verteller’ is geweest, met wie Cornelissen ‘tientallen gesprekken’ heeft gevoerd.
Een enkele keer laat Igor Cornelissen doorschemeren dat Zwart niet alleen uit tegendraadsheid, maar vooral vanuit een gevoel voor rechtvaardigheid altijd dwarslag en bezig was actie te voeren. Daarbij was Zwart, zo lezen we hier en daar, een vergevingsgezinde, goedlachse en innemende man. ‘Het leven boeide hem geweldig en hij vermaakte er zich permanent mee,’ schrijft Cornelissen aan het einde van zijn boek. Toch nog een verklaring, maar zo terloops en tegelijk zo onverwachts, dat het bijna een stijlbreuk is. Bovendien maakt het des te raadselachtiger wat Zwart toch te zoeken had bij die rancuneuze racisten en verzuurde holocaustontkenners rond de zwarte weduwe.
Zo kan men in dit boek wel lezen wat Zwart gedaan heeft, maar niet wie hij was. Dat Cornelissen er niet in is geslaagd zijn hoofdpersoon te doorgronden, heeft hij zelf trouwens ook wel in de gaten gehad, getuige de ondertitel: ‘de geheimzinnigste man van Nederland’. Dat neemt niet weg dat hij op z'n minst een poging had moeten doen. Een bijkomend probleem is dat de biografie nogal stroef geschreven is - in dat opzicht blijft zij ver achter bij Cornelissens vorige boeken - en niet altijd logisch is opgebouwd.
De ondertitel staat overigens ook in verband met een andere leemte in dit boek: de geschiedenis van Zwarts spionageactiviteiten. Hoewel Zwart altijd in verband werd gebracht met uiteenlopende geheime diensten, waaraan ook Cornelissen met zekere regelmaat refereert, wordt dat nergens uitgewerkt. Dat wordt nog gekker als we lezen dat Zwart, altijd krap bij kas, in 1967 per vliegtuig de hele wereld rondreisde, zeker in die tijd een onbetaalbare aangelegenheid. Waarom deed hij dat, en vooral: hoe? Een relatie met spionageactiviteiten ligt voor de hand, maar Cornelissen gaat daar verder niet op in. Ondanks deze aanmerkingen is Alleen tegen de wereld. Joop Zwart, de geheimzinnigste man van Nederland een belangwekkend boek. Dat is aan het onderwerp te danken - iemand als Zwart kan gewoon geen vervelende biografie opleveren - maar ook aan Cornelissen: hoewel hij tekortgeschiet waar het om de persoonlijke kanten van Zwart gaat, daar heeft hij de politiek-maatschappelijke achtergronden wel goed beschreven. Het sterkste deel, ook in stilistisch opzicht, is het hoofdstuk over de jaren die Zwart in Berlijn doorbracht. Daar hield hij zich onder andere in opdracht van de Nederlandse regering bezig met het verzamelen van gegevens over Nederlanders die niet uit de concentratiekampen waren teruggekeerd. Het was een van de weinige keren dat Zwart ergens een rol van betekenis heeft gespeeld. Voor het overige is hij een randfiguur gebleven, en ook dat komt in dit boek heel goed naar voren.
Joop Zwart, Alleen tegen de wereld: Joop Zwart, de geheimzinnigste man van Nederland (Amsterdam, Nijgh en Van Ditmar 2003)