een negatieve kritiek, over positieve recensies is men doorgaans snel uitgepraat - wordt de moeizame verhouding tussen auteur en criticus veroorzaakt door een misverstand over het doel van de kritiek. Dat misverstand bestaat uit de gedachte dat de criticus er is voor de auteur, als klankbord, mentor, luis in de pels of wat dan ook. Er zijn ook critici die dat als hun taak zien, het zogenaamde ‘terugschrijven’, maar dat zijn niet de besten.
Een goede criticus werkt uitsluitend voor de lezers van zijn krant of tijdschrift. Hij probeert te beredeneren wat voor hen van belang is om over een boek te weten en dat probeert hij zo overtuigend mogelijk op te schrijven. In een dagblad komt dat al snel neer op de beantwoording van de eenvoudige vraag: moet ik dit boek kopen, of moet ik dit boek niet kopen? Ook al omdat de ruimte in de krant beperkt is, leidt dit vaak tot een voor de schrijver van een boek frustrerend beperkte aanpak. Jaren werk, honderden pagina's tekst worden teruggebracht tot een rijtje anekdotes en een oppervlakkig ogende aanprijzing.
De ‘biografische methode’ komt er zo in de krant bekaaid af. Dat lijkt misschien vreemd, maar daarbij is het goed te bedenken dat de biografie bij het maken van, bijvoorbeeld, de boekenbijlage van NRC Handelsblad geen specialisme is. Het recenseren van een biografie van Churchill is voor ons eerder een klus voor iemand met veel verstand van de Engelse en internationale politiek in de twintigste eeuw, dan voor, zeg, de biograaf van Multatuli.
Dat heeft deels een praktische achtergrond - voor een doorwrochte analyse van de biografische methode is nu eenmaal veel meer ruimte nodig dan de 1200 woorden die een biografierecensie in de krant meestal bevat - maar ook een inhoudelijke overweging. Ik geloof namelijk niet dat de algemene criteria voor het beoordelen van een biografie wezenlijk zouden verschillen van de criteria voor het beoordelen van een ander non-fictieboek. Het gaat steeds maar weer om de betrouwbaarheid van de gebruikte bronnen, de vindingrijkheid in het onderzoek, de leesbaarheid, de aanwezigheid en de overtuigingskracht van de visie van de auteur op zijn onderwerp. In de uitnodigingsbrief voor dit symposium staat, kennelijk met spijt, dat journalisten vooral op zoek zijn naar nieuwsfeiten - en dat is waar. Het is volgens mij ook niet erg: nieuwe kennis over een persoon lijkt mij een van de belangrijkste doelen van een biografie. In ieder geval zal niemand tevreden zijn met een biografie waar niets nieuws in staat.
De voor de biografen van ‘mindere goden’ vervelende situatie dat boeken meer aandacht krijgen naar mate hun onderwerp belangrijker is, lijkt mij niet meer dan terecht. Een deel van het belang van een boek schuilt nu eenmaal in het belang van het onderwerp. Dat is voor biografen van ‘belangrijke’ mensen vaak geen onverdeeld genoegen. Hans Visser, Hans van Straten en Gerard Bes kunnen erover meepraten - die zijn door de critici ongenadig hard aangepakt, harder dan wanneer zij niet over Vestdijk, Hermans en Lodeizen, maar over tweederangs auteurs hadden geschreven.
Dat in er in NRC Handelsblad wel een aparte rubriek voor biografieën bestaat is wat dat betreft misschien misleidend. Die bestaat vooral omdat wij menen te weten dat biografierecensies graag worden gelezen - juist omdat ze over levende mensen gaan en niet over literaire theorie, internationale verhoudingen of het ietsisme. Dat leidt met zekere regel-