Kamerlid en echtgenoot
Perry heeft een mooi boek het licht doen zien. Hij schrijft bijzonder goed, en het boek is zeer fraai uitgegeven, met veel functionele illustraties. De tekeningen die De Stuers zelf heeft gemaakt, vormen een hoogtepunt. Is het ook een volledige biografie, voorzover een biografie überhaupt volledig kan zijn?
Om twee redenen moet die vraag ontkennend worden beantwoord. In 1901 werd De Stuers voor het kiesdistrict Weert in de Tweede Kamer gekozen. Hij nam toen ontslag als ambtenaar; tot aan zijn dood in 1916 zou hij Weert in de Kamer blijven vertegenwoordigen. Aan deze uiterst belangrijke levensfase wijdt Perry slechts een enkel slothoofdstuk. Die levensfase is zo belangrijk, omdat de Stuers allesbehalve een onopvallend Kamerlid was. Van de discipline in de katholieke Kamerclub trok hij zich weinig aan; hij maakte zijn eigen afwegingen. Speciaal was dat het geval ten aanzien van het koloniale beleid. Als enige Kamerlid van de drie christelijke partijen stelde hij het optreden van het Nederlands-Indische leger bij de ‘pacificatie’ van Atjeh, waarbij op grote schaal ook vrouwen en kinderen werden gedood, aan de kaak. Terecht verklaart Perry De Stuers' uitspraak over Nederlands fatsoen als natie ook op dit terrein van toepassing, maar voor het overige besteedt hij niet meer dan twee alinea's aan dit geruchtmakende politieke optreden van De Stuers.
De reden voor deze selectiviteit hoeft niet ver te worden gezocht: over De Stuers' activiteiten als Kamerlid bestaat al een boek, waarin ook ruime aandacht geschonken wordt aan zijn protest tegen de wreedheden bij de ‘pacificatie’ van Atjeh. Het gaat hier om J.A.C. Tillema's Victor de Stuers. Ideeën van een individualist, dat in 1982 verscheen. Perry noemt dit boek in zijn Inleiding wel, maar zegt niet met zoveel woorden dat hij daarom de levensfase na 1901 zeer kort zal behandelen, al doet hij dat dus wel. Het is de vraag of dit een verstandige afweging is geweest; wat was er op tegen om ook deze jaren een volwaardige behandeling te geven, waardoor er een complete biografie had kunnen ontstaan? In plaats daarvan concentreert Perry zich, in zijn eigen woorden, op ‘de voorkeuren en veronderstellingen, de intenties en het wereldbeeld achter een kwart eeuw kunstbeleid’, dat wil dus zeggen: op de periode 1875-1901.
Nog in een ander opzicht is dit geen complete biografie, al valt de schrijver op dit punt waarschijnlijk minder te verwijten. Over het persoonlijke leven van de volwassen De Stuers komen we bijzonder weinig te weten. Pas in het laatste hoofdstuk behandelt Perry De Stuers' huwelijk en de geboorte van diens dochtertje. Nu is dat begrijpelijk, want toen De Stuers in 1893 trouwde, was hij al bijna vijftig: ‘Jarenlang had hij een vrijgezellenbestaan geleid. “Juffrouw Kaatje” deed het huishouden en zorgde voor een hele menagerie van katten, kanaries en kaketoes.’ De vrouw van zijn keuze was de tien jaar jongere Aurélie Caroline gravin van Limburg Stirum, afkomstig uit de protestantse hoge adel. Perry