Autobiografie als microgeschiedenis
Het leven van een VOC matroos
Rudolf Dekker
Dat de Verenigde Oost-Indische Compagnie niet kon varen zonder Duitse boeren is bekend. Een voortdurende toestroom van buitenlanders was noodzakelijk om de bemanning van de schepen op peil te houden, temeer omdat veel opvarenden slechts een enkele reis maakten: ze stierven aan boord of bleven hangen in de Oost. De meest immigranten die aanmonsterden waren eenvoudige lieden, amper naar school gegaan, en vaak analfabeet. Soms namen ze dienst uit radeloosheid, soms waren ze verleid door mooie praatjes van wervers die Indië voorspiegelden als een paradijs, en de VOC als een goudmijn. De meeste waren jong en hadden hoogstens een korte carrière van mislukkingen achter de rug. Dat was ongeveer de achtergrond van George Naporra, een boerenzoon uit een Pruisisch dorpje die op reis ging naar Amsterdam om er als matroos zijn geluk te beproeven - maar niet helemaal. In elk geval had hij een behoorlijke educatie gehad. Hij was op zijn vijfde jaar naar school gestuurd en zijn vader vond dat hij door moest leren. Hij zat vier jaar op school, leerde Pools en Duits lezen en schrijven, rekenen en wat Latijn, en ging vervolgens nog een paar jaar naar Latijnse scholen in naburige stadjes. Maar verder leren, laat staan naar een universiteit gaan, was niets voor Naporra. Hij nam in plaats daarvan baantjes aan bij winkeliers en handelaars. Toen die niet bevielen of mislukten, besloot hij met een maat naar Amsterdam te reizen. Daar monsterde hij op 12 juli 1652 aan bij de VOC.
Naporra begon vol goede moed aan zijn VOC-carrière als matroos. Hij dacht dat het interessant en spannend zou worden, en in de verwachting veel te zullen beleven nam hij naast de bekende matrozenspullen (zoals bont gestreepte hemden, scheepsmutsen, halsdoeken en laarzen) ook inkt, pennen en papier mee. Hoewel het verboden was op schepen een journaal te schrijven, heeft Naporra dat toch heimelijk gedaan. Dat weten we omdat hij zijn dagboekaantekeningen later gebruikt heeft als basis voor een autobiografie. Dat handschrift is bewaard gebleven en werd in 1923 aangekocht door het Maritiem Museum Rotterdam. Daar werd het ontdekt door Roelof van Gelder, die het lastige Duitse handschrift ontcijferde en de tekst eerst gebruikte als een van de bronnen voor zijn proefschrift over Duitsers in dienst van de VOC en nu met dit boek een monografie aan Naporra en zijn autobiografie heeft gewijd. De tekst is bijzonder, want er zijn slechts weinig verslagen van matrozen bewaard gebleven en deze autobiografie is van een zeldzame gedetailleerdheid. Bovendien is het niet alleen een reisverslag, maar een echte autobiografie, vandaar dat we zoveel over zijn jeugd weten. Naporra