daden ghedaen als dese, en heeft men sich naeuwlijcks aen mij ghekeert.’
De buit bestond hoofdzakelijk uit zilver, een beetje goud, indigo, suiker, huiden en zijde. De totale waarde van de Zilvervloot bedroeg 11.509.525 gulden. Dit bedrag werd verdeeld volgens de richtlijnen van de wic. Na aftrek van de gemaakte kosten, de schade, het deel voor de generaal-admiraal en het deel voor de officieren en bemanning, werd 10 procent van het netto bedrag, zo'n 700.000 gulden, geïnd door stadhouder Frederik Hendrik. Het deel voor generaal-admiraal Hein was slechts 6000 gulden. De held, die in materiële zin met een douceurtje was afgescheept, moest het vooral doen met de eer die hij kreeg door het kapen van de Zilvervloot. Held om het geld dat hij binnenbracht.
In 1629 trad Hein aan als Luitenant Generaal van de oorlogsvloot. Op zijn eerste missie ontdekte hij drie Oostender kapers, die hij met zijn schip de Groene Draeck achtervolgde. Hij legde zijn schip, net als in de Bahia, tussen de schepen van de Oostender-admiraal en vice-admiraal en bevocht beide schepen tegelijk, ondanks de tweemaal zo grote geschutskracht van de tegenstander. Hein werd getroffen door een kanonskogel. Zijn kapitein, Maarten Tromp, veroverde alsnog de twee kapers. Hein stierf een heldendood in gevecht met twee Oostender kapers, als admiraal en niet als kaper.
In Admiraal Zilvervloot vertelt Prud'homme van Reine over hoogtepunten van de vaderlandse geschiedenis. Hij laat zien wat Hein tot een belangrijke zeevaarder maakte, en waarom hij in Nederland niet om zijn echt grote daden geëerd werd. Maar wat niet duidelijk genoeg naar voren komt, is de persoonlijkheid van Piet Hein. Wat maakte hem tot een goede leider, waar haalde hij zijn heldhaftige doodsverachting vandaan, hoe bezielde hij zijn bemanning? Het beschikbare materiaal was blijkbaar voor een diepgravend psychologisch portret niet afdoende. Het geschetste beeld beklijft, maar helaas komt Prud'homme van Reine niet dicht genoeg bij Hein en zijn kwaliteiten als held: eerlijk en onvervaard in de strijd en daarmee een groot leider. Heel af en toe weet de biograaf iets op te merken over de ‘optimistische kijk’ van de admiraal, of dat hij waarschijnlijk groot gezag genoot. Iets meer psychologie, desnoods van de koude grond, had verhelderend kunnen zijn.
Ronald Prud'homme van Reine, Admiraal Zilvervloot: biografie van Piet Hein (Amsterdam, De Arbeiderspers 2003)