Vlnr: Willen Mengelberg, Cornelis Dopper en Rudolf Mengelberg
zettingen. Tussen 1890 en 1910 schreef hij veel kamermuziek en een groot aantal liederen. In 1892 verhuisde hij van zijn geboortestad Zutphen naar Oostenrijk, waar hij bijna tot aan het eind van zijn leven woonde en werkte. Na 1910 was hij vooral actief als operacomponist. Zijn opera
Die Schneider von Schönau oogstte bij de première in 1916 in Dresden groot succes en werd na de Eerste Wereldoorlog nog vele malen opgevoerd in de Duitssprekende landen. In zijn laatste levensjaren nam zijn muziek af in kwantiteit en volgens velen - onder wie Ten Bokum - ook in kwaliteit.
Brandts Buys was als componist geen nieuwlichter. Debussy en Schönberg waren aan hem niet besteed. Over Ravels Sonate voor cello en viool verklaarde hij: ‘Erg veel foute noten, maar desondanks een geslaagd werk.’ Zoals uit de muziekvoorbeelden in het boek, de globale typeringen van Ten Bokum en de enkele uitvoeringen op lp en cd is op te maken, lijkt zijn muziek geworteld in Mendelssohn, de late Schumann en de rijpe Brahms, aangevuld met enkele eigentijdse tinten van Bruch en Pfitzner. Hij mist Strauss' hang naar coquetterie, evenals de drang naar een explosieve onthulling van het beest in de mens, zoals Schönberg die bezat. Zijn Romantische serenade voor strijkkwartet is een soort zachtaardige broertje van Schönbergs romantische Verklärte Nacht. Het bevat weliswaar een vleugje exotiek, maar mist de invloed van de toenmalige Franse en Russische muziek. De Eerste Wereldoorlog maakte een einde van de suprematie van de Duitsburgerlijke negentiende-eeuwse cultuur waarin Brandts Buys leefde. Reactionair was hij na de Eerste Wereldoorlog wel als componist, maar niet wat zijn politieke opvattingen betreft. Over moderne muziek was hij even kritisch als over het opkomende nationaal-socialisme.
Cornelis Dopper (1870-1939) had een vergelijkbare levensloop. Ook hij werd geboren in een cultureel gat (Stadskanaal), studeerde in wat destijds ook een gat was (Utrecht), zocht zijn heil in het toenmalige Mekka van het componeren (Duitsland), schreef voornamelijk piano- en kamermuziek, maar componeerde het liefst opera's. Ook hij had soms moeite zijn werk aan de man te brengen, maar hij verzon een andere oplossing dan Brandts Buys: hij concentreerde zich op het dirigeren. Van 1906 tot 1908 reisde hij in de Verenigde Staten als dirigent met een operagezelschap mee en in 1908 werd hij tot tweede dirigent van het Concertgebouworkest benoemd. Dat laatste betekende niet alleen dat hij zelf sommige concerten dirigeerde, maar ook dat hij het orkest inzeepte voor de chef-dirigent Willem Mengelberg. Hoewel het hem niet aan persoonlijkheid ontbrak, stond hij de rest van zijn leven in de schaduw van de beroemde chefdirigent.
Door zijn positie kreeg Dopper gelukkig ook de kans zijn eigen werken uit te voeren. Tussen 1908 en 1920 waren zijn groots opgezette symfonieën diverse malen in Amsterdam te horen. In 1931 werd hij met pensioen gestuurd.