| |
| |
| |
Mens en tijdgeest
Drie biografieën van Friedrich Schiller
Jessica Nash
Op 9 mei 1805 stierf een dichter die ook in zijn tijd al een internationale beroemdheid was: Friedrich Schiller. In zijn tweehonderdste sterfjaar bogen drie biografen zich over leven en werk van de dichter en denker die vrijheid boven alles stelde.
Op 5 mei 1802 ontving Friedrich von Schiller de koopakte van wat zijn laatste huis zou zijn. Het in late barokstijl opgetrokken pand stond aan de Esplanade in Weimar, en combineerde al het gemak en comfort van een huis in de stad - het lag niet alleen dichtbij het hoftheater, maar ook bij het huis van Johann Wolfgang von Goethe aan de Frauenplan - met de voordelen van een landhuis: uitgestrekte tuinen, weinig verkeer en een groene omgeving. Het was een statige woning, geschikt voor een man van Schillers formaat. Tegenwoordig is er het Schillermuseum gehuisvest; de Esplanade is herdoopt in Schillerstrasse.
In 1799 had Schiller de universiteitsstad Jena verlaten. Daar had hij tien jaar lang een onsuccesvolle academische carrière geprobeerd te combineren met een steeds productievere literaire loopbaan. Op verzoek van Karel August, de hertog van Saksen-Weimar, die al geruime tijd zijn beschermheer was, keerde hij terug naar de hoofdstad van het hertogdom. Toen hij het huis op de Esplanade betrok, was de toneelschrijver, dichter, historicus en filosoof tweeënveertig jaar oud, en had hij het grootste deel van zijn oeuvre al geschreven. Zijn eerste succesvolle uitstapjes naar de toneelkunst - Die Räuber (1782), Fiesko en Kabale und Liebe (beide uit 1784) en Don Carlos (1787) - werden gevolgd door een periode van historisch en filosofisch onderzoek. Resultaat van dit onderzoek waren epische werken als Geschichte des Abfalls der vereinigten Niederlande von der Spanischen Regierung en Geschichte des Dreissigjährigen Krieges. In 1796 had Schiller zich weer op het theater gericht en was hij begonnen aan de Wallenstein-trilogie, die in 1799 in première ging en zo'n grote indruk op zijn hertog maakte, dat het leidde tot de uitnodiging om zich weer in Weimar te vestigen. Maria Stuart en Die Jungfau von Orleans volgden respectievelijk in 1800 en 1801; ze trokken overal volle zalen, van Leipzig tot
| |
| |
Hamburg en Berlijn, en vestigden Schillers reputatie als de belangrijkste toneelschrijver van zijn tijd. De gedrukte versies van zijn stukken gingen in ongekende aantallen over de toonbank - achtduizend exemplaren van Wallenstein, vijfenvijftighonderd van Die Jungfrau von Orleans - en raakten al snel uitverkocht.
In mei 1802 was Schiller een van de best betaalde toneelschrijvers van het Duitse taalgebied, hoewel hij nooit genoeg zou verdienen om zijn vele wensen te kunnen vervullen. Door zijn huwelijk had hij zich aan een adellijke familie verbonden, en hij was de vader van drie kinderen. In 1804 zou er nog een vierde bij komen. Schiller was bevriend geraakt met Goethe, en wat nog veel belangrijker was, Goethe was bevriend geraakt met hem. Mannen als Goethe, Alexander von Humboldt, August Wilhelm Schlegel en Johann Gottlieb Fichte waren wekelijks bij Schiller en zijn vrouw te gast. Hij was op het toppunt van zijn roem, en had nog maar drie jaar te leven.
| |
Makelaar Von Goethe
In het museum aan de Schillerstrasse in Weimar wordt de bezoeker verteld dat Schillers familieleden na zijn dood op 9 mei 1805 in hun huis konden blijven wonen ‘dankzij zijn nauwkeurige planning wat betreft werk en huishouden’. In werkelijkheid werd Schiller - hoewel hij naar huidige maatstaven zeker een workaholic genoemd mag worden - voortdurend geplaagd door geldgebrek. Om het huis aan de Esplanade te kunnen kopen, was hij afhankelijk van de welwillendheid van zijn vriend en uitgever Johann Friedrich Cotta, die hem de aanbetaling van 2600 florijnen voorschoot. Zijn schoonmoeder was goed
Friedrich Schiller, 1795
voor de aanvullende 600 florijnen. Schiller leende de rest, waardoor hij zich ervan verzekerde dat hij als schuldenaar zou sterven. Een extra financiële belasting was zijn zomerhuis in Jena. Toen Goethe voor zaken in Jena moest zijn, bood hij aan de sleutels mee te nemen en het huis aan potentiële kopers te laten zien. Het werd al gauw verkocht, zij het met verlies. Dat Goethe Schiller aanbood om als makelaar te fungeren - een nogal prozaïsche bezigheid voor die andere grote Duitse toneelschrijver - laat zien hoe hecht hun vriendschap was geworden sinds ze in de zomer van 1794 officieel was begonnen.
Cotta en Goethe waren meer dan alleen maar vrienden in nood; ze waren centrale factoren in de veranderingen die in Schillers werk optraden. In de drie biografieën die naar aanleiding van Schillers sterfjaar verschenen zijn nemen ze dan ook een belangrijke plaats in. Zowel Sigrid Damm in Das Leben des Friedrich Schiller als Eva Ge- | |
| |
sine Baur in ‘Mein Geschöpf musst Du sein’: Das Leben der Charlotte Schiller probeert Schillers leven te beschrijven zoals hij het van dag tot dag leidde, en concentreert zich op de persoonlijke aspecten van Schillers relaties met zijn uitgever en zijn vakbroeders. Rüdiger Safranski wil in Friedrich Schiller oder Die Erfindung des Deutschen Idealismus de invloed weergeven van Schillers leven op zijn tijd. Safranski besteedt veel aandacht aan de literaire en historische implicaties van deze vriendschappen. Hoewel alle drie biografen putten uit dezelfde schat aan primaire bronnen - inclusief de tweeëntwintighonderd brieven van Schiller waarover we momenteel nog beschikken - haalt elk van hen de tekst door een eigen zeef om óf Alltag, óf Epoche weer te geven. Voor het grootste gedeelte slagen ze in hun opzet. Damm en Baur brengen Schiller tot leven; Safranski herschept de toenmalige tijdgeest. De biografie van Schiller waarin het persoonlijke en het professionele leven, de mens en het tijdperk, tot een eenheid worden gesmeed, moet echter nog geschreven worden.
| |
Een onverwacht licht
Damm geeft meteen in het begin al toe dat ze Schiller een moeilijk onderwerp vindt. Zijn idealisme is afstotelijk en pompeus. Ze aarzelde om aan het project te beginnen. ‘Ik denk erover om over Friedrich Schiller te schrijven,’ schrijft ze in het begin van haar biografie, die als ondertitel ‘A Walk’ meekreeg. Het boek is inderdaad een wandeling langs de locaties van Schillers dagelijkse bestaan, en bijna geheel gebaseerd op de grote hoeveelheid correspondentie van Schiller. Schijnbaar zonder enige moeite (maar helaas ook zonder enige verantwoording) verwerkt ze fragmenten van deze brieven, soms niet groter dan twee of drie woorden, in haar eigen proza. Haar staccatoachtige, impressionistische stijl biedt tegenwicht aan zijn vloeiende, uitbundige idioom. Het is alsof Damm en Schiller over een kloof van twee eeuwen heen samen aan het boekwerken.
De Schiller van Damm is een dromer, een verkwister, een man die sinds zijn jeugd boven zijn stand leeft en de rest van zijn leven door schulden gekweld zal worden. Hij verspilde zuurverdiende maar schamele voorschotten aan mooie kleren en snuiftabak, en reisde uitsluitend met de snelle, dure ‘Extrapost’-koets, de achttiende-eeuwse versie van eersteklasvervoer. Zoals alle gokverslaafden wist hij zeker dat hij binnenkort zijn grote slag zou slaan - alleen gokte Schiller op zijn eigen artistieke succes. Toen dat succes met Die Räuber inderdaad kwam, was de opbrengst ternauwernood genoeg om zijn levenswijze te bekostigen. Dat hij tien jaar lang geen ‘frivool’ toneel schreef, kwam deels door economische overwegingen: non-fictie betaalde meer. ‘Van alle vakken’, schreef hij, ‘is Geschiedenis [...] het meest geschikt om als basis voor mijn “economische schrijfarbeid” te dienen.’
Het kwam Schiller en zijn jonge gezin goed uit dat in mei 1794 een oude schoolvriend hem voorstelde aan de negenentwintigjarige uitgever Cotta, erfgenaam van een familiebedrijf dat al 135 jaar boeken uitgaf. Damm concentreert zich op de praktische gevolgen die deze ontmoeting had voor Schillers situatie: ‘In Cotta ontmoet Schiller een uitgever, die zijn eisen wat betreft honorarium steeds accepteert, die hem geld schenkt en hem bovendien in de winst van afzonderlijke werken laat delen. Hij
| |
| |
heeft aan hem een solvabele, ruimdenkende uitgever, die een levenslange vriend zou worden.’ Cotta verschafte Schiller en zijn gezin niet alleen financiële zekerheid, hij bood ook aan geld voor te schieten voor een ambitieus project: Schillers literaire maandblad Die Horen. De plannen voor dat blad gaven Schiller op zijn beurt een reden om in juli 1794 Goethe te benaderen, na hem verscheidene jaren uit de verte bemind én gehaat te hebben. Damm wijst erop dat Schiller de vriendschap die zich tussen hen ontwikkelde later zou omschrijven als ‘het mooiste wat hij in zijn hele leven had bereikt’. Ze selecteert met zorg regels uit de correspondentie die aan passages uit liefdesbrieven doen denken, waardoor ze de indruk wil wekken dat Schiller zijn oudere collega het hof maakte. De vriendschap tussen hen beiden schildert ze als emotioneel bevredigend en als iets waartoe Schiller om persoonlijke redenen het initiatief nam: ‘Over veel dingen waarover ik het met mezelf niet eens kon worden, heeft de zienswijze van uw geest (want zo mag ik de totaalindruk die uw ideeën op mij maken wel noemen) een onverwacht licht in mij ontstoken.’
| |
Rechtschapen mannen
Had de idealist Schiller zijn eigen bijbedoelingen toen hij Goethe benaderde? Volgens Safranski wel. Schillers volwassen leven was doordrenkt met de idealen van de Franse Revolutie; zijn handelingen en creaties werden geheel en uitsluitend gemotiveerd door de jacht op vrijheid. Hij zag het Horen-project als zijn kans om een ‘culturele natie’ te stichten, als substituut voor de politieke natie die door de Franse revolutionairen was omhelsd. Waar het verder ook nog toe mocht leiden, het contact met Goethe zou in ieder geval een hoger doel dienen.
Safranski's biografie, die de indruk wekt van een bij het haardvuur verteld verhaal, is ook het verhaal van de gouden eeuw van het Duitse idealisme. Hij portretteert Schiller als de man die dat tijdperk uitvond. Zijn Schiller is een ‘publieke ziel’ die voortdurend ‘aan zichzelf werkte’, en leefde ‘alsof hij op de planken stond’. Safranski wijst ons erop dat Schiller dat leven door pure wilskracht wist te rekken tot ver na de fysieke houdbaarheidsdatum.
Het idealisme van Schiller kan als volgt worden samengevat: dingen veranderen in plaats van door hen veranderd te worden. Schijnbaar alledaagse handelingen en gebaren werden daarom uitvergroot tot baanbrekende gebeurtenissen.
De relaties die in de zomer van 1794 tot stand kwamen, waren volgens Safranski belangrijk vanwege hun professionele en historische gevolgen. Aanvankelijk had Cotta Schiller gecontracteerd om twee bladen te redigeren: een dagelijks verschijnende politieke krant - Cotta's favoriete project - en het literaire maandblad; iets wat Schiller al lang graag wilde. Maar twee weken nadat hij zich schriftelijk aan beide projecten had verbonden, kwam Schiller terug op zijn belofte om de krant te redigeren. Hij verklaarde zijn verandering van gedachten met een beroep op zijn slechte gezondheid: het was beter om de energie die hem nog restte op het esthetische tijdschrift te richten, een verzameling van ‘de knapste koppen van het land’. ‘Ons tijdschrift moet baanbrekend zijn’, een blad dat ‘de gehele lezerswereld aanspreekt’, verklaarde Schiller. Bijna tweeduizend lezers schreven in op de nummers van de eerste jaargang. Al
| |
| |
gauw telde het beginnende tijdschrift de beste en bekendste schrijvers onder zijn medewerkers: Schlegel, wiens broer Friedrich was geweigerd, de gebroeders Wilhelm en Alexander von Humboldt, Johann Gottfried von Herder, Johann Gottlieb Fichte en Friedrich Hölderlin. De laatste had Schiller gesmeekt om mee te mogen werken. De meest onmisbare medewerker van allemaal was natuurlijk Goethe.
Die Horen ging na drie jaar ten onder. Toen had het project zijn belangrijkste resultaat echter al geleverd: de vriendschap met Goethe, of, zoals Safranski het formuleert, ‘deze bijna mythische gebeurtenis van de Duitse geest’. In de brief aan Schiller waarin hij de uitnodiging aanvaardde om voor Die Horen te schrijven, had Goethe bekend dat hij wat zijn literaire productie betrof in een impasse was beland. Hij hoopte dat de innige omgang met dergelijke ‘rechtschapen mannen’ voor een heropleving van zijn scheppingskracht zou zorgen. Schiller hield zich op zijn beurt nog steeds bezig met geschiedenis en filosofie. Een paar maanden nadat hun correspondentie was begonnen, keerden beiden weer naar de poëzie en het toneel terug.
De gangbare opvatting is dat ieder van hen zijn creatieve tweede jeugd aan de ander te danken had. Safranski trekt deze lezing niet in twijfel. Hij verhaalt hoe Schiller bijna twee jaar van zijn leven wijdde aan het redigeren van Goethes Wilhelm Meister terwijl zijn eigen plannen voor Wallenstein in zijn bureaula lagen te verkommeren, omdat de indrukwekkende verbeeldingskracht van Goethe het zelfvertrouwen van de jongere schrijver aantastten. Goethe betaalde zijn vriend echter terug door hem met Wallenstein te helpen. ‘Ik voel me alsof ik boven mezelf uitgestegen ben, en dat is het resultaat van onze omgang,’ zou Schiller later schrijven. Goethe raadde hem aan Wallenstein in drie delen op te splitsen, waardoor het stuk in een theatergebeurtenis zou veranderen. Het werd Schillers grootste succes. Dat wil zeggen, tot Wilhelm Tell, dat bijna door Goethe was geschreven: hij was verscheidene jaren met het onderwerp bezig geweest eer hij het uiteindelijk in de winter van 1801 aan Schiller ‘schonk’. Safranski's reconstructie van de artistieke samenwerking wekt de indruk van eenrichtingverkeer - misschien niet helemaal in overeenstemming met zijn bedoelingen als biograaf: Schiller mag dan het tijdperk gevormd hebben, maar Goethe vormde Schiller.
| |
Een groot geschenk
De biografieën van Damm en Safranski eindigen met de dood van Schiller op 9 mei 1805. Voor de verdere ontknoping van het drama van vrijheid en vriendschap moeten we ons wenden tot Baur. Haar biografie van Charlotte Schiller, in feite de biografie van Friedrich door de ogen van zijn vrouw, schildert een ander beeld van de verafgode en onsterfelijk verklaarde schrijver. Zijn heldhaftigheid in tijden van ziekte? Niets meer dan achteloze verwaarlozing van zijn gezondheid. De beroemdste vriendschap in de geschiedenis van de Duitse literatuur? Uitsluitend te danken aan Lottes inspanningen en connecties aan het hof. En waarom stemde Geheimrat Goethe ermee in om voor Die Horen te schrijven? Omdat hij op deze manier in opdracht van de hertog de opruier en zijn trawanten in de gaten kon houden. Het neerhalen van heilige huisjes werkt soms verfrissend, maar hier gaat het in de meeste gevallen te ver.
| |
| |
Ook in haar naschrift over de vriendschap tussen Schiller en Goethe is Baur meedogenloos. Na Schillers dood, schrijft ze, stuurde Charlotte de brieven terug die Goethe aan Schiller had geschreven. De rouwende vriend was van plan hun correspondentie te publiceren en de royalty's te delen met Schillers gezin. Charlotte had het geld hard nodig. Maar Goethe deed niets met de brieven en uiteindelijk hielp niet hij maar Cotta het gezin uit de brand. Cotta bevrijdde het van de schulden die Schiller had nagelaten, en ontfermde zich over Lotte, de kinderen en zelfs het personeel.
Een onbevooroordeelde blik op de primaire bronnen rehabiliteert Goethe echter. Goethe heeft zijn brieven aan Schiller en Schillers brieven aan hem - 971 in totaal - in elk geval bewaard. Hij noemde ze zijn ‘grootste schat’ en bekende dat hij ze met veel plezier en grote bewondering las en herlas. Hij was ervan overtuigd dat ze eens beschouwd zouden worden als ‘een groot geschenk [...] dat de Duitsers, ja, ik mag wel zeggen de hele mensheid, aangeboden wordt’. In 1828 bood hij dit geschenk eindelijk aan Duitsland en de rest van de wereld aan. De correspondentie besloeg zes delen, en werd uitgegeven door Cotta.
Vertaling uit het Engels: Rob van Essen
| |
Literatuur
Eva Gesine Baur, ‘Mein Geschöpf musst Du sein’: Das Leben der Charlotte Schiller (Hamburg, Hoffmann und Campe Verlag, 2004) |
Sigrid Damm, Das Leben des Friedrich Schiller (Frankfurt am Main, Insel Verlag, 2004) |
Rüdiger Safranski, Friedrich Schiller oder Die Erfindung des Deutschen Idealismus (München, Hanser Verlag, 2004) |
|
|