maar ook voor hun wantrouwen tegen biografieën moet men begrip opbrengen. Want hoe gerespecteerd dit genre om een of andere reden ook is, de biograaf zoekt, niet minder dan de Story-verslaggever, naar bedgeheimen, ruzies en schandalen. Dat doet hij ook als hij een schrijver of een politicus tot onderwerp heeft, maar voor koningshuizen is dit thema extra gevoelig omdat hun troonaanspraken nu eenmaal zijn gebaseerd op de voortreffelijkheid van het voorgeslacht.
En dus blijven de deuren van het Koninklijk Huisarchief voor historici en biografen gesloten, met uitzondering van een enkeling aan wie de koningin en haar medewerkers hun vertrouwen hebben geschonken. Begrijpelijk, ja, maar of het verstandig is? De boeken worden tóch geschreven, desnoods zonder de archiefstukken - en het beeld van de gebiografeerde koning of koningin, prinsgemaal of prinses wordt er doorgaans niet gunstiger van. Uiteindelijk zijn ook de weinige onderzoekers die er wel in mogen, bij deze gang van zaken niet gebaat, want hun werk is niet te controleren en voldoet daarmee dus niet aan een belangrijk wetenschappelijk criterium.
Bedrijven hebben al ingezien dat openheid goed is voor hun naam, en stellen steeds vaker hun archieven open voor onderzoekers, ook als de onderneming geen brandschoon verleden heeft. Een voorbeeld is Shell, dat zelf het initiatief heeft genomen om zijn bedrijfsgeschiedenis te laten vastleggen, hoewel de betrokkenen zich ervan bewust zijn dat de onderneming met een omstreden oorlogsverleden tobt. Toch verwacht niemand dat automobilisten na de publicatie van het boek de Shell-pompen zullen mijden.
Het belang van openheid zal het koningshuis zelf moeten inzien, want langs officiële weg - parlement of Hoge Raad - valt er niet veel te bereiken. Wat de buitenwereld overblijft, is druk uitoefenen; met kracht van argumenten betogen dat een grotere toegankelijkheid van het Koninklijk Huisarchief het hof uiteindelijk niet zal schaden. In tegenstelling tot wat het Kamerlid Kalsbeek betoogde, kan dat archief niet open genoeg zijn.