Het bombardement op Nijmegen, 22 februari 1944
de afgelopen zes dagen tweeduizend joden en tweehonderd zigeuners laten doodschieten.’
In deze caleidoscopische bundel passeren ook minder bekende aspecten van de Tweede Wereldoorlog de revue. Zo wordt aandacht besteed aan het feit dat de Amerikanen landgenoten van Japanse afkomst in kampen interneerden. Uit een brief van een Amerikaanse student van Japanse afkomst: ‘“De Japanners gaan weg, joepie, joepie!” schreeuwen een paar kindertjes verderop in de straat, maar niemand let op ze. Nou, ik moet naar de universiteit om de uitslag van mijn laatste tentamen op te halen, en ik zal nog maar net op tijd terug zijn om de laatste bus te halen. God, wat een toekomst om naar uit te zien, tussen al die Jappen leven!’ Ook het lot van de tot voor kort vrijwel onbekende ‘troostmeisjes’ in Nederlands-Indië wordt aangestipt: ‘Er is vandaag iets vreselijks gebeurd,’ schrijft een Nederlands meisje in 1944 in Semarang in haar dagboek. ‘Ze hebben acht meisjes meegenomen! Waarheen, waarvoor, dat hebben ze er niet bij verteld, maar men zegt dat ze in bars worden gezet of zoiets.’
De samenstellers wilden laten zien dat ‘de samenhang en de logica die wij achteraf in de oorlog menen te ontwaren, voor tijdgenoten afwezig was.’ Nu geldt dat voor sommige ooggetuigen meer dan voor andere, en kunnen wij bovendien slechts ten dele beoordelen hoe waardevast onze huidige samenhang en logica is. Een groter bezwaar is, dat de samenstellers hun selectiecriteria hiermee niet verantwoorden. Een thematische ordening, een keuze voor een specifieke groep mensen of een bepaald soort materiaal (bijvoorbeeld alleen ongepubliceerde bronnen) had de fragmenten meer samenhang gegeven. Op deze manier vormen de verhalen vooral een reeks treffende, vaak aangrijpende illustraties bij zes jaar wereldgeschiedenis.