| |
| |
| |
Tussen beest en gasfitter
Het raadsel Adolf Eichmann
Jos Perry
Sinds het proces tegen Adolf Eichmann in 1961 blijft de vraag of Eichmann een antisemiet was en zo ja, wat we ons daarbij moeten voorstellen, de gemoederen bezighouden. Volgens Hannah Arendt was Eichmann een doodgewone man die onder ongewone omstandigheden tot moordenaar geworden was; volgens anderen was hij een beest. In zijn biografie van Eichmann schetst David Cesarani een genuanceerder beeld.
De nacht van 31 mei op 1 juni 1962 was zijn laatste. Alles was gereed voor Eichmanns executie - behalve de galg. De man die er altijd trots op was gebleven dat de treinen naar de vernietigingskampen op tijd reden, moest nu zelf wachten. Met doodvonnissen en de voltrekking ervan had de staat Israël nog geen ervaring.
Niet alleen de executie, ook de crematie diezelfde nacht droeg een geïmproviseerd karakter. Het inderhaast gebouwde oventje diende maat één doel: Eichmanns resten verteren. De plaats, ergens in een boomgaard, was geheimgehouden. Het vuur brandde, maar er ging iets mis met de vork die het in een laken gewikkelde lichaam in de oven moest deponeten. Het lichaam rolde eraf en viel op de grond.
‘In het licht van de schijnwerpers en bij de felle gloed van de oven - het was een scène die niet zou hebben misstaan in de bossen bij Chelmno of de crematoria van Birkenau - deden mannen in uniformen hun best het lichaam weet op de ijzeren tanden te tillen en in het laaiende vuur te schuiven.’
Citaat uit David Cesarani, Eichmann. His Life and Crimes. Een betere ondertitel zou zijn geweest His Crimes and Trial. Want daarop concentreert zich Cesatani's studie. Het is niet de scholiet, de Wandervogel, de handelsreiziger, de echtgenoot, de vader of de amateur-violist Eichmann die Cesarani bezighoudt. Het is de nazi, de medeplichtige aan de massamoord op de Europese joden. Eichmann is 56 jaar oud geworden, maar deze biografie bestrijkt daarvan in hoofdzaak zo'n 16 jaar: 1933-1945 en 1960-1962, de jaren van het Derde Rijk en die van Eichmanns gevangenneming, proces en executie.
| |
| |
Ik zal de laatste zijn om de auteur daarvan een verwijt te maken. Eichmann is immers de belichaming geworden van het nationaal-socialisme in zijn moorddadigste aspect. Het was zijn proces dat hem bekender en beruchter maakte dan menigeen van zijn superieuren. Datzelfde proces ontketende een controverse die voortduurt tot op de dag van vandaag. En van die controverse doet Cesarani's biografie niet alleen verslag; ze maakt er zelf deel van uit.
| |
De gewoonheid van het kwaad
De beeldvorming over Eichmann, zijn proces en de nazi-misdaden in het algemeen is jarenlang goeddeels beheerst door één boek: Eichmann in Jerusalem. A Report on the Banality of Evil. Auteur was de Amerikaanse filosofe van joods-Duitse afkomst Hannah Arendt (1906-1975). Zij woonde het proces zelf bij - althans een stukje ervan, zoals Cesarani niet zonder venijn opmerkt. Zodra vaststond dat Eichmann in Jerusalem zou worden berecht, wilde zij erheen, als verslaggeefster.
Interessant was haar motief. In de jaren vijftig was zij beroemd geworden door The Origins of Totalitarianism. Daarin stelde zij het regime van de nazi's en dat van Stalin op één lijn. Totalitaire stelsels vonden volgens haar hun zuiverste uitdrukking in het concentratiekamp. Een grote rol in haar denken speelde de notie van het absolute kwaad, het kwaad dat elk begrip tart. Om die notie te testen ging zij in 1961 naar Jeruzalem.
Arendts eerste reactie toen ze Eichmann zag was dat hij ‘nicht einmal unheimlich’ was. Ze zag een pedante, ijdele, niet al te intelligente man, die eigenlijk niets demonisch had. Geen antisemitisch monster; eerder een ‘kleurloze gasfitter’. Die laatste typering is van Harry Mulisch. Ook hij woonde het proces bij, ook hij schreef er een boek over: De zaak 40/61. Een reportage. Net als Mulisch kreeg Arendt een hekel aan de openbaar aanklager Gideon Hausner. Deze sleepte alsmaar nieuw materiaal aan, zonder hard te kunnen maken dat het Eichmann belastte. Wat een overtuigende historische afrekening moest worden, dreigde te verzanden in steekspelletjes tussen juristen.
Arendt vroeg zich af wat ze er eigenlijk nog deed. Haar interesse herleefde toen ze ooggetuigen hoorde. Ze was onder de indruk van hun oprechtheid. De veelheid van getuigenissen en indrukken tot een synthese te brengen, lukte haar tijdens het proces nog niet. Maar met Eichmanns doodvonnis was zij het eens.
Oorspronkelijk was Arendt van plan over het proces één artikel te schrijven. Het werden er vijf, die ze bundelde in een boek. Uit brieven blijkt met hoeveel plezier ze eraan werkte. Ze genoot van het concrete, empirische, historische handwerk. Haast gegeneerd bekende ze Mary McCarthy dat zij het boek geschreven had in een staat van euforie. Na jaren worstelen met het probleem van het kwaad hielp het Eichmann-proces haar aan een nieuwe theorie; vanuit het empirisch materiaal drong zich als het ware een nieuwe evidentie aan haar op en dat gaf haar een kick.
Het gaat haar er niet om figuren als Eichmann vrij te pleiten. Wat zij betoogt is, dat een besef van goed en kwaad, dat onder normale omstandigheden zeer dwingend is, onder abnormale omstandigheden ‘overruled’ en uitgeschakeld kan worden, óók bij mensen zonder een verdorven karakter
| |
| |
of een aangeboren neiging tot wreedheid - kortom: bij iedereen.
| |
Een geest van nederigheid
Arendts artikelen riepen veel weerstand op. Vanuit Duits-joodse kring werd zelfs een poging gedaan publicatie in boekvorm te verhinderen. De ondertitel A Report on the Banality of Evil werkte op veel mensen als een rode lap op een stier. Of men de kwalificatie banaal nu betrok op de daders of op de daden - in beide gevallen maakte dat woord het onvoorstelbare een beetje voorstelbaar, een beetje gewoner; en dat was taboe.
Daar kwam nog iets bij. Arendt breidde de schuldvraag uit naar de rijen van de slachtoffers. Ze schreef over iets wat tijdens het proces volgens haar verdoezeld was: de omstreden rol van de joodse raden tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Van haar genuanceerde betoog maakten critici een karikatuur. Arendt waste Eichmann schoon; in plaats van bij Eichmann legde Arendt de schuld voor de massamoord bij de joden zelf. De kwestie liep hoog op. Een vooraanstaande Franse krant kopte zelfs: ‘Hannah Arendt, est-elle une Nazi?’
Een van de critici was haar vriend Gershom Scholem, president van de Israëlische Academie van Wetenschappen. Hij wilde spreken ‘in naam van de slachtoffers’ en hij verweet Arendt dat zij dit niet gedaan had. Namens wie sprak zij eigenlijk? Namens zichzelf, haar eigen inzicht. Dat kon helemaal niet! Het ging immers om een afrekening tussen het wereldjodendom vertegenwoordigd door de staat Israël, en het nazi-regime. Het Eichmann-proces was een verlengstuk van de oorlog. Aan genuanceerde beschouwingen was geen behoefte.
Ook nu de afstand in tijd tot de oorlog groter is geworden blijft Arendt voor velen een bête noire. Haar Eichmann-stellingen raken aan de uniciteit en de afgrondelijkheid van de holocaust, en daar mag je niet aan raken. De historicus Walter Laqueur heeft Arendt verweten dat zij zonder terughoudendheid oordelen uitsprak over situaties waarin zij zelf nooit verkeerd had. De Holocaust, aldus Laqueur, is een onderwerp dat je in een geest van nederigheid moet benaderen.
Voor de goede orde: het Eichmann-boek van Hannah Arendt is zeker niet vlekkeloos. Ze generaliseert te snel. Ook neemt ze te gemakkelijk aan dat Eichmanns verklaringen tijdens het proces een authentiek zelfportret opleveren. Toch is het boek beter dan zijn reputatie. Het is een indrukwekkend, scherpzinnig werk. Het is actueel gebleven - al is het dat op een andere manier dan Arendt bedoelde. Het speelt nog altijd een rol, niet als aanzet tot een nieuwe filosofische benadering van het kwaad, maar als omstreden studie over de geschiedenis van de Holocaust.
| |
Een polemische biografie
Gelet op deze rumoerige achtergrond ligt het voor de hand dat David Cesarani's Eichmann-biografie een polemische dimensie heeft. Dat blijkt al meteen in zijn inleiding. Hij wil mythes uit de wereld helpen. Eichmann was niet het product van een ongelukkige jeugd, geen rancuneuze mislukkeling en zelfs geen rabiate antisemiet - in elk geval niet op het moment waarop hij zich bij de nazi's aansloot. Maar een onbeduidend, vervangbaar schakeltje in de moordmachine was hij evenmin.
| |
| |
De vraag of Eichmann een antisemiet was en zo ja, wat we ons daarbij moeten voorstellen, is sedert het proces en Arendts boek een van de felst omstreden kwesties gebleven. Juist op dit punt wordt het nut van een biografische benadering zichtbaar. Cesarani's boek laat zien dat dit geen zaak is van een simpel ja of nee, en dat Eichmanns eigen verklaringen zowel in deze als bij andere aangelegenheden niet bij voorbaat als leugens of huichelarij hoeven te worden opzij geschoven. In de tijd en omgeving waarin Eichmann opgroeide waren negatieve stereotypen over joden vanzelfsprekend; als motief voor zijn aansluiting bij de nazi's hoeven ze geen rol van betekenis te hebben gespeeld. Daar komt nog iets bij. De overtuiging dat de joden als collectief vreemd waren en als vijand van het Duitse volk moesten worden beschouwd kon, zowel vóór als na 1933, heel wel samengaan met correct, wellevend gedrag tegenover individuele joden.
Cesarani citeert met instemming auteurs die, overigens al in 1967, stelden dat Eichmann niet persoonlijk antisemitisch was, maar het ‘antisemitisme als carrière koos’. Om het gechargeerd te zeggen; zijn jodenhaat radicaliseerde toen dat voor zijn werk en zijn promotiekansen nuttig en nodig was. Toen de Reichskristallnacht duidelijk maakte dat in het Derde Rijk tegen joden eigenlijk alles geoorloofd was, werd Eichmanns houding in zijn contacten met leiders van joodse gemeenschappen navenant arroganter en hondser. Na de Duitse inval in Polen verschoof het accent van gedwongen emigratie naar deportatie; Eichmanns ervaring met en bekwaamheid in het organiseren van ‘verplaatsing van bevolkingsgroepen’ leverde hem een promotie op. Toen in 1941 het accent opnieuw verschoof, nu van verplaatsing naar uitroeiing, wist hij - zijn scrupules - als hij die al had - snel te overwinnen. Dat zijn positie strikt genomen die van een ondergeschikte was, staat vast, maat dat ze hem genoeg ruimte liet voor ‘meedogenloos individueel initiatief’, werd al in 1961 door zijn rechters vastgesteld. Deze biografie bevestigt dat.
Opvallend in Cesarani's werkwijze is de evenwichtige manier waarop hij Eichmanns eigen verklaringen als bron gebruikt. Vooral tijdens zijn proces bleef Eichmann hardnekkig pogingen doen zijn aandeel in de massamoord te bagatelliseren. Toch was niet alles wat hij zei gelogen, benadrukt zijn biograaf. De Israëlische justitie veronderstelde te snel dat hij loog, haar beeld was vertroebeld. Dat kwam deels door de naar huidige maatstaven gebrekkige vroege geschiedschrijving over het Derde Rijk, deels door de doelstellingen en de ijdelheid van de openbare aanklager. Hoe schuldiger Eichmann, des te belangrijker het proces en des te stralender de ster van Hausner.
| |
Een man van onze tijd
Voldoende niveau om een standaardwerk over Eichmann en diens proces te worden heeft Cesarani's boek zeker. Een modelvoorbeeld van een ‘daderbiografie’ is het echter niet geworden. Daarvoor wordt het levensverhaal te zeer overwoekerd door polemiek. Cesarani heeft de verleiding niet kunnen weerstaan om, gewapend met de kennis die een halve eeuw holocaustonderzoek heeft opgeleverd, het Eichmann-proces nog eens over te doen. Hij is boos op Eichmann, begrijpelijkerwijs, maar sommige passages doen daardoor meer aan een requisitoir denken dan aan een biografie. Maar eigenlijk is hij nog bozer op Hausner,
| |
| |
Eichmann tijdens het proces in Jeruzalem
de openbaar aanklager die tijdens het proces in 1961 zoveel kansen liet liggen, er niets van begreep, er een janboel van maakte - en daardoor koren op de molens stortte van Arendt en Mulisch.
Als Cesarani iets aannemelijk maakt is het dat beide Eichmannen hebben bestaan: zowel de bureaucraat, nauwgezet tot op het pedante af, als de fanatieke nazi, trots op zijn cruciale rol in de massamoord. Het valt zelfs niet uit te sluiten dat ook de Eichmann die ‘zich ongemakkelijk voelde’ toen de nazi-top op genocide aankoerste, werkelijk heeft bestaan - zij het niet erg lang.
Hier raken we een cruciaal punt voor iedere biograaf het belang van chronologie. Cesarani heeft er een scherp oog voor en weet daardoor schijnbare tegenstrijdigheden op te lossen. Hij signaleert hoe veranderende omstandigheden de plooibare Eichmann deden radicaliseren. De emigratie-expert ontpopte zich mettertijd als ‘génocidaire’. Niet omdat hij een geboren sadist of een gevoelloze robot was, maar omdat het in de omgeving waarin hij carrière maakte, een aanvaardbare keus was geworden. Remmingen tegen moord, in het bijzonder op joden, waren misschien niet afwezig maar dan toch sterk verminderd. Iedereen die in vergelijkbare omstandigheden komt te verkeren, aldus Cesarani, zou precies zo kunnen handelen, ‘be it in a totalitarian state or a democracy’.
Met deze laatste vaststelling neemt Cesarani impliciet maar nadrukkelijk afstand van een auteur als Yaacov Lozowick, die overigens in Cesarani's dankwoord wordt genoemd. Lozowick, directeur van het archief van Jad-wa-Sjeem, verwijt Arendt dat zij het verschil tussen dictaturen en demo- | |
| |
cratieën negeert; democratische regeringen plegen immers geen genocide! Cesarani is op dit punt minder naïef. Hoewel ook hij zich tegen Arendt afeet, staat zijn eigen visie op Eichmann niet ver af van de hare. Je hoeft niet abnormaal te zijn, zegt hij letterlijk, om medeplichtig te worden aan volkenmoord. Terwijl hij als biograaf Eichmann in de context plaatst van zijn tijd en zijn omgeving, haalt hij hem daar aan het slot weer uit. Zonder mee te gaan met stellingen als ‘we zijn allemaal potentiële Eichmannen’, accentueert ook Cesarani 's mans gewoonheid.
Zoals in feite elke hedendaagse holocaust-onderzoeker, heeft hij een belangrijke intentie met Arendt gemeen. Hij wil niet alleen maar de stapels geleerd drukwerk over het verleden vermeerderen. Hij wil waarschuwen. Het Derde Rijk mag dan geschiedenis zijn en het communisme à la Stalin op sterven na dood, de Eichmannen blijven onder ons. ‘Eichmann appears more and more like a man of our time.’
| |
Literatuur
Hannah Arendt, Eichmann in Jerusalem. A Report on the Banality of Evil (London, Faber and Faber 1963) |
David Cesarani, Eichmann. His Life and Crimes (Londen, Heinemann 2004). Nederlandse vertaling: Eichmann. De definitieve biografie (Amsterdam / Antwerpen, Anthos / Manteau 2005); vertaling Servaas Goddijn |
Geraldien von Frijtag, ‘Een nieuwe taak. Het biografisch genre en de geschiedschrijving van de jodenvervolging.’ In: Biografie Bulletin 15/2 (zomer 2005), 27-35 |
Johannes Houwink ten Cate, De naam van de misdaad en de persoon van de schrijftafelmoordenaar (Amsterdam, Vossiuspers UvA 2003) |
Yaacov Lozowick, Hitlers Bürokraten. Eichmann, seine willigen Vollstrecker und die Banalität des Bösen (Zürich, Pendo 2000) |
Harry Mulisch, De zaak 40/61. Een reportage (Amsterdam, De Bezige Bij 1962) |
Elisabeth Young-Bruehl, Hannah Arendt. For Love of the World (New Haven / London, Yale up 1982). Nederlandse vertaling: Hannah Arendt. Een biografie (Amsterdam/Antwerpen, Atlas 2005); vertaling Hein Groen en Gijs Went |
| |
Noot over de Nederlandse vertaling
In 2005 verscheen Cesarani's biografie in Nederlandse vertaling: Eichmann. De definitieve biografie (Amsterdam/Antwerpen, Anthos/Manteau 2005; vertaling Servaas Goddijn). De keuze van de ondertitel is ongelukkig. ‘Definitief’ of niet, Cesarani's boek had een zorgvuldiger eindredactie verdiend. Silezië, door de auteur terecht gesitueerd in ‘south-eastern Germany’, is door de vertaler verplaatst naar het zuid westen van Duitsland (63). De Zwitserse plaats Sankt Margrethen heet in de vertaling Saint Margarethen (194). 1921, het jaar waarin vader Eichmann zijn zoon Adolf van school haalde, is 1929 geworden (32). Slordig zijn ook taalgebruik en spelling. Ernstiger is dat de vertaler af en toe niet heeft begrepen waarover het gaat. Doelend op de sinds Arendt gangbare tegenstelling tussen het beeld van de nazi als satan en het beeld van de nazi als bureaucraat, spreekt Cesarani van ‘the devil v. clerk dichotomy bequeathed by Arendt’ (419). In de Nederlandse versie lezen we: ‘De duivel versus de door Arendt nagelaten schrijversdichotomie’ (416). Hoe krijgt iemand het op papier?
|
|