| |
| |
| |
Freud meets Dante
De ziel van Borges volgens Edwin Williamson
Maarten Steenmeijer
Als de biografieën van Jorge Luis Borges die na zijn dood in 1986 zijn verschenen niet stijf staan van de achterklap, dan bezwijken ze wel onder de hagiografische ballast. De biografie van Edwin Williamson is de eerste serieuze wetenschappelijke poging om Borges' leven in kaart te brengen. Maar overtuigt het freudiaanse perspectief van deze Oxford-hoogleraar wel helemaal?
¿Hay una historia? Zo begint Respiración artificial (Kunstmatige ademhaling, 1980) van Ricardo Piglia, een intrigerende en complexe roman over de geschiedenis en identiteit van Argentinië. ¿Hay una historia? Wet is een ambigue vraag, die ten minste twee dingen kan betekenen. ‘Is er een verhaal?’ Maar ook: ‘Is er een geschiedenis?’ Daarmee zitten we meteen op het spoor van Piglia's landgenoot Borges, wiens werk is doortrokken van vragen als: heeft Argentinië een geschiedenis? Is de geschiedenis van Argentinië een verhaal, een plot? En in het verlengde hiervan: heeft het leven een plot? Heeft mijn leven - het leven van Borges - een plot?
In Borges' korte verhalen, gedichten, essays en ook in de vele interviews die hij gaf (het vraag-en-antwoordspel werd bij Borges een literair genre op zich dankzij het plezier en de brille waarmee hij het speelde) dringen deze vragen zich voortdurend op en worden ze op zó veel verschillende manieren beantwoord dat Borges' werk zich de afgelopen decennia heeft ontpopt tot een onuitputtelijke bron van interpretatiemogelijkheden. En zo kon het gebeuren dat het niet alleen een onuitwisbare indruk maakte op talloze schrijvers - van John Updike tot Umberto Eco, van Gabriel García Márquez tot Cees Nooteboom - maar ook een enorme stimulans betekende voor de werkgelegenheid onder academici.
De rol van Borges' leven is cruciaal in dit interpretatielabyrint, al was het alleen maar omdat de Argentijnse schrijver in nogal wat verhalen, gedichten en essays personages heeft opgevoerd die zijn naam dragen of die anderszins suggereren dat ze iets met de mens Borges te maken hebben. Ook titels als An Autobiographical Essay, Aan mijn vader en Ik ben laten er geen misverstand
| |
| |
over bestaan dat het autobiografische een belangrijke rol in zijn werk speelt.
| |
De man achter de maskers en mythen
Maar wie was Borges eigenlijk? Wie was de man achter de maskers en de mythen waarvan zijn lezers maar geen genoeg krijgen en waar Borges zelf ook erg aan verknocht moet zijn geweest? Dat is de vraag die ten grondslag ligt aan Borges: A Life, zonder enige twijfel de meest ambitieuze en uitgewerkte biografie van Borges tot nu toe. De auteur, de Engelse hoogleraar Edwin Williamson, laat er geen misverstand over bestaan dat hij de échte Borges wilde.
En dat is wat Borges: A Life doet: het laat een mens zien. Een man van vlees en bloed. En ook: een eigenaardige man. Een man die was getraumatiseerd door een moeder die geobsedeerd was door het glorieuze verleden van haar familie, die aan het begin van de negentiende eeuw een belangrijke rol had gespeeld in de bevrijdingsoorlogen tegen Spanje, maar die in de ‘barbaarse’ wending die de geschiedenis daarna nam veel van haar aanzien verloor. Het is een trauma dat Williamson samenvat in de metafoor van het zwaard: symbool van eer, roem en aristocratie.
En dit is nog maar één kant van de medaille, want Borges was ook getraumatiseerd door zijn vader, die op zijn beurt weer getraumatiseerd was door zíjn vader. Borges' vader had die man nooit gekend; diens heroïsche, mythische gestalte zou hem zijn leven lang het gevoel geven dat hij nooit kon voldoen aan de verwachtingen van dit spook uit het verleden. Daarom zocht hij, Borges' vader, soelaas in een anarchistisch levensgevoel en had hij een fascinatie voor het verbodene. Ook zocht hij redding in een literaire carrière die nooit echt van de grond kwam. Dit trauma vat Williamson samen in de metafoor van de dolk - symbool van verlangen en rebellie - die eveneens een cruciale rol in deze biografie speelt.
Heen en weer geslingerd tussen het zwaard en de dolk - tussen Moeder en Vader - tobde Borges hevig met de liefde. In Zwitserland - waar zijn familie in 1914 naartoe was verhuisd - werd hij verliefd op een meisje in wie zijn moeder niet veel zag. In hetzelfde land arrangeerde zijn vader, die het hoog tijd vond dat zijn zoon een man werd, een ontmoeting met een prostituee waarbij de jonge Argentijn waarschijnlijk niet zijn maagdelijkheid verloor, maar er wel een trauma bij kreeg.
In Spanje, waar de familie in 1919 naartoe trok, ondervond de jonge Borges dat hoeren ook aangenaam gezelschap kunnen zijn. Maar nadat hij in 1921 eenmaal was teruggekeerd naar Argentinië, werd zijn liefdesleven - als de opeenvolging van blauwtjes die naam tenminste verdient - een patroon van pathetische illusies en pijnlijke mislukkingen. Volgens Williamson is dit patroon ontstaan na Borges' kennimaking met Norah Lange, een mooie bohémienne die haar bootreis naar Noorwegen als bron gebruikte voor een roman die ze de hilarische titel 45 días y 30 marineros (45 dagen en 30 matrozen) gaf. Lange werd Borges' muze, want, aldus Williamson, ‘alleen via haar kon hij zichzelf ten volle ontplooien in zijn schrijven en zo toegang krijgen tot de hoogste emanatie van Een-zijn in Zijn hemel van vuur’.
Maar Lange ruilde de bedremmelde Borges in voor een andere dichter, de veel ‘mannelijker’ Oliverio Girondo, voor wie Borges later de malicieuze bijnaam ‘de Peter Pan
| |
| |
van de Argentijnse literatuur’ verzon vanwege Girondo's levenslange trouw aan de avant-gardebeginselen, die Borges in zijn jonge jaren overigens óók te vuur en te zwaard had verdedigd, maar waarvan hij toen al afstand had genomen. Volgens Williamson had het verlies van Lange niet alleen vérstrekkende gevolgen voor Borges zelf, maar ook voor zijn schrijverschap: hij zou veertien jaar lang geen gedichten meer schrijven.
De mislukte liefdesaffaires die volgden op deze traumatische afwijzing - onder meer met Langes zus Haydée en de eigengereide schrijfster Estela Canto - weerhielden Borges er niet van om de liefde te blijven beschouwen als de ultieme weg naar verlossing. Of, om het in de termen van Williamson te zeggen: Borges identificeerde zich met Dante en bleef zijn Beatrice zoeken.
Tamelijk onverwacht kwam de danteske verlossing op Borges' oude dag, zij het niet helemaal volgens Dantes schema. Borges' Beatrice is María Kodama, de dochter van een Japanse scheikundige en een Duits-Spaanse moeder. Kodama leerde Borges al op twaalfjarige leeftijd kennen en raakte tijdens haar studietijd bevriend met de Argentijnse schrijver, waarna ze zijn secretaresse, gezelschapsdame en partner werd. Dit laatste was pas mogelijk nadat Borges' dominante moeder, met wie hij vrijwel zijn hele leven samen had gewoond, was overleden. Enkele weken voor Borges' dood trouwden de twee tenslotte. Dankzij Kodama voelde Borges zich, aldus Williamson, verzoend met het leven en met zichzelf. Maar niet met zijn land, dat vanaf de jaren dertig in een neergaande spiraal van politieke chaos terecht was gekomen.
| |
Een plot
Geen twijfel mogelijk dus: Williamsons Life of Borges heeft een plot. Het is, grof samengevat, de love story een man die zijn leven lang de Grote Liefde zoekt en deze uiteindelijk vindt. Maar het boek is nog veel meer. Niet als minste verdienste laat het zien dat Borges veel meer bij de politieke ontwikkelingen van zijn land was betrokken dan in het algemeen wordt aangenomen. In de jaren twintig zette hij zich in voor de Radicale Partij van Irigoyen; in de jaren veertig verzette hij zich hevig tegen het populistische autoritarisme van Perón, terwijl hij in de jaren tachtig ook ondubbelzinnig stelling nam tegen de militaire dictators in wie hij aanvankelijk de redders des vaderlands had gezien. Volgens Williamson was Borges' besluit om in Genève
| |
| |
te sterven en begraven te worden zelfs niets minder dan een politieke daad. Op deze manier zou de beroemde Argentijn zijn landgenoten duidelijk hebben willen maken dat ze een voorbeeld moesten nemen aan Zwitserland, ‘een toonbeeld van tolerantie en burgerlijke harmonie’.
Williamsons biografie rekent ook af met een andere hardnekkige Borges-mythe, door uitvoerig te beschrijven dat Borges' literaire leerschool zich niet alleen afspeelde in zijn vaders bibliotheek en de Biblioteca Nacional van Buenos Aires waarvan hij jarenlang directeur was, maar ook in een concrete sociale omgeving: de literaire kringen van Buenos Aires, waarbinnen hij met vallen en opstaan een literaire carrière opbouwde die pas na tientallen jaren tot volle was- en rijkdom zou komen. Dit hele proces heeft zich onttrokken aan het oog van de wereld, die pas met Borges kennismaakte toen hij reeds in de zestig was en het meeste van zijn beste werk al op papier had gezet.
Williamson brengt de politieke en literaire context waarin Borges' leven en werk zich ontwikkelden gedetailleerd in kaart. Toch is Borges: A Life niet in de eerste plaats de geschiedenis van een schrijver in zijn literaire en historische context, maar de geschiedenis van een ziel. Waar Borges de wereld het liefst wilde laten geloven dat hem nooit iets overkwam, daar wil Williamson juist laten zien dat er achter deze laconieke discretie een getormenteerde persoonlijkheid schuilging die bijna zijn leven lang doodongelukkig was. Daarbij aarzelt de biograaf niet om diep in de ziel van Borges te duiken en forse uitspraken te doen over de gemoedstoestanden in verschillende fasen van zijn leven. Zo lezen we dat Borges een aantal malen serieus aan zelfmoord dacht, dat hij geloofde ‘dat er zonder de liefde van een vrouw geen hoop was om redding te vinden in het schrijven’ en dat hij een paar jaar voor zijn dood ‘nog geen idee [had] wat zijn leven voorstelde’.
| |
Bronnen
De onthullingen van Borges' intiemste gevoelens maken nieuwsgierig naar de bronnen waarop Williamsons soulsearching is gebaseerd. In zijn dankwoord schrijft hij dat Kodama zijn ‘begrip van zijn leven en werk heeft veranderd’. Williamsons oorspronkelijke ideeën zijn te vinden in zijn uitmuntende The Penguin History of Latin America uit 1992, waarin hij een uitzonderlijk dubbeltalent toont door een overzicht te geven van de geschiedenis én de literatuur van Latijns-Amerika zonder een van de twee te kort te doen. Williamson - die Borges overigens nooit heeft ontmoet - portretteert de Argentijnse schrijver hierin als de schepper van ‘radicale onzekerheden’ die de lezer uitnodigen om ‘persoonlijkheid, betekenis en, uiteindelijk, de werkelijkheid zelf’ in twijfel te trekken. Dit idee van Borges als een filosofische schrijver die de onwerkelijkheid van de werkelijkheid wil laten zien wordt door Williamson in zijn biografie niet herroepen. Maar hij doet iets met dit idee, wat hij in The Penguin History of Latin America niet deed: hij stopt het in een freudiaanse dwangbuis door Borges' teksten als gecodeerde boodschappen van een getraumatiseerde ziel te beschouwen.
Williamsons gedetailleerde autobiografische decodering van Borges' werk is subtiel en werpt een verrassend nieuw licht op klassieke teksten als ‘Pierre Menard, schrijver van de Quichot’, ‘De tuin met zich
| |
| |
splitsende paden’ en ‘De Aleph’. Dit neemt niet weg dat zijn procedure een fundamentele vraag oproept: kunnen literaire teksten een essentiële bijdrage leveren aan de reconstructie van het leven van de schrijver? Ik denk dat dit alleen maar kan als de biograaf beschikt over een plot van waaruit hij kan vertrekken. Waar zou hij zijn interpretaties anders in moeten verankeren? Zonder plot komt de levensgeschiedenis van een schrijver terecht in een niemandsland waarin geen duidelijk onderscheid bestaat tussen wat verklaart en wat wordt verklaard.
Het probleem is echter dat het niet makkelijk of zelfs onmogelijk is om een plot te ontdekken in het leven van de bescheiden man én mythenbouwer die Borges was. Tenzij we bereid zijn de verhalen te geloven van Canto en Kodama, de twee vrouwen die het meest naar buiten hebben gebracht over hun relatie met Borges. Canto - op wie Borges in de jaren veertig smoorverliefd was - deed dat op eigen initiatief in Borges a contraluz (Borges tegen het licht, 1989), een boekje waarin de schrijfster er vooral op uit lijkt te zijn om een standbeeld voor zichzelf op te richten als beeldschone, intelligente, vrije vrouw ten koste van haar aanbidder Borges, die ze afschildert als een onervaren, onappetijtelijke stumperd. Kodama is hierbij vergeleken een toonbeeld van discretie met betrekking tot haar relatie met Borges (en ook met betrekking tot haar leeftijd trouwens: Williamson heeft niet kunnen achterhalen hoe oud zij precies is). Maar kennelijk had ze voldoende vertrouwen in Williamson om een aantal openhartige gesprekken met hem te voeren, die, zoals hierboven al is aangegeven, van beslissende invloed zijn geweest op diens visie op Borges, en het freudiaansdanteske plot van zijn verhaal zo niet hebben verwekt dan toch in elk geval tot volle bloei hebben gebracht.
Maar Kodama was direct betrokkene en kan daarom niet zonder meer als een betrouwbare bron worden beschouwd. Als gevierde en zeer aanwezige weduwe van Borges - ze heeft er haar beroep van gemaakt - houdt zij de herinnering aan ‘haar’ Borges natuurlijk het liefst zo mooi mogelijk en kijkt ze wel uit om de vuile was - die in geen enkele menselijke verhouding ontbreekt - buiten te hangen. Gelijk heeft ze, maar dat betekent wel dat we haar niet zonder meer op haar woord kunnen geloven. Des te minder wanneer je dit soort tenenkrommende passages leest: ‘Op de vlucht naar huis vertelde ze zichzelf dat als God bestond, zij wilde bidden dat Borges geluk mocht vinden in zijn leven, al zou het ten koste gaan van haar eigen geluk.’
Zelfs wanneer we de methode van Williamson hanteren - die niet schuwt om ook het niet expliciet autobiografisch getinte werk van Borges als bron van autobiografische informatie te gebruiken - zijn er redenen om vraagtekens te zetten bij Kodama's verhaal. Neem het volgende gedicht, dat verwijst naar een uitstapje van Borges en Kodama naar IJsland dat Williamson - in de voetsporen van Kodama - opvoert als het moment waarop hun relatie een liefdesrelatie werd:
Nostalgie van het heden
Op dat ene moment sprak de man bij
Wat zou ik niet geven voor het geluk
aan jouw zijde te zijn in IJsland
onder de grote roerloze dag
en het moment van nu te delen
| |
| |
of de smaak van een vrucht.
was de man bij haar in IJsland.
Dit gedicht is echter niet zozeer een expressie van autobiografische werkelijkheid als wel een spel daarmee. En daarmee stuiten we op een standaardprocedure in het werk van Borges, die het gebruik van zijn werk als bron van autobiografische feiten en gevoelens misschien niet tot een onmogelijke maar wel tot een uiterst hachelijke onderneming maakt. Ik ben er daarom niet van overtuigd dat, zoals Williamson stelt, Borges in zijn verhalen altijd ‘innerlijke conflicten’ verwoordde. Ook gaat het mij veel te ver om een foto als materiaal op te voeren dat moet bewijzen dat Borges in een bepaalde periode diep ongelukkig was.
| |
Een andere plot
Misschien wilde Borges zijn hele leven lang wel gered worden door een vrouw en misschien was Kodama wel de vrouw die hem tegen het einde van zijn leven redde. Maar zelfs als dit waar is, blijven we zitten met de vraag of deze vrouw zijn énige redding was. Want hoe zit het eigenlijk met de literatuur? Zijn hele leven lang - inclusief de Kodama-jaren, de jaren van existentiële vervulling dus - was Borges op zo ongeveer elke denkbare wijze bezig met literatuur: hij las, schreef, vertelde, discussieerde en vertaalde. De gedrevenheid en het plezier waarmee hij dit deed, lijken erop te wijzen dat niet alleen zijn liefde voor vrouwen maar ook zijn liefde voor de literatuur als een rode draad door zijn leven liep. Sterker nog: in feite was de literatuur de grote constante in zijn leven. Zou de literatuur daarom niet eveneens een grote existentiële ‘vervulling’ kunnen zijn geweest voor Borges? Zou, met andere woorden, Borges' liefde voor literatuur niet óók een plot van Borges' leven geweest kunnen zijn?
De opvallende gaten in Williamsons verhaal wijzen in dezelfde richting. Daarin komen, om maar wat te noemen, Borges' vertalingen en ideeën over vertalen niet of nauwelijks ter sprake, terwijl toch niet op voorhand moet worden uitgesloten dat zij ons, vooral binnen Williamsons kader, iets kunnen vertellen over Borges' leven (neem alleen al de keuze voor bepaalde teksten). Opvallend is ook dat Williamson wél voor het voetlicht brengt dat Borges' reputatie als veelbelovend schrijver grote en langdurige schade opliep na de breuk met Lange maar nauwelijks ingaat op de drukke activiteiten als criticus die hij juist in die periode ontwikkelde. Zouden de honderden stukken die hij toen voor de literatuurpagina van het damesblad El Hogar schreef geen waardevolle gegevens hebben opgeleverd als Williamson zijn feudiaanse vergrootglas daar wat langer op zou hebben gericht? En waarom wordt Zeven avonden uit 1980 onbesproken gelaten terwijl deze prachtige lezingencyclus in het algemeen als zijn literaire testament wordt beschouwd?
Een biografie van Borges die diens teksten buiten beschouwing zou laten, diskwalificeert zichzelf bij voorbaat. Het is daarom te prijzen dat Williamson uitvoerig en precies ingaat op veel van wat Borges heeft geschreven en daar op vaak overtuigende wijze de danteske en de freudiaanse interpretatiemogelijkheden van laat zien. Maar een biografie die Borges' werk wel in beschou- | |
| |
wing neemt, maar daarbij diens levenslange verknochtheid aan literatuur en het speelse karakter daarvan onderbelicht, doet zijn onderwerp te kort.
Dit alles neemt niet weg dat Williamson, aan de hand van Dante en Freud, een moedige en prikkelende biografie heeft geschreven. Moedig, omdat hij het heeft aangedurfd duidelijk te kiezen voor een welomlijnd perspectief - een plot -, en dit des te meer omdat dit perspectief in één belangrijk opzicht lijnrecht ingaat tegen Borges' ideeën: Borges moest niets hebben van Freud, wiens causale systeem hij veel te simplistisch vond. En prikkelend, omdat deze biografie niet alleen nieuw licht werpt op het werk van de Argentijnse schrijver, maar dat doet aan de hand van talrijke precieze tekstanalyses. Je hoeft het niet altijd eens te zijn met de verbanden die Williamson legt tussen het leven en het werk van Borges, maar één ding staat vast: wie Borges: A Life heeft gelezen, zal Borges nooit meer op dezelfde manier lezen.
Edwin Williamson, The Penguin History of Latin America (Harmondsworth, Penguin 1992) |
Idem, Borges: A Life (New York, Viking 2004) |
Idem, Borges, een leven (Amsterdam, De Bezige Bij 2006, vertaling: Barber van de Pol.) |
|
|