en ontroering over werd verhaald.
Domela's betoogtrant overtuigde omdat hij zijn publiek serieus nam. Volgens Jan en Annie Romein vloeide dat voort uit een instelling van nuchtere redelijkheid die hij met zijn arbeidersgehoor deelde. Deze houding stond lijnrecht tegenover de destijds populaire irrationele, manipulatieve gedachte dat de massa zich door een enkel pakkend beeld liet overmeesteren, een gedachte die steunde op het werk van de massapsycholoog Gustave Le Bon, wiens Psychologie des foules in 1895 in Parijs was verschenen. Domela's kompas voer niet op emotie. Hij was geen intuïtieve volkstribuun - bij sociale onrust ook in Nederland geen onbekende figuur. Kenmerkend voor zijn optreden was dat hij verbinding zocht met een organisatie en zijn nieuwe gehoor tot aansluiting bracht bij de grote nationaal en internationaal opererende politieke beweging van de arbeidersklasse. Daarmee verdient Domela het een baanbreker en voortrekker genoemd te worden.
| |
Metamorfoses
Over Domela Nieuwenhuis bestaat een uitgebreide literatuur. Die is niet alleen verheerlijkend of verguizend van toon. De historiografie kent ook serieus en genuanceerd werk, zoals dat van de biograaf Jan Meyers of de studies van Bert Altena, de bezorger van de familiecorrespondentie van en over Domela. Toch is het laatste woord allerminst gesproken. Verder biografisch onderzoek kan het beeld van Domela en de arbeidersbeweging in de negentiende eeuw verfijnen.
Domela was waarschijnlijk de meest charismatische leider die de Nederlandse arbeidersbeweging heeft gekend. De massa bekroonde hem met een magisch, bijna god- | |
| |
delijk aureool. Waarom en hoe kon Domela de rol van politieke profeet spelen? Deden zich daar gaandeweg veranderingen in voor? Trad er in de formulering van Max Weber een ‘Veralltäglichung des Charisma’ op? Deze vragen zijn tot nu toe niet of onvoldoende beantwoord. Hetzelfde geldt voor de twee breukpunten in Domela's ontwikkeling van ‘Christen tot anarchist’: het afscheid van kerk en godsdienst in 1872 en - twintig jaar later - van de sociaaldemocratie. Valt daar een samenhang in te ontdekken, zonder toevlucht te nemen tot de essentialistische conclusie dat Domela een anarchist van nature was? Domela stond op de schouders van de Verlichting, maar zijn protest werd mede gevoed door affiniteit met prekapitalistische waarden. Domela was een romantische revolutionair met een hang naar organische gemeenschap. De kerkelijke dogmatiek, maar ook het laat negentiende-eeuwse marxisme van de Tweede Internationale konden er moeilijk mee uit de voeten. Verschillende politieke metamorfoses stonden Domela vervolgens nog open. Zijn ‘Werdegang’ naar een individueel anarchisme verdient juist daarom hernieuwde aandacht. Meer thema's vragen om uitwerking, ook in een internationale en comparatieve context. Een vergelijking met tijdgenoten als Ferdinand Lassalle, William Gladstone, César de Paepe, Ramsay MacDonald of, dichter bij huis, met P.J. Troelstra en Abraham Kuyper, leiders met eenzelfde politieke, religieuze of sociaal culturele achtergrond dringt zich op: heren die zich net als Domela vereenzelvigden met de ‘rank and file’ en wier paternalistische, soms autoritaire optreden ons blijft verbazen in het licht van het democratische principe dat ze voorstonden.
| |
Literatuur
‘En al beschouwen alle broeders mij als den verloren broeder’, De familiecorrespondentie van en over Ferdinand Domela Nieuwenhuis, 1846-1932, verzameld en gepresenteerd door Bert Altena (Amsterdam, Stichting Beheer iisg 1997) |
F. Domela Nieuwenhuis, Van Christen tot Anarchist (Amsterdam, Van Holkema en Warendorf 1910) |
J.J. Giele, ‘Socialisme en vakbeweging. De opkomst van socialistische vakorganisaties in Nederland (1878-1890)’ deel i, in Jaarboek voor de geschiedenis van socialisme en arbeidersbeweging in Nederland 1978. |
Jaarverslag sdb over 1885, archief sdb |
F. de Jong Edz, Om de plaats van de arbeid. Een geschiedkundig overzicht van ontstaan en ontwikkeling van het Nederlandse Verbond van Vakverenigingen (Amsterdam, De Arbeiderspers 1956) |
R. de Jong, ‘Ferdinand Domela Nieuwenhuis (1846-1919) Een schets van zijn leven’, in Ferdinand Domela Nieuwenhuis. De apostel van de Friese arbeiders. Red. J. Frieswijk, J.J. Kalma, Y. Kuiper (Drachten, Friese Pers Boekerij 1988) |
J. Meyers, Domela, Een hemel op aarde. Leven en streven van Ferdinand Domela Nieuwenhuis (Amsterdam, De Arbeiderspers 1993) |
J. Romein, A. Romein-Verschoor, Erflaters van onze beschaving. Nederlandse gestalten uit zes eeuwen (Amsterdam, Querido 1946) |
J. Saks, Kritische herinneringen (Nijmegen, Sun 1977) |
H. te Velde, Stijlen van Leiderschap. Persoon en politiek van Thorbecke tot Den Uyl (Amsterdam, Wereldbibliotheek 2002) |
W.H. Vliegen, De dageraad der volksbevrijding. Schetsen en Tafreelen uit de Socialistische Beweging in Nederland, deel i (Amsterdam, Van Looy 1905) |
J.M. Welcker, ‘Ferdinand Domela Nieuwenhuis en de revolutie’, in Revue Belge d'Histoire Contemporaine, 1972, 111, 3-4 |
|
|