doopsgezind predikant en hoorde tot de groep Nederlanders die de oorspronkelijke idealen van de Franse Revolutie aanhingen. Groot was hun blijdschap toen Franse troepen in 1795 Amsterdam binnentrokken. Groter was hun teleurstelling toen bleek dat de revolutie in korte tijd in repressie ontaardde. Alle dromen van gelijkheid en broederschap leken in rook op te gaan. Veel van de oorspronkelijke aanhangers van de revolutie liepen over naar de bezetters of steunden, jaren later, de terugkomst van de Oranjes.
Zo niet Mietje Hulshoff. Na de dood van haar vader in 1795 zette zij zich in voor opbouw van de democratie. In 1804 schreef ze een brief aan de oud-patriot Samuel Wiselius, waarin ze hem voorstelde een pamflet te schrijven dat zij zou ondertekenen. Zo zou Wiselius buiten schot kunnen blijven. Of Wiselius het aanbod aannam, is niet duidelijk. In elk geval verscheen niet één, maar een aantal pamfletten, door Hulshoff uitgegeven en verspreid. Hulshoff werd al gauw gearresteerd, maar meteen weer vrijgelaten. De autoriteiten konden zich moeilijk voorstellen dat een vrouw uit zichzelf dergelijke acties bedacht kon hebben, laat staan dat zij zelf opruiende teksten geschreven had. (Van Mary Wollstonecraft hadden ze blijkbaar nog nooit gehoord) Men beschouwde Hulshoff liever als slachtoffer dan als dader.
Dit proces herhaalde zich. In 1806 verspreidde Hulshoff het geschrift Oproeping van het Bataafsche volk. Omdat ze een voorbeeld voor haar zwijgende medestanders wilde zijn, deed ze geen moeite haar identiteit te verbergen. Kort voordat ze zichzelf zou aangeven, werd ze ontvoerd, waarschijnlijk door vrienden van haar moeder. Maar ze ontsnapte en meldde zich bij de autoriteiten. Die weigerden haar te arresteren. Hulshoff schreef daarop een brief aan de schepenen, die haar alsnog vastzetten. Een rechtszaak werd voorbereid. Hulshoff verzocht de radicaal democraat Johan Valckenaer haar te verdedigen. Valckenaer riep de hulp in van Willem Bilderdijk. Maar Bilderdijk bleek niet genegen Hulshoff als een politieke gevangene vrij te pleiten. Hij schreef wel, voor veel geld, een verdedigingsgeschrift, maar daarin liet hij haar acties en haar ideeën buiten beschouwing en legde hij de nadruk op haar vermeende psychische labiliteit. Hij maakte van Hulshoff een onschuldige en onwetende vrouw, die men moeilijk serieus nemen kon. ‘En moet men’, schreef hij, ‘van een jong meisje - ongestudeerd en gene geleerde logica bezittende - meer vorderen dan men van lieden van studie en geleerdheid eist? Of aan haar ter misdaad rekenen dat zij uitdrukt wat zij voelt?’ Hulshoff besloot haar advocaten te ontslaan en zelf haar verdediging te voeren. Maar de spanning had haar ziek gemaakt en verhinderde haar te spreken. Ze verloor het proces. Het resultaat was twee jaar gevangenis op eigen kosten.
Zodra Hulshoff in 1809 vrijkwam, begon ze weer met het schrijven en verspreiden van pamfletten tegen de antidemocratische acties van de Franse bezetters. Ze kwam opnieuw voor de rechters en werd dit keer veroordeeld tot opsluiting voor onbepaalde tijd in het Kasteel van Woerden, waar politieke gevangenen opgesloten werden. Dit keer werkte ze mee aan een ontsnappingsplan, opgezet door vrienden en familie. Het plan slaagde en Wiselius bracht haar naar Rotterdam, van waaruit ze naar Engeland uitweek.
In 1810 ging het gerucht dat Hulshoff een plan voorbereidde om Napoleon bij