| |
| |
| |
Tot hier en niet verder
Spanningen in leven en werk van Cissy van Marxveldt
Monica Soeting
Wie aankondigt dat ze de biografie van Cissy van Marxveldt gaat schrijven, moet er rekening mee houden dat niet iedereen enthousiast reageert. Reden genoeg om door te zetten, meent Monica Soeting. Maar er zijn meer, en betere, redenen te bedenken.
Ernst Bloch, de filosoof van Das Prinzip Hoffnung, was een groot liefhebber van de boeken van Karl May. Die verering ging zo ver dat hij May ‘de Duitse Shakespeare voor jongens’ noemde. Bloch was niet de enige May-vereerder. May had en heeft veel beroemde en niet beroemde fans. Hij heeft zelfs twee musea; één in Radebeul en één in Hohenstein-Ernstthal, waar hij geboren werd. Er zijn vele boeken over hem geschreven - Bloch zelf wijdde minstens één essay aan zijn lievelingsauteur - en in 2002 verscheen een dikke May-biografie. May is stevig verankerd in de Duitse cultuurgeschiedenis.
Cissy van Marxveldt was een schrijfster van zogenaamde meisjesboeken. Haar Joop ter Heul-serie, waarvan ze het eerste deel in 1919 publiceerde, is nog steeds verkrijgbaar. Ook zij had en heeft duizenden fans. Maar ze heeft geen museum, en je kunt haar geboortehuis niet bezichtigen. Er zijn tot nu toe slechts een paar boeken over haar geschreven, maar geen biografie. Waarom dat zo is, lijkt duidelijk. Ten eerste heb je in Nederland voor het schrijven van een biografie van een kinderboekenauteur een zekere moed nodig. Of laten we zeggen, een speciale rechtvaardiging, omdat - Joke Linders schrijft dat in het openingsessay van dit bulletin - kinderboeken hier nog nauwelijks als literatuur worden beschouwd. Vooral biografen van auteurs van meisjesboeken lopen telkens weer tegen dit vooroordeel aan. Aan het etiket ‘meisjesboeken’ kleeft iets weeïgs. ‘Wanneer de term “meisjesboeken” valt’, schrijft Helma van Lierop, ‘dan heeft iedereen onmiddellijk een beeld voor ogen van een boek met daarop een aantrekkelijk uitziend meisje, al dan niet vergezeld van een jongeman, en gaan er titels door het hoofd als “Kop op, Chantal”, “Zuster Annes toekomst” en ga zo maar door.’
Wat ook een rol speelt is dat mannen er prat op kunnen gaan dat ze eigenlijk nog steeds jongens zijn. ‘Mannen blijven in
| |
| |
hun hart kleine jongens,’ kan een man trots zeggen als hij het nieuwste type sportauto gekocht heeft. Vrouwen die bekennen dat ze zich eigenlijk nog kleine meisjes voelen, zijn we geneigd niet serieus te nemen. Jongensboeken als De Artapappa's - ook door meisjes gelezen - hebben een klassieke status binnen de kinderliteratuur. Zomerzotheid en de Joop ter Heul-serie zijn maar meisjesboeken. Het schrijven van een serieuze biografie van Van Marxveldt lijkt daarom een hopeloze onderneming, een contradictio in terminis. Haar biograaf in spe zal daarom goede redenen moeten aanvoeren om zelf ook serieus genomen te worden.
| |
Pop, Pien, Kit en Conny
Toen ik besloot een biografie te schrijven van Setske de Haan, de echte naam van Cissy van Marxveldt, kon ik in eerste instantie alleen maar simpel klinkende antwoorden geven op de vraag ‘Waarom?’. Omdat ik nieuwsgierig was naar de vrouw die boeken schreef waar je meer dan zeventig jaar later nog om kunt lachen. Of omdát iedereen het raar vindt dat je je in het leven van Van Marxveldt wilt verdiepen; juist daarom dus. Maar zulke antwoorden volstaan niet. De zaak ligt bovendien ingewikkelder.
Er is één antwoord op de vraag naar het waarom van een biografie van Van Marxveldt dat iedereen onmiddellijk de mond snoert. Berteke Waaldijk, hoogleraar cultuurgeschiedenis aan de Universiteit van Utrecht, publiceerde een aantal jaren geleden een artikel waarin ze inging op de integrale uitgave van de drie versies die Anne Frank van haar dagboek maakte. Wie de eerste versie van het dagboek leest, ziet dat die in briefvorm begint. De brieven zijn gericht aan Pop, Pien, Conny en Kit, en Anne doet hun de groeten aan een zekere familie Van Dil. Toen de samenstellers van deze editie in de jaren tachtig deze namen tegenkwamen, probeerden ze de dragers ervan te identificeren. Het lukte hen niet, hoe goed ze ook hun best deden. Dat was geen wonder, want al die namen komen stuk voor stuk uit Joop ter Heul. De samenstellers, allemaal mannen, hadden de boeken van Van Marxveldt echter nooit gelezen. ‘Er moest een vrouw aan te pas komen’, schrijft Waaldijk, ‘in de persoon van de Duitse vertaalster, om de oorsprong van de namen als eerste te herkennen.’ De oplossing van het raadsel was dus eenvoudig: Anne Frank bewonderde Van Marxveldt en ze hoopte vurig ooit net als zij te kunnen schrijven. Van Marxveldt had Anne geïnspireerd tot het schrijven van haar dagboek. Voeg daaraan toe dat Leo Beek, een van Van Marxveldts zonen, onlangs onthulde dat Otto Frank haar om haar mening over de kwaliteit van Annes dagboek heeft gevraagd, en een betere reden om Van Marxveldts biografie te schrijven lijkt er niet te zijn. Als Van Marxveldt de heldin was van een van de bekendste schrijvers ter wereld, hoe zou een biografie van haar dan ooit triviaal genoemd kunnen worden?
Er kleven echter twee bezwaren aan dit antwoord. In Waaldijks artikel gaat het om de vraag in hoeverre we het dagboek van Anne Frank als een literair werk mogen beschouwen en Anne zelf als iemand met literaire aspiraties. Het gaat Waaldijk niet om het belang van Cissy van Marxveldt voor de Nederlandse cultuur. Bovendien is het te makkelijk om mee te liften op de faam van Anne Frank, al was het alleen maar dat haar lijden in dat geval in dubbele zin misbruikt
| |
| |
wordt. Eerst door de lezer, die zich, zoals Hans Goedkoop heeft betoogd, al te makkelijk met het slachtoffer in plaats van met de dader identificeert, en vervolgens door de biograaf die Anne gebruikt om het schrijven van haar boek te sanctioneren.
Toch valt de verbinding van Anne Frank met Cissy van Marxveldt te rechtvaardigen, niet vanuit haar lot, maar uit cultuurhistorisch gezichtpunt. Want als de meeste jongens het net zo gewoon zouden vinden Joop ter Heul te lezen als meisjes de avonturen van de tweeling van De Kameleon of de avonturen van Biggles, dan zouden de bezorgers van de integrale uitgave van de dagboekversies van Anne Frank onmiddellijk de invloed van Joop ter Heul de vorm en inhoud van Annes dagboek hebben herkend. Waarmee ik wil zeggen dat we eindelijk eens zouden moeten ophouden met de wereld van de literatuur (en waarom niet meteen de wereld in zijn geheel) op te delen in poëten en damesdichters, literatuur en vrouwenboeken, en de ene categorie als belangrijker te beschouwen dan de andere. Zogenaamde meisjesboeken maken net zo goed deel uit van ons cultuurgoed als zogenaamde jongensboeken, en Nederlandse filosofen misstaat het net zo min over Van Marxveldt te schrijven als het Ernst Bloch misstond essays aan May te wijden.
| |
Spanningen
Dit alles maakt nog niet duidelijk wat het belang is van een biografie van Cissy van Marxveldt. Wie zich na bovenstaand betoog afvraagt of er nog een belang nodig is: ja, dat belang volgt uit de apologie. Wie wil dat een biografie van een zogenaamde meisjesboekenschrijfster serieus genomen wordt, moet impliciet of expliciet kunnen
De Jopopinoloukicoclub, uit De h.b.s.-tijd van Joop ter Heul. Tekening van Is. Van Mens
laten zien dat een biografie van Van Marxveldt net zo wezenlijk kan zijn als een biografie van Simon Vestdijk.
Die importantie heeft met nog een ander cultuurhistorisch aspect te maken. De boeken van Van Marxveldt staan in een traditie waartoe ook Little Women van Louisa May Alcott uit 1861 hoort. De hoofdpersonen van de boeken die in deze traditie passen zijn vrijgevochten en jongensachtig. Ze nemen geen blad voor hun mond en reageren impulsief. Alcotts Jo en Van Marxveldts Joop hebben niet alleen bijna dezelfde naam, ze delen dezelfde afkeer van autoriteit en eenzelfde soort angst voor het volwassen worden. Het huwelijk beschouwen ze als een rampspoed die je moet vermijden. Jo en Joop zijn meisjes, maar doen jongensachtige dingen, tot ze getemd worden door mannen - een stoffige, maar in en in goede Duitse geleerde in Jo's geval, en een knappe, stoere en rechtvaardige bankier in dat van Joop. Die mannen leren de meisjes vrouwelijke dingen te doen en zich
| |
| |
vrouwelijk te gedragen. Jo en Joop worden daardoor kalmer en zachter. De geboorte van hun kinderen doet de rest - zodra ze moeder zijn geworden, zijn ze eindelijk geheel en al vrouw.
Die afloop is even onbevredigend als onliterair. Volgens Van Lierop is het geen wonder dat de meeste mensen akelige visioenen van brave meisjeskopjes krijgen bij het woord ‘meisjesboeken’. De meeste meisjesboeken hebben nu eenmaal een voorspelbaar verloop - kort samengevat als ‘aan-uit-aan’ - en een even voorspelbaar einde: de heldin past zich aan de heersende normen en waarden aan. Góéde meisjesboeken, schrijft Van Lierop, laten de hoofdpersoon eigen keuzes maken, en zijn een stuk complexer dan de gemiddelde Witte Raven-pocket. Maar bij Little Women ligt het voorspelbare einde ingewikkelder dan dat. Je kunt Alcott niet verwijten dat ze geen literaire talenten had. Martha Saxton, Alcotts biograaf, meent dat Alcott in Jo zichzelf strafte voor het koesteren van literaire ambities én het niet waarmaken daarvan. Haar dubbele zelfhaat richtte zich tegen haar eigen, veelbelovende heldin. Het lot van Jo had daarom anders kunnen verlopen. Als de auteur zichzelf niet in de weg had gezeten, was haar hoofdpersoon misschien wel net zo'n belangrijke en wereldberoemde schrijver als zijzelf geworden.
Of ook bij Van Marxveldt sprake was van zelfhaat en straf valt nog te bezien, maar voorlopig lijkt niets daarop te duiden. Bij haar lijken de geijkte slotscènes, die in veel gevallen letterlijk op de laatste bladzij staan, op het eerste gezicht eerder een handreiking aan de commercie dan een uiting van identiteitsproblemen. Ondanks de conventionele slotscènes zijn veel van haar boeken complexer dan de meeste mensen denken. Van Marxveldts heldinnen worden heen en weer geslingerd tussen het verlangen zich aan de wensen van hun omgeving aan te passen en hun eigen weg te gaan. In haar boeken is bijna altijd sprake van spanning. Niet alleen tussen het volgen van een eigen pad en het aanpassen aan de heersende moraal, maar ook tussen mensen uit verschillende sociale klassen en standen. De Marijke-serie uit de jaren dertig geeft daarvan mooie voorbeelden.
Marijke woont als wees samen met haar drie oudere zussen in een gezellig huis in Hilversum. De vier zussen hebben ieder hun eigen plaats in het gezin. Fieke is lief en zorgzaam, Gerda is zelfstandig en verdient geld als boekhoudster op een kantoor in Amsterdam, en Emmy werkt als kleuterleidster. Marijke is het vrolijke Nesthäkchen. Nadat ze met de hakken over de sloot haar hbs-diploma heeft gehaald, moet ze een beslissing nemen over haar toekomst. Gerda vindt dat Marijke cursussen moet volgen en een betrekking vinden. Thuis zitten en wachten tot de prins op het witte paard langskomt, is een achterhaalde gedachte, meent Gerda. Die opvatting wordt gedeeld door de vader van Marijkes beste vriendin, die zegt ‘dat een meisje in deze tijd voor zichzelf moet zorgen’. Als Gerda Marijke ook nog verwijt dat ze op het geld van haar zusters teert, gaat Marijke op zoek naar een baantje. Ze belandt in een rusthuis, waar ze met haar opgeruimde en zonnige karakter de harten van de patiënten steelt. Een van de patiënten, een welgestelde oudere dame, vraagt haar zelfs voor een paar maanden mee te gaan naar Menton. Daar komt de ernstige kant van Marijke tevoorschijn. Ze leest haar patiënte voor uit Katherine Mansfield - de lievelingsschrijfster van Van Marxveldt - en ze beseft hoe
| |
| |
moeilijk het is om mensen met chronische pijnen te verzorgen. De indruk die de natuur op haar maakt, haar periodieke eenzaamheid en het besef dat haar patiënte haar nooit als gelijke zal behandelen, ook al stelt deze haar steeds voor als ‘ma petite amie’, maken dat Marijke op een gegeven moment haar voorlopige verbintenis met een rijke student uit Leiden verbreekt - een student die nogal wat trekken gemeen heeft met Jo's vriend Laurie, met wie ook Jo weigert te trouwen. Ruut is net als Laurie knap, vrolijk, bij tijd en wijle driftig, roekeloos, verwend, frivool, aanstellerig en onverantwoord; geen jongen kortom bij wie Marijke zich als meisje zonder geld en status, maar met een bijna kinderlijk gevoel voor rechtvaardigheid thuis voelt. Marijke keert aan het einde van de zomer naar haar rusthuis terug. Op de laatste bladzij, bijna letterlijk de allerlaatste, redt Jan, de zoon van de oude dame, Marijke van haar bestaan als onderbetaalde ziekenverzorgster. Hij verklaart haar zijn liefde, en ze verloven zich. Hoe Jan eruitziet, komen we nauwelijks te weten, maar net zo knap en aantrekkelijk als de rijke student is hij niet. Hij is leraar, net als Jo's Duitse professor uit Little Women, en al even degelijk. Een opwindende toekomst staat Marijke niet te wachten. Jan laat haar weten dat hij op zoek gaat naar een betrekking in een rustige provinciestad en dat hij zijn moeder naar diezelfde stad zal laten verhuizen. Moeder zal, zegt hij, alsof hij Marijkes toekomst daarmee van een gouden randje voorziet, zeker moeten wennen: moeder zal altijd een beetje jaloers op zijn vrouw blijven.
Spanningen volop dus in de Marijke-serie, en al evenveel eigen keuzes. Spanningen tussen Marijkes fantasieën aviatrice te worden en de bittere noodzaak om geld te verdienen. Spanningen in de omgang met mensen die uit een welgestelder milieu komen dan zij. De lastige keuze tussen degelijk zijn of zich in het mondaine leven storten. En hoewel Marijke, net als alle andere Van Marxveldt-heldinnen, kiest voor het huwelijk in plaats van een zelfstandig bestaan, lijkt een happy end niet voor haar weggelegd te zijn. De plannen van Jan lijken immers eerder nieuwe conflicten op te roepen dan eeuwige rozengeur en manenschijn.
| |
Bonus
Terug naar de vraag van het nut en de noodzaak van een biografie van Cissy van Marxveldt.
Jeugdboeken, zegt Helma van Lierop, zijn belangrijk voor opgroeiende meisjes. Ze bieden ‘literaire ondersteuning [...] in hun proces van volwassen worden’. Goede meisjesboeken laten de hoofdpersonen niet alleen eigen keuzes maken, maar bieden ook, in plaats van pasklare antwoorden, mogelijkheid tot reflectie: ‘De auteur moraliseert niet, maar biedt de lezer en zichzelf de kans door middel van een eigen, literaire verwerking van het thema, te reflecteren op bestaande kennis en ervaringen.’
Dit effect verschilt niet wezenlijk van de werking van een goede roman voor volwassenen, wat Van Lierop ook zelf zegt. Maar nog belangrijker: dat is ook wat filosofen als Maurice Merleau-Ponty en Martha Nussbaum betogen. Goede romans, zeggen die, leggen de complexiteit van de werkelijkheid bloot; ze geven ons voorbeelden van concrete problemen en helpen ons bij het vellen van ethische oordelen. De beste verhalen zijn antidota tegen normen en waarden die de werkelijkheid opgedrongen
| |
| |
worden; ze laten zien dat het leven nooit alleen logisch en rationeel kan zijn.
Geldt dat alles niet ook voor een goede biografie? Ook die maakt duidelijk hoe complex een mensenleven is, en ook die lezen we om ons oordeelsvermogen te vormen. Als je begrijpt hoe en waarom iemand tot bepaalde beslissingen komt, helpt dat zin te geven aan je eigen leven. In het geval van Van Marxveldt kun je je afvragen waarom ze, net als de hoofdpersoon van A Child in Time van Ian McEwan, jeugdboeken publiceerde, hoewel ze eigenlijk voor volwassenen wilde schrijven. Daardoor is ze nooit een schrijfster als Katherine Mansfield geworden, wat haar droom was. En waarom brak ze uit het Friese milieu van haar jeugd, maar bleef ze steken binnen de veilige wanden van het Amsterdamse middenklassebestaan? Aan de andere kant: ze trouwde met een joodse Amsterdammer in een tijd waarin joden geen lid mochten worden van de tennisclub in het Vondelpark, en ze weigerde lid te worden van de Kultuurkamer, waardoor ze in de laatste jaren van de oorlog nauwelijks rond kon komen.
Complexiteit te over dus, zowel in Van Marxveldts boeken als in haar leven. Dat die boeken in hoge mate autobiografisch zijn, staat vast. Een biografie van Van Marxveldt kan daarom inzicht geven in de keuzes die Van Marxveldt in haar eigen leven maakte, en de keuzes die ze haar lezers aanreikte. Bovendien kan een boek over haar laten zien tot welke generatie ze hoorde, en hoe die haar én haar lezers beïnvloedde. Ook voor Van Marxveldt geldt wat Nicola Beauman over romans van vrouwen uit het interbellum schreef: ‘De “damesroman” tussen de beide wereldoorlogen werd meestal geschreven door vrouwen uit de middenklasse voor vrouwen uit de middenklasse. Romanschrijvers schreven voor vrouwen die hetzelfde soort leven leidden als zijzelf.’
De bonus is dat het beschrijven van Van Marxveldts leven bij kan dragen tot de acceptatie van het genre van meisjesboeken als jeugdboeken, die daardoor voor een breed publiek toegankelijk worden. Het mooiste zou zijn als een biografie van Van Marxveldt duidelijk kan maken waarom de emancipatie van Nederlandse vrouwen, net als de ontwikkeling van Van Marxveldt en haar heldinnen, altijd beperkt is gebleven, altijd zo ‘tot hier en niet verder’. Als dat een te ambitieuze onderneming zou blijken, zal die biografie in elk geval helpen het Nederlandse cultuurgoed te bewaren. Dat is vooral belangrijk voor jongens die denken dat ze geen meisjesboeken hoeven te lezen. Want jongens kunnen uitgroeien tot mannelijke historici en letterkundigen, die niet alleen tot hun eígen schade en schande nog veel te vaak menen dat Joop ter Heul en Een zomerzotheid geen plaats hebben binnen de canon.
| |
Literatuur
Nicola Beaumann, A Very Great Profession. The Woman's Novel 1914-1939 (Londen, Virago Press 1983) |
Hans Goedkoop, ‘Een morele schijnbeweging. De biografie van een joods meisje als onderzoek naar de shoah’, in De vele gezichten van Anne Frank (Amsterdam/Antwerpen, De Prom 2003) |
Helga van Lierop, ‘Normen en waarden in meisjesliteratuur. De herwaardering van een genre’, in Het paard van Troje. Niet-schoolse teksten in het onderwijs (Den Haag, nblc Uitgeverij 1993) |
Mary Saxton, Louisa May Alcott. A Modern Biography (Farrar, Strauss and Giroux 1995) |
Berteke Waaldijk, ‘Anne Frank lezen als een vrouw’, in De vele gezichten van Anne Frank (Amsterdam/Antwerpen, De Prom 2003) |
|
|