zijn, omdat zowel Vincent Gorter als Kees 't Hart hun uiterste best doen nieuw materiaal over Wolff en Deken te presenteren. Maar helaas berusten die nieuwe feiten zelden of nooit op concrete bronnen. 't Hart neemt nergens de moeite om zijn bronnen te verantwoorden. Zijn hoofdpersonage hanteert een onderzoeksmethode waarin wetenschap wedijvert met roddel en achterklap. En waar bronnen in de tekst worden genoemd (Dapper Vrouwenleven van Hendrika Ghijssen of de biografie van Buijnsters) blijft onduidelijk wat 't Hart en Gorter daaraan ontleenden. De nieuwe feiten over Gorters mogelijke nazaatschap van Caroline Victoire Ravanel, gezelschapsdame van kennissen van Wolff en Deken uit de tijd dat ze in Beverwijk woonden, zijn al net zo speculatief en flauw als zijn verwantschap met Herman Gorter.
Precies zoals Wolff en Deken met hun romans beoogden, levert Ter navolging aardige anekdotes op over het dagelijks leven aan het eind van de achttiende eeuw: het gebrek aan hygiëne, het reizen per koets, de kleinzielige tijdgeest, de bloederige massamoorden in het revolutionaire Frankrijk en nog veel meer. Maar veel duidelijkheid over hoe het zat met de orangisten, de patriottisten en het Pruisische leger verschaft Ter navolging niet. De scabreuze mailtjes van Gorter en zijn gekonkelfoes met feiten maken de verwarring over wat er eind achttiende eeuw gebeurde, alleen maar groter. Als de schrijfsters in 1797 vanuit het schilderachtige Trévoux terugkeren naar Den Haag, waar ze een pensioen voor Wolff denken te kunnen incasseren, zijn ze vrijwel bankroet en erg teleurgesteld in wat de Verlichting hun heeft gebracht. Ook daarover komt de lezer weinig aan de weet. Wat voor mensen waren ze, door wie of wat lieten ze zich inspireren? Hadden ze nu wel of geen lesbische verhouding? Ter navolging levert geen antwoorden, omdat 't Hart in de eerste plaats geboeid was door het fenomeen van de leuke jonge student die de vloer aanveegt met reputaties. Wolff en Deken blijven schimmige figuren die misschien, vermoedelijk, waarschijnlijk omgang hebben gehad met orangisten, patriottisten en schuinsmarcheerders.
De ordening van de verhaalstof schiet zowel voor een biografie als voor een roman tekort, doordat de genealogische kwesties, de netwerkverbindingen en de liefdesperikelen van Gorter het leven en welzijn van de vrouwen overschaduwen. Die verwarring wordt groter doordat het verhaal het ene moment in het postmoderne tijdperk speelt, en het andere moment in de jaren vijftig van de twintigste eeuw of aan het einde van de achttiende eeuw. Als vie romancée zal Ter navolging de geschiedenis evenmin in kunnen gaan, omdat er zoveel levens tegelijk op het spel staan. Behalve dat van de omstreden schrijfsters raakt de lezer vertrouwd met de amoureuze uitspattingen van Gorter, de moeilijkheden van zijn vader en de ellende van de dames en heren professoren.
De combinatie van historische, biografische en literaire invalshoeken hebben een boek opgeleverd dat tegelijkertijd virtuoos is en verwarrend, amusant en irritant, saai en opwindend. Als de auteur niet kon kiezen, wat moet de lezer dan?
Kees 't Hart, Ter navolging (Amsterdam, Querido 2004)