| |
| |
| |
Uiteindelijk zijn we allemaal atomen
Twee biografische films
Rob van Essen
Onlangs verschenen twee films over kunstenaars in de bioscopen die niet meer van elkaar hadden kunnen verschillen. Grote, beeldvullende gebaren tegenover een figuurtje dat ergens onder in beeld door een bos struikelt.
Kunstenaars zijn gepijnigde, gekwelde, geïnspireerde en innemende armoedzaaiers die 's nachts over natte, glimmende Parijse straten naar huis wankelen terwijl ze zo nu en dan een fles wijn aan de mond zetten. Tenminste, als we afgaan op Modigliani van Mick Davis. Dat er in 2005 nog een film over kunstenaars wordt gemaakt waarin geen enkel romantisch cliché uit de weg wordt gegaan, is eigenlijk onvoorstelbaar. De Italiaanse schilder Amadeo Modigliani (1884-1920) vestigde zich in het begin van de twintigste eeuw in Parijs; hij werd beroemd door zijn schilderijen van langgerekte vrouwen. De film concentreert zich op zijn relatie met zijn favoriete model Jeanne Hébuterne (gespeeld door Elsa Zylverstein) en zijn rivaliteit met Picasso (Omid Djalili). Modigliani zelf wordt gespeeld door Andy Garcia, die ook als medeproducent op de aftiteling staat.
Volgens de clichés die de makers hanteren zijn kunstenaars geen rationele personen. Ze denken niet na over hun kunst, ze verdiepen zich niet in hun voorgangers en tijdgenoten. Ze ontwikkelen geen ideeën, maar zijn instinctief reagerende wezens die opeens geïnspireerd kunnen raken; dan gaan ze als razenden aan het werk en zetten in één sessie een schilderij op het doek. Als het af is slepen ze zich uitgeput naar de kroeg.
Geen wonder dat je door zo'n film niets wijzer wordt over Modigliani en de kunstenaars uit zijn omgeving. Instinctief reagerende wezens kun je niet analyseren, die kun je alleen maar laten zien. En daar zijn ze dan. 's Nachts, als de gewone mensen slapen, dansen ze dronken op straat. Ze praten altijd met stemverheffing. Ze kennen rijke Amerikaanse erfgenames die niet met een hond rondlopen, maar met een geit. Als zo'n rijke erfgename ruzie met een kunstenaar heeft, pakt ze een geweer en neemt ze hem op een terras onder vuur. De andere kunstenaars op het terras lachen toegeeflijk als ze van de eerste schrik bekomen zijn; die rijke Amerikaanse erfgena- | |
| |
mes toch! Kunstenaars hebben rommelige ateliers met een ongelapte glasgevel op het noorden voor het beste licht, maar ze schilderen alleen 's nachts, bij het licht van een in een fles gestoken kaars. En kijk eens naar Modigliani zelf. Jeanne, zijn model, heeft een kind van hem. Haar vader moet natuurlijk niets van zo'n kunstenaar hebben, en verbiedt Modigliani de omgang met zijn eigen kind. Wat doet die dekselse Modigliani? Hij neemt het hoofd van de man tussen zijn handen en kust hem vol op de mond. Zo pakken wij de bourgeoisie aan! Ach, die kunstenaars. Ze sterven jong - als ze sympathiek zijn, tenminste.
| |
Gaasdoekje
Eigenlijk is ‘Modigliani’ een verzameling acteerprestaties van acteurs die denken dat het maken van kunst (niet alleen de kunst van de kunstenaars die ze uitbeelden, maar ook hun eigen acteren) gepaard gaat met grote gebaren. Zelfs de schilderijen in de film zijn niet echt. Ze zijn speciaal voor de film vervaardigd, en zo slecht dat je je niet kunt voorstellen dat de kunstenaars in kwestie ooit beroemd zijn geworden. In het geval van Modigliani hebben deze speciaal voor de gelegenheid gemaakte schilderijen het ‘voordeel’ dat zijn geschilderde vrouwen allemaal sprekend lijken op de actrice die Jeanne speelt - iets waardoor die schilderijen meteen tot anekdotes worden gereduceerd.
De film is een aaneenschakeling van misverstanden. Uiteindelijk blijkt het niet eens over kunst te gaan, maar over liefde. Het verhaal is opgezet als een raamvertelling. In de eerste scène kijkt ‘Jeanne’ ons recht in de ogen en vraagt of we wel eens zo veel van iemand hebben gehouden dat we voor die ander wilden sterven. Als Modigliani uiteindelijk is overleden richt ze zich weer tot ons. Ze heeft het over liefde, vraagt om vergeving en werpt zich ruggelings uit het venster. Een toepasselijk einde voor een raamvertelling, maar de kijkers vragen zich ondertussen wel af wat zij met deze overdaad aan emotie aan moeten. En dan hebben we het nog niet eens gehad over de dramatische belichting, de langzaam blauw kleurende digitale sneeuw en de soundtrack (quasi gregoriaans gezang met een housebeat). Even hoop je nog dat het allemaal heel doortrapt is en dat je naar ‘Monty Python's Life of Modigliani’ zit te kijken, maar nee, het is allemaal wel degelijk serieus bedoeld.
Toch bevat de film één klein element dat authentiek aandoet. Zodra Modigliani zijn laatste adem uitblaast, wordt er door een bevriende kunstenaar een dodenmasker van hem gemaakt. Je ziet die dodenmaskers wel eens op foto's, maar hoe gaat het maken ervan eigenlijk in zijn werk? Geeft dat nou geen enorm geklieder met al dat gips, en raakt het gezicht van de overledene er niet door beschadigd? Wat blijkt - ze leggen eerst een dun gaasdoekje over het gezicht, en pas dan gaan ze met gips in de weer. Toch nog wat geleerd.
| |
Het bos in
In ‘Last Days’ van Gus van Zant gebeurt helemaal niets. De film gaat over de laatste dagen van een zekere Blake, een man tussen de twintig en dertig, die ronddwaalt in en om een vervallen landhuis waar ook nog een paar andere mensen bivakkeren. Uit de summiere informatie die gedurende de film wordt gegeven blijkt dat Blake een rockster is, die zichzelf uit een ontwen-
| |
| |
Andy Garcia als Amadeo Modigliani
ningskliniek heeft ontslagen en aan de vooravond van een nieuwe tournee staat. Het gaat niet goed met hem. Hij loopt wankelend en mompelend rond, met zijn hoofd naar beneden. Soms speelt hij met een geweer, soms met een gitaar. Aan het einde van de film wordt hij levenloos aangetroffen in het tuinhuis.
Gus van Zant heeft er geen geheim van gemaakt dat ‘Last Days’ zijn visie is op de laatste dagen van Kurt Cobain, de leadzanger van Nirvana, die in 1994 zelfmoord pleegde. Hoofdrolspeler Michael Pitt heeft zich voor de gelegenheid dan ook het uiterlijk van Cobain aangemeten. Zijn gezicht gaat schuil achter piekerig, halflang blond haar, hij heeft een baardje van drie dagen en draagt afgetrapte schoenen en gehavende truien. Wel ziet hij er iets te gespierd en gebruind uit voor iemand die niet heel goed voor zichzelf kan zorgen.
Als Blake in de film gewoon Kurt Cobain had geheten, zou je uiteraard anders naar de film kijken. Je zou afgeleid worden door vragen als: zag dat huis waarin hij overleed er op foto's niet heel anders uit, hebben die telefoontjes echt plaatsgevonden, en heeft hij de dag voor hij stierf echt een colporteur van de Gouden Gids te woord gestaan? Door de hoofdfiguur Blake te noemen heeft de regisseur al die vragen naar de achtergrond gedrongen. Helemaal verdwijnen doen ze niet, maar ze laten wel ruimte vrij voor waar het echt om gaat: het laten zien van de leegte en ontreddering van een rockster die eigenlijk niet meer verder kan. Juist door zich een stap van Kurt Cobain te verwijderen, kunnen we hem, omdat er veel banale vragen wegvallen, dichter benaderen dan in een ‘normale’ biografische film mogelijk zou zijn. Hij wordt minder ‘Kurt Cobain’; hij wordt een normaler mens, zonder voetstuk of reputatie, iemand die je op straat ziet lopen en niet herkent. Het is een vreemde paradox: juist door hem te veralgemeniseren en te anonimiseren komt de hoofdpersoon dichterbij dan ooit. Waar ‘Modigliani’ op allerlei gebied de plank
| |
| |
volledig missloeg, zegt deze film alleen al door deze constructie iets over kunst en de werking ervan.
‘Modigliani’ zou een verfilmde biografische roman kunnen zijn, ‘Last Days’ doet iets wat een biografie niet kan. Door zich op een paar dagen te concentreren geeft de film een beeld van het alledaagse, van de niet-gebeurtenissen tussen de gebeurtenissen door. Natuurlijk zouden deze niet-gebeurtenissen ook beschreven kunnen worden. Maar in de mededeling ‘in de dagen voor zijn dood maakte hij lange wandelingen door het bos’ fungeert de hoofdpersoon nog steeds als handelend middelpunt. Door te laten zien hoe hij ergens onderin beeld tussen de bomen doorstruikelt, maak je in één keer duidelijk dat er van een handelend middelpunt geen sprake is en dat de echte hoofdrol in deze scène is weggelegd voor het bos, waarin de wandelaar een toevallige passant is.
Zelfs als het personage Blake op een gegeven moment rondloopt in de muziekkamer van het landhuis, valt hij bijna weg tegen de instrumenten en het meubilair. Maar wanneer hij een gitaar pakt en ineengedoken op een stoel begint te zingen, zitten we opeens in de ontroerendste scène van de film. Door dit statische en terloopse karakter waarop het in beeld gebracht wordt, komt die ontroering des te harder aan. Blake zingt aarzelend en schurend een nummer dat nog niet af is, waarvan hij de woorden kwijtraakt en dat sprekend op een onvoltooid nummer van Nirvana lijkt. Larmoyant, grotesk en met iets geniaals, juist omdat het niet af is: het kan nog alle kanten op. Net als het schilderwerk uit ‘Modigliani’ is het onvoltooide nummer dat Blake zingt speciaal voor de film vervaardigd - door Lukas Haas, die in de film een van de vrienden van Blake speelt. Maar waar die schilderijen de afstand alleen maar vergroten, kom je in deze scène dichter bij Cobain dan op welk moment van de film dan ook. Het zou een beeld uit een documentaire kunnen zijn. Dit is ook het moment van de film waarop je het meest aan het interpreteren slaat. Dat je je laat ontroeren door dit toch ook puberale nummer, komt natuurlijk ook doordat je weet dat het nooit voltooid zal worden omdat Blake straks doodgaat. Je realiseert je ineens hoeveel er verloren is gegaan toen Cobain zich door zijn hoofd schoot. Aan de andere kant zien we niets meer dan een wat verwarde muzikant die met een nieuw nummer worstelt. De kans is vrij groot dat eerdere nummers die wel op cd terechtkwamen op soortgelijke wijze en onder soortgelijke omstandigheden zijn ontstaan.
| |
Elckerlijc
‘Last Days’ laat zien dat je door middel van film een beeld van een persoon kan geven op een manier waarop een biografie dat niet kan. Dat het over de laatste dagen van de hoofdpersoon gaat, doet, als we eenmaal over onze ontroering over de scène in de muziekkamer heen zijn, niet eens zoveel ter zake. Het geeft de film extra lading, uiteraard, maar afgezien van de dood op het einde, zou de film ook over de tijd tussen twee tournees kunnen gaan - hij zou bij wijze van spreken ook ‘Days’ kunnen heten. Een film die bijvoorbeeld een paar dagen uit het leven van Albert Einstein behandelt, zou er niet eens heel anders uit hoeven zien, zelfs als hij zou gaan over de dagen waarin Einstein de relativiteitstheorie vervolmaakt. (Einstein leest de krant, drinkt koffie, schrijft een brief aan een collega, loopt een
| |
| |
beetje afwezig rond - het enige verschil met Blake uit ‘Last Days’ zou zijn dat Einsteins afwezigheid niet door depressie of ontwenningsverschijnselen, maar door diep nadenken wordt veroorzaakt.) Elk leven leent zich voor zo'n behandeling. Hoe meer je inzoomt op het dagelijkse bestaan, hoe gelijkvormiger onze belevenissen worden. Als je maar ver genoeg inzoomt lijken we allemaal op doelloos bewegende atomen.
Toch wordt met deze film geen veelbelovend nieuw genre ingeluid. Als er meer van dergelijke films werden gemaakt, zou het gegeven (Een dag uit het leven van...) al gauw tot een gimmick uitgroeien. ‘Last Days’ lijkt voorbestemd een unieke, paradoxale film te blijven, met een zekere Blake als een soort Elckerlijc, die tegelijkertijd Kurt Cobain is. Daarom is het een anticlimax als de aftiteling meldt dat de film gebaseerd is op het leven van Kurt Cobain. Bovendien blijkt aan het einde van de aftiteling dat de film ook nog eens aan hem is opgedragen. Zo wordt de film achteraf toch bijna weer gereduceerd tot een normale biografische exercitie. Het zou beter zijn als de naam van Cobain nergens in de film werd genoemd.
‘Modigliani’ (VS, 2005) Regie: Mick Davis. Met Andy Garcia, Elsa Zylverstein, Omid Djalili, Udo Kier |
‘Last Days’ (VS, 2005) Regie: Gus van Zant. Met Michael Pitt, Lukas Haas, Asia Argento |
|
|