Linkse bestuurders
De wethoudersloopbaan van Willem Drees is een van de belangrijkste onderwerpen in De rode wethouder, dat de jaren 1886-1940 bestrijkt. Het is na Gedreven en behoedzaam (1940-1948) en Vier jaar nachtmerrie (1945-1949) het derde deel van de biografie van de sociaal-democratische staatsman (wanneer het eveneens zeer lezenswaardige boek Drees en Soestdijk. De zaak-Hofmans en andere crises 1948-1958 wan Hans Daalder niet wotdt meegeteld).
De emeritus-hoogleraar politieke wetenschappen Hans Daalder heeft zich over drie delen van de biografie ontfermt. Zijn assistent, de historicus Jelle Gaemers, neemt met De rode wethouder de meeste jaren voor zijn rekening, maar liefst vierenvijftig. Toch gaat het hier om wat in andere levensbeschrijvingen zou doorgaan voor de jonge jaren, de ‘aanloop tot’. Drees zou pas op zijn tweeënzestigste premier worden om het daarna tien jaar te blijven. Gaemers schetst trefzeker de langzame, maar gestage wordingsgeschiedenis van een politiek fenomeen.
Een van de grootste verdiensten van dit boek is dat het licht werpt op een tot nu toe nogal onderbelicht gebleven onderwerp: het dagelijks werk van linkse bestuurders in den lande. Het aantal biografieën over prominente sociaal-democraten uit de eerste helft van de twintigste eeuw is - afgezet tegen het aantal boeken over vertegenwoordigers van andere richtingen - groot, maar de meeste daarvan gaan over landelijke kopstukken (die druk waren met interne strijd, theorievorming en/of oppositie) of over de in het oog lopende wethouders van de hoofdstad zoals Wibaut en De Miranda. De rode wethouder is het verhaal van een Amsterdamse jongen die weinig mee leek te hebben om uit te groeien tot een man van naam en faam. Het orthodox-hervormde gezin waarin hij in 1886 geboren werd, behoorde tot de middenklasse. Maar toen Willem Drees vijf jaar was, overleed zijn vader en veranderde de financiële situatie drastisch. Dankzij de steun van de beter gesitueerde oom Frits kon de begaafde Willem toch doorleren. Ook Drees' gezondheid liet van jongs af aan te wensen over: hij had maagproblemen. Zijn vrouw To kreeg voor haar huwelijk van meerdere kanten de wijze raad haar keuze nog eens te overwegen: ‘Die jongen moet je niet nemen, daar heb je niet lang plezier van.’ Wie destijds voorspeld zou hebben dat ‘die jongen’ 102 jaar oud zou worden, zou vierkant uitgelachen worden.
De directeur van de Openbare Handelsschool in Amsterdam vond voor zijn leerling Drees een betrekking bij een bierbrouwer, maar de geheelonthouder en drankbestrijder kon die baan onmogelijk aannemen. In plaats daarvan werd hij bediende bij de Twentsche Bank. Ook daar was Drees niet erg gelukkig. Oom Frits wilde hem wel in de zaak, maar ook een loopbaan in de makelaardij en assurantiën zag de jonge Willem niet als de ultieme droom. Uiteindelijk volgde hij zijn jongenspassie, de stenografie. Aanvankelijk als freelancer en later als notulist in de Tweede Kamer verdiende hij er een behoorlijke boterham mee.
Binnen de sdap werden de kwaliteiten van