Anne Frank in mei 1942
een druilerige juniochtend staat er om half elf's morgens al een rij die zich om de hoek van de Prinsengracht slingert. Twee jonge Amerikanen bespreken de voordelen van de fiets boven de auto - in Amsterdam zijn er meer fietsen dan auto's, weet een van hen te vertellen - en de geneugten van de waterfiets. Verderop wordt in het Duits hevig gediscussieerd over de prijs die een straatverkoper tegenover het huis voor zijn armbanden vraagt.
Binnen worden de bezoekers via een reconstructie van het magazijn en de kantoren van het bedrijf van Otto Frank naar het in 1999 geconserveerde achterhuis geleid. Op weg naar de kamers van de gezinnen Frank en Van Pels en van de tandarts Fritz Pfeffer krijgen de bezoekers korte filmpjes over de dagelijkse gang van zaken in het kantoor en het achterhuis te zien. In de verschillende kamers staan vitrines met foto's en documenten en op de muren zijn citaten uit het dagboek geschilderd. Het achterhuis zelf bestaat uit kleine, bedompte kamers met wat meubels erin. In vergelijking met de documentatieruimte die zes jaar geleden aan het huis werden gebouwd, vallen ze bijna in het niet.
In het restaurant, dat tegelijkertijd met de documentatieruimte en de boekwinkel gebouwd werd, wordt de eerbiedige stilte die de bezoekers in het voor- en achterhuis in acht nemen, opgeheven. Hier is de sfeer niet anders dan op straat. Twee bejaarde Amerikanen willen weten welke ‘soda's’ verkrijgbaar zijn en een Franse heer vraagt aan een dame of ze slagroom op de appeltaart blieft. Voor de toiletten ontstaat een rij die in lengte niet onderdoet voor de colonne voor het huis.
Hoe moet je al die dagelijkse, futiele bezigheden interpreteren in een huis waarin alles met terugwerkende kracht een symbolische waarde gekregen heeft?
Als schrijfster wilde Anne Frank allerlei aspecten van het menselijke leven tot uitdrukking brengen; in haar dagboek speelt ze met de menselijke fenomenen die haar op dat moment ter beschikking staan. Ze gebruikte Peter van Pels, zoals Diski het omschrijft, ‘om op te oefenen’ voor het creëren van een romance. Werkelijkheid en creatie gaan in Anne's dagboek hand in hand.
In augustus 1944 won de werkelijkheid het van de creatie, terwijl die werkelijkheid, de jodenvervolging, zelf op de creatie van een verzonnen beeld van ‘de jood’ als vijand berustte. Tegenwoordig gebruiken we de creatie om de werkelijkheid aan de kaak te stellen en tegelijkertijd ver van ons bed te houden. Het ‘bundeltje tegenspraak’, zoals Anne Frank zichzelf op 1 augustus 1944 noemde, is uitgegroeid tot een berg van paradoxen, die ook zestig jaar na het einde van de oorlog niet opgelost kunnen zijn.